ECLI:NL:RBROT:2020:8588

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
C/10/597231 / FA RK 20-3718
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie

Op 28 mei 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in Suriname, die thans verblijft in Antes. De officier van justitie had op 27 mei 2020 een verzoekschrift ingediend om de op 26 mei 2020 opgelegde crisismaatregel voort te zetten. Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende personen gehoord, waaronder de betrokkene en haar advocaat, maar de officier was niet aanwezig omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel, als gevolg van een psychische stoornis en een herseninfarct. De rechtbank oordeelde dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die een geldigheidsduur heeft van drie weken. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 4 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597231 / FA RK 20-3718
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 28 mei 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] , Suriname,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Antes te [verblijfadres betrokkene] , [verblijfplaats betrokkene] ,
advocaat mr. M.H. de Lange te Vlaardingen.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 27 mei 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 26 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 26 mei 2020;
 de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van 26 mei 2020;
 de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
 de strafvorderlijke- en justitiële gegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 mei 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met haar hierboven genoemde advocaat;
 [naam 2] , psychiater, verbonden aan Antes;
 [naam 3] . de zoon van betrokkene.
1.3.
De officier is niet ter zitting telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Criteria crisismachtiging
2.1.1.
Op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz kan de rechter op verzoek van de officier met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen, indien de burgemeester ten aanzien van deze betrokkene op grond van artikel 7:1 Wvggz een crisismaatregel heeft genomen.
2.1.2.
Gelet op artikel 7:1 lid 1 Wvggz kan deze machtiging slechts worden verleend indien er onmiddellijk dreigend nadeel is, er een ernstig vermoeden bestaan dat het gedrag van betrokkene als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend nadeel veroorzaakt en met de crisismaatregel het ernstige nadeel kan worden weggenomen. Daarnaast is de crisissituatie dermate ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht en is er verzet als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen de zorg.
2.1.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
 levensgevaar;
 ernstig lichamelijk letsel;
 ernstige psychische schade.
2.1.4.
Betrokkene is in het verleden eerder in behandeling geweest voor haar depressieve stoornis. Zij lijdt aan diabetes en de laatste periode heeft zij zich verwaarloosd en niet de benodigde medicatie ingenomen. In april is betrokkene halfzijdig verlamd geraakt na een herseninfarct. De psychiater verklaart ter zitting dat de depressieve stoornis en de gevolgen van haar herseninfarct in elkaar overlopen. Dat zorgt voor een complex ziektebeeld en er wordt gedacht aan een ECT-behandeling. Hoewel een dergelijke behandeling pas na drie maanden na het infarct kan worden gestart, en daarom nu niet aan de orde is, merkt de rechtbank op dat de zoon van betrokkene bedenkingen hiertegen naar voren heeft gebracht tijdens de mondelinge behandeling.
Betrokkene heeft verder de afgelopen twee weken nauwelijks gegeten of gedronken, waardoor het risico op overlijden groot is volgens de psychiater. Daarnaast communiceert betrokkene niet tot nauwelijks en is zij erg wisselend over de medicatie.
2.1.5.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een depressieve stoornis in combinatie met een neurocognitieve stoornis als gevolg van een herseninfarct.
2.1.6.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.2.
Verplichte zorg
2.2.1.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
 het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
 het beperken van de bewegingsvrijheid;
 het opnemen in een accommodatie.
2.2.2.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd. Verder oordeelt de rechtbank wat betreft de samenloop van de verplichte vormen van zorg en de huisregels als volgt. Nu in de accommodatie bepaalde huisregels gelden en ‘opname in een accommodatie’ als verplichte vorm van zorg wordt opgelegd houdt dat in dat betrokkene zich heeft te conformeren aan de huisregels van de accommodatie. Slechts in bijzondere situaties kan het nodig zijn om verplichte vormen van zorg toe te wijzen die ook in de huisregels staan. Te denken valt aan situaties waarbij de huisregels niet voldoende specifiek zijn en de verplichte vormen van verplichte zorg dat wel zijn. Daarvan is nu niet gebleken.
2.2.3.
Betrokkene verzet zich tegen deze zorg. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.2.4.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.3.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.2.1. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 18 juni 2020;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 28 mei 2020 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van V. Merkouris, griffier, en op 4 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.