ECLI:NL:RBROT:2020:8587

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
C/10/597536 / FA RK 20-3872
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren op een onbekende datum en woonachtig op een onbekend adres. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 2 juni 2020 een verzoekschrift ingediend voor de voortzetting van de op 30 mei 2020 opgelegde crisismaatregel. Dit verzoek was onderbouwd met een afschrift van de eerdere beslissing, een medische verklaring van een psychiater, en relevante politiegegevens. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn de betrokkene en haar advocaat, alsook twee zorgprofessionals van GGZ Delfland gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder ernstige immateriële schade en gevaar voor de veiligheid van anderen. De betrokkene was eerder verbaal en fysiek agressief geweest, wat leidde tot haar opname in een beveiligde kamer. Ondanks verbeteringen in haar toestand, was er nog steeds een risico op terugval, vooral gezien haar onregelmatige medicatie-inname. De rechtbank oordeelde dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.

De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, waarbij verplichte zorg werd opgelegd, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank wees echter enkele door de officier verzochte vormen van zorg af, omdat deze niet voldoende gemotiveerd waren. De machtiging geldt tot en met 25 juni 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en schriftelijk uitgewerkt op 11 juni 2020. Tegen deze beschikking staat cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/597536 / FA RK 20-3872
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 4 juni 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in GGZ Delfland te [verblijfadres betrokkene] , [verblijfplaats betrokkene] ,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 juni 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 30 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 30 mei 2020;
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van 30 mei 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
 [naam 2] , coassistent, en [naam 3] , psychiater, beiden verbonden aan GGZ Delfland.
1.3.
De officier is niet ter zitting telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op:
  • ernstige immateriële schade;
  • de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
  • de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
2.2.
Ter toelichting op het ernstige nadeel wordt het volgende overwogen. Betrokkene is opgenomen met een crisismaatregel na een escalatie in de thuissfeer. Betrokkene was verbaal en fysiek agressief tegen haar dochter. Politieassistentie was daarnaast nodig om betrokkene naar de kliniek te brengen. Daarop is zij geplaatst in een beveiligde kamer. Inmiddels is het toestandsbeeld van betrokkene verbeterd en verblijft zij niet meer op de beveiligde kamer, maar de manie is nog wel aanwezig volgens de behandelaren. Vermoed wordt dat betrokkene thuis haar medicatie niet innam op de voorgeschreven wijze, waardoor zij uiteindelijk is gedecompenseerd. De coassistent en de psychiater hebben verklaard dat gevreesd wordt dat betrokkene opnieuw onmiddellijk dreigend ernstig nadeel zal veroorzaken, indien zij terugkeert naar huis. De symptomen van de manie worden namelijk nog gezien en er bestaat onzekerheid over de werking van de medicatie, omdat er nog geen bloedspiegel is.
2.3.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een manische psychose in het kader van een bipolaire stoornis.
2.4.
De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.5.
Op basis van de medische verklaring en de mondelinge behandeling, acht de rechtbank de volgende in de crisismaatregel genomen vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.6.
De onderstaande door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden niet toegewezen:
  • het toedienen van vocht en voeding;
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het onderzoek aan kleding of lichaam;
  • het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedragsbeïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het controleren op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
  • het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.
De noodzakelijkheid is namelijk niet (afdoende) gemotiveerd en de behandelaar heeft ter zitting gemotiveerd verklaard dat deze vormen van zorg niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.7.
De advocaat van betrokkene bepleit dat betrokkene geen verzet vertoont tegen het innemen van medicatie. De rechtbank volgt dit verweer niet. Hoewel betrokkene op dit moment medicatie inneemt en voornemens is te blijven doen, hebben de coassistent en de psychiater verklaard dat geen sprake is van een consistente behandelingswens. Er is dus geen sprake van een voldoend doorleefde wil. Betrokkene verzet zich daarom tegen deze zorg. Er zijn verder geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.5. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 25 juni 2020;
3.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 4 juni 2020 mondeling gegeven door mr. L.R. Prins, rechter, in tegenwoordigheid van V. Merkouris, griffier, en op 11 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.