ECLI:NL:RBROT:2020:872

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
5 februari 2020
Zaaknummer
ROT 19/3720
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep in bestuursrechtelijke procedure na faillissement

Op 7 februari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Commerciële Omroep Exploitatie Zuid-Holland (Scoezh) en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat. Scoezh had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris met betrekking tot de bekendmaking van de veiling van kavels. De rechtbank oordeelde dat Scoezh, die sinds 5 juli 2018 in staat van faillissement verkeert, geen verzoek had ingediend om de curator op te roepen tot overneming van het geding. Hierdoor waren de relevante artikelen van de Faillissementswet niet van toepassing. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om ambtshalve de curator op te roepen.

De rechtbank overwoog verder dat het beroep van Scoezh kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat de intrekking van de vergunning voor kavel B05 onherroepelijk was en er geen belang meer bestond bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waaruit bleek dat Scoezh geen rechtstreeks belang had bij de aangevochten besluiten. De rechtbank concludeerde dat, zelfs als de curator het beroep zou willen overnemen, het beroep niet-ontvankelijk zou zijn.

De rechtbank besloot uiteindelijk het beroep van Scoezh niet-ontvankelijk te verklaren en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd gedaan door mr. A.C. Rop, in aanwezigheid van griffier mr. R. Stijnen, en is openbaar gemaakt op 7 februari 2020.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/3720
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2020 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

Stichting Commerciële Omroep Exploitatie Zuid-Holland (Scoezh), te Zevenhuizen (Zuid-Holland),

en

de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (verweerder).

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 25 juli 2019 beroep ingesteld tegen het besluit bekendmaking veiling kavels B05, B28, B29 en B34 van verweerder van 17 juli 2019 (het bestreden besluit).

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Omdat Scoezh met ingang van 5 juli 2018 in staat van faillissement is verklaard, is artikel 8:22, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met de artikelen 25, 27 en 31 van de Faillissementswet (Fw) van toepassing.
3. Uit artikel 25, eerste lid, van de Fw volgt dat rechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen tot de failliete boedel behorende ten onderwerp hebben, zowel tegen als door de curator worden ingesteld.
Artikel 27 van de Fw luidt:
“1. Indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig en door de schuldenaar ingesteld is, wordt het geding ten verzoeke van de verweerder geschorst, ten einde deze gelegenheid te geven, binnen een door de rechter te bepalen termijn, de curator tot overneming van het geding op te roepen.
2. Zo deze aan die oproeping geen gevolg geeft, heeft de verweerder het recht ontslag van de instantie te vragen; bij gebreke daarvan kan het geding tussen de gefailleerde en de verweerder worden voortgezet, buiten bezwaar van de boedel.
3. Ook zonder opgeroepen te zijn, is de curator bevoegd het proces te allen tijde over te nemen en de gefailleerde buiten het geding te doen stellen.”
4. Verweerder heeft de rechtbank niet verzocht hem een termijn te bieden om de curator tot overneming van het geding op te roepen, zodat artikel 27, eerste en tweede lid, van de Fw niet van toepassing zijn, terwijl de rechtbank op grond van het hierna volgende geen aanleiding ziet om ambtshalve de curator op de voet van artikel 27, derde lid, van de Fw in de gelegenheid te stellen het geding over te nemen.
5. Verweerder heeft in zijn verweerschrift de rechtbank onder meer verzocht om het beroep van Scoezh vereenvoudigd af te doen en dat niet-ontvankelijk te verklaren. Verweerder heeft daarbij onder meer gewezen op een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (het College) van 3 september 2019 (zaaknummer 19/198). Die uitspraak ziet op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank van 20 december 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:10811) waarbij het beroep van Scoezh tegen een vijftal besluiten van verweerder, waaronder de intrekking van de vergunning van Scoezh voor kavel B05, niet-ontvankelijk is verklaard wegens ontslag van instantie. In hoger beroep heeft het College geoordeeld dat Youtoo Holding B.V. (Youtoo) en [naam] geen rechtstreeks belang hebben bij de in eerste aanleg aangevallen besluiten en daarom niet tot het geding kunnen worden toegelaten. Voorts is door het College geoordeeld dat de door Scoezh genoemde Machtigingsrichtlijn en Kaderrichtlijn geen inhoudelijke beoordeling van het geschil garanderen, maar een rechterlijke toetsing. Het College heeft het (hoger) beroep kennelijk ongegrond verklaard. Tegen die uitspraak is geen verzet gedaan.
6. Door Scoezh is in beroep aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel omdat er nog een vijftal procedures (lees: een procedure tegen vijf besluiten) liep. Die procedure is met voornoemde uitspraak van het CBb ten einde gekomen. De intrekking van de vergunning van Scoezh voor kavel B05 is onherroepelijk.
Niet gebleken is dat Scoezh nog belang heeft bij beoordeling van haar beroep. Dat moet daarom bij gebrek aan belang niet-ontvankelijk worden verklaard. Indien de curator het beroep zou willen overnemen – wat niet in de rede ligt (gelet op de omstandigheid dat de curator, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, de procedure die heeft geleid tot voornoemde uitspraak van de rechtbank van 20 december 2018 niet heeft overgenomen) – zou het beroep hetzelfde lot treffen.
7. In de brief van Scoezh van 25 augustus 2019 is dezelfde grond als die in de brief van 25 juli 2019 geformuleerd, maar nu namens Youtoo. Youtoo heeft echter geen beroep ingesteld zodat reeds daarom niet aan beoordeling van die grond wordt toegekomen.
8. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 7 februari 2020.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.