Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaardingen van 1 november 2019;
- de akte overlegging bewijs betekening dagvaarding buitenland alsmede overlegging van de Engelse vertaling, met producties;
- de akte overlegging producties van Gudri;
- de incidentele conclusies van eis voor alle weren op grond van artikel 224 Rv en op grond van artikel 843a Rv tevens conclusie van antwoord in hoofdzaak van Bracht c.s., met producties;
- de conclusie van antwoord in het art. 224 en 843a Rv-incident, met productie.
2..Het geschil in het incident op grond van artikel 224 Rv
3..De beoordeling in het incident op grond van artikel 224 Rv
one-ship company, met als enige vermogensbestanddeel de sleepboot “ [naam sleepboot] ”, welke bij Bracht c.s. was verzekerd tegen onder meer
total loss. Deze sleepboot is op 5 november 2013 gekapseisd en vergaan. Na het verlies van de sleepboot is Gudri een lege vennootschap geworden, met als enige vermogensbestanddeel de claim tegen Bracht c.s. in de hoofdzaak. Een zekerheidstelling zou Gudri daarom belemmeren in de effectieve toegang tot de rechter. Gudri heeft ter onderbouwing van haar stelling een verklaring overgelegd van de heer [naam persoon] , algemeen directeur van Jampur International Fze (hierna: Jampur), de scheepsmanager van de “ [naam sleepboot] ”. De heer [naam persoon] heeft onder meer het volgende verklaard:
total lossvan het enige vermogensbestanddeel van verzekerde moet het immers mogelijk zijn voor verzekerde om aanspraak te kunnen maken op de verzekeringspenningen, en daartoe toegang te krijgen tot de bevoegde rechter, aldus nog steeds Gudri.
4..De beslissing
14 oktober 2020voor partijberaad als bedoeld in artikel 2.16 van het Landelijk procesreglement.