9.2De politie in Rotterdam heeft op 3 september 2020 verzoeksters woning betreden. In de woning waren aanwezig de dochter, haar vriend en nog een andere man. In de woning zijn een mes en een zaklamp met een taserfunctie aangetroffen. Het mes en de zaklamp zaten in de tas van de dochter. In een kledingkast in de slaapkamer van de dochter is een kogelpatroon gevonden. Verder zijn in een sporttas onder de kapstok een grote dolk en een machete gevonden. Daarnaast is er op straat, onder het balkon van de woning, een vuurwapen aangetroffen. De vriend van de dochter heeft verklaard dat hij deze naar buiten heeft gegooid, toen de politie op de deur bonkte. Daarnaast blijkt dat er in juni en augustus 2020 oproepen op social media zijn gedaan om de dochter en haar vriend tegen betaling neer te steken.
10. Verweerder heeft naar aanleiding van de rapportage van de politie besloten om de woning te sluiten voor de duur van een maand. Verzoekster is het niet eens met de sluiting. Dit is waar het in deze zaak over gaat.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
11. Verweerder is bevoegd om de woning te sluiten als er sprake is van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. De voorzieningenrechter kan dit criterium slechts terughoudend toetsen.
12. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie komt naar voren dat kort na het overlijden van de jongen op de Pier in Scheveningen meerdere bedreigingen zijn geuit op social media richting de dochter. Volgens de politie wordt er gezegd dat de dochter mogelijk iets te maken zou hebben met het overlijden van deze jongen. Daarbij wordt haar naam genoemd, zijn er foto’s van haar op internet geplaatst en is ook haar adres vermeld. Ook wordt er een ‘beloning’ uitgeloofd aan de persoon die haar iets aandoet. Daarnaast wordt zij op social media gelinkt aan haar vriend, wordt vermeld dat hij vaak bij haar thuis is en wordt hij ook op social media bedreigd naar aanleiding van het incident in Scheveningen. Op zijn social media account staat vervolgens weer een filmpje waarbij de moeder van een andere rapper wordt bedreigd.
De voorzieningenrechter maakt uit de rapportage op dat de dochter en haar vriend deze dreigementen niet heel serieus nemen. Mogelijk komt dit omdat er in de drillrapscene wel vaker dreigementen worden geuit en dit er kennelijk een beetje bij hoort. Het probleem is dat zo’n onenigheid in de drillrapscene gigantisch uit de hand kan lopen, waarbij het recente verleden heeft aangetoond dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen. In dit geval wordt de dochter gelinkt aan een dodelijk slachtoffer, zijn er bij de politie aanwijzingen binnengekomen dat deze onenigheid in de drillrapscene ook daadwerkelijk zou worden uitgevochten en wordt het adres van de dochter (en dus het adres van verzoekster) op social media gedeeld. Met name het delen van verzoeksters adres op social media vindt de voorzieningenrechter erg verontrustend. Daarbij komt dat er tot twee keer toe (in juni en in augustus 2020) wapens zijn aangetroffen in verzoeksters woning. De aanwezigheid van wapens vergroot de kans op een incident met fatale gevolgen.
Dit alles bij elkaar maakt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er sprake is van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden.
Proportionaliteit en subsidiariteit
13. Uit de parlementaire geschiedeniskan worden afgeleid dat verweerder bij het geven van een noodbevel altijd de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht moet nemen. Met andere woorden, het geven van een noodbevel is pas aan de orde wanneer gewone middelen niet voorhanden of toereikend zijn (subsidiariteit). Verder mogen de genomen maatregelen niet ingrijpender zijn dan nodig om het gevaar te beperken (proportionaliteit). Gelet op de inbreuk die het bestreden besluit maakt op de grondrechten van verzoekster, dient een afweging gemaakt te worden tussen enerzijds de bescherming van het algemeen belang en anderzijds verzoeksters belang bij het weer kunnen betrekken van haar woning.
14. Verzoekster heeft aangevoerd dat sluiting van de woning een heel zwaar middel is en dat er voldoende alternatieven zijn, zoals beveiliging van de woning, cameratoezicht of extra surveillance.
15. Verweerder heeft tijdens de zitting uitgelegd dat de door verzoekster genoemde alternatieven niet toereikend zijn om de veiligheid te waarborgen. Bij cameratoezicht kan alleen achteraf op camerabeelden worden gezien wie er bij de woning zijn geweest. Als preventieve maatregel biedt dit echter onvoldoende bescherming. Ook extra beveiliging bij de woning of een extra rondje surveillance zijn volgens verweerder onvoldoende om de veiligheid in de buurt van de woning ook daadwerkelijk te kunnen waarborgen. Zo bestaat de mogelijkheid dat eventuele acties richting de woning van verzoekster worden afgestemd op de handelwijze van de politie.
De voorzieningenrechter kan verweerder hierin volgen. Door de woning te sluiten – wat zichtbaar is door een rode sticker die op de deur is geplakt – wordt de aantrekkingskracht van de woning op mensen uit de drillrapscene verminderd. De voorzieningenrechter vindt daarom dat er met de sluiting vooralsnog wordt voldaan aan het beginsel van subsidiariteit.
16. De voorzieningenrechter begrijpt dat de woningsluiting voor verzoekster grote gevolgen heeft. Het is heel ingrijpend om de veilige en stabiele omgeving van een woning te verliezen en dat geldt in het bijzonder voor de situatie waarin verzoekster zit. Zij heeft niets te maken met de drillrapscene, maar draagt de gevolgen van de keuzes die haar dochter en de vriend van haar dochter hebben gemaakt. De problemen die verzoekster naar voren heeft gebracht, zijn dan ook zeer invoelbaar.
Gelet op de ernst van de dreiging is de voorzieningenrechter echter van oordeel dat verweerder het algemeen belang heeft kunnen laten prevaleren boven het persoonlijk belang van verzoekster. Om het noodbevel niet ingrijpender te laten zijn dan in de gegeven situatie noodzakelijk is, heeft verweerder ervoor gekozen om de woning slechts voor beperkte duur te sluiten. De voorzieningenrechter vindt dat hiermee vooralsnog is voldaan aan het vereiste van proportionaliteit.
17. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er op dit moment geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.