Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren op een onbekende datum en woonachtig op een onbekend adres. De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam had op 2 juni 2020 een verzoekschrift ingediend voor de voortzetting van de op 30 mei 2020 opgelegde crisismaatregel. Dit verzoek was onderbouwd met een afschrift van de eerdere beslissing, een medische verklaring van een psychiater, en relevante politiegegevens. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn de betrokkene en haar advocaat, alsook twee zorgprofessionals van GGZ Delfland gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder ernstige immateriële schade en gevaar voor de veiligheid van anderen. De betrokkene was eerder verbaal en fysiek agressief geweest, wat leidde tot haar opname in een beveiligde kamer. Ondanks verbeteringen in haar toestand, was er nog steeds een risico op terugval, vooral gezien haar onregelmatige medicatie-inname. De rechtbank oordeelde dat de crisissituatie zo ernstig was dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kon worden afgewacht.
De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, waarbij verplichte zorg werd opgelegd, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank wees echter enkele door de officier verzochte vormen van zorg af, omdat deze niet voldoende gemotiveerd waren. De machtiging geldt tot en met 25 juni 2020. Deze beschikking is mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en schriftelijk uitgewerkt op 11 juni 2020. Tegen deze beschikking staat cassatie open.