ECLI:NL:RBROT:2020:8595

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
C/10/594669 / FA RK 20-2521
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg

Op 22 april 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, op verzoek van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het verzoekschrift van het CIZ was ingekomen op 9 april 2020, vergezeld van relevante bijlagen, waaronder een indicatiebesluit en een medische verklaring. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag zijn de cliënt, haar advocaat, een casemanager en familieleden gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, met als gevolg ernstig nadeel, waaronder ernstige psychische schade en verwaarlozing. De echtgenoot van de cliënt kan de benodigde zorg niet langer bieden, wat de noodzaak voor opname en verblijf onderstreept. Ondanks het verzet van de cliënt tegen opname, oordeelde de rechtbank dat aan de wettelijke criteria voor een rechterlijke machtiging was voldaan. De rechtbank verleende de machtiging voor een periode van zes maanden, tot en met 22 oktober 2020, en wees het verzoek van de advocaat om de machtiging voor slechts twee maanden te verlenen af. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.C. van Dijkhuizen en schriftelijk uitgewerkt op 29 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/594669 / FA RK 20-2521
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 22 april 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het Centrum Indicatiestelling Zorg,hierna: CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende te [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
advocaat mr. L.A. Middelkoop te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 9 april 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 1 oktober 2019;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam 1] , arts, specialist ouderengeneeskunde, van 13 maart 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 9 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 april 2020.
Bij die gelegenheid zijn (conform de Tijdelijke regeling F&J rechtbanken i.v.m. corona) telefonisch gehoord:
 cliënt met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam 2] , casemanager, verbonden aan Aafje;
 de echtgenoot en zoon van cliënt.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van haar psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten een uitgebreide neurocognitieve stoornis, mogelijk van het Alzheimertype.
2.3.
Deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Het ernstig nadeel is gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
 ernstige psychische schade;
 ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang;
 de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van andere oproept.
Cliënt woont samen met haar echtgenoot en zij is reeds enkele jaren hulpbehoevend gezien haar ziektebeeld. Haar echtgenoot is degene die de nodige hulp biedt. De laatste periode is steeds meer zorg nodig. De echtgenoot van cliënt kan deze zorg, mede gezien zijn leeftijd, niet meer aan. Naast het feit dat cliënt hulp nodig heeft met aankleden en met de persoonlijke verzorging, is ook op de meest onverwachte momenten zorg nodig. Echtgenoot heeft ter zitting verklaard dat cliënt in de nachten wakker wordt en dat zij aangeeft een wandeling te willen maken. Het is voor echtgenoot dan erg lastig om haar weer in bed te krijgen. De zoon van het echtpaar probeert in deze situaties ook te helpen, maar dat is gezien zijn werk niet vol te houden. Cliënt is daarnaast wankel ter been, waardoor echtgenoot genoodzaakt is om extra op cliënt te letten. Bovendien valt cliënt regelmatig uit tegen haar echtgenoot, waardoor fysieke agressie in de thuissituatie op de loer ligt.
De advocaat van cliënt betwist bovenstaand ernstig nadeel, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om aan genoemde omstandigheden te twijfelen. Er is ook niet onderbouwd waarom getwijfeld zou moeten worden aan het beeld dat de echtgenoot, zoon en casemanager schetsen. De situatie die in de medische verklaring staat beschreven is daarnaast tijdens de zitting door alle aanwezigen voldoende toegelicht. Het toestandsbeeld van cliënt is bovendien sinds het opstellen van de medische verklaring verslechterd.
2.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.6.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. Tijdens de mondelinge behandeling heeft cliënt verklaard dat de vraag of verplichte zorg nodig is een zaak is tussen haar en haar echtgenoot, en niemand anders. De rechtbank merkt deze verklaring aan als verzet tegen opname en het verblijf.
2.7.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd.
De rechtbank ziet geen aanleiding de machtiging te verlenen voor een periode van twee maanden in plaats van de maximale verzochte duur van zes maanden, zoals door de advocaat bepleit. Het is namelijk niet te verwachten dat, nu het ernstig nadeel en de stoornis van cliënt vaststaan, de situatie zal verbeteren over twee maanden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van [naam cliënt] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 22 oktober 2020.
Deze beschikking is op 22 april 2020 mondeling gegeven door mr. M.C. van Dijkhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van V. Merkouris, griffier, en op 29 april 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.