ECLI:NL:RBROT:2020:8585

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
C/10/598177 / FA RK 20-4176
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om voortzetting van een crisismaatregel die op 11 juni 2020 was opgelegd. Dit verzoek werd ingediend op 12 juni 2020, vergezeld van relevante bijlagen, waaronder een medische verklaring van een psychiater en gegevens over eerdere machtigingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juni 2020, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn de betrokkene en haar advocaat gehoord, evenals twee zorgverleners van Parnassia Groep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een psychische stoornis bij de betrokkene, maar dat zij zich op dat moment niet verzet tegen de zorg. De betrokkene gaf aan dat een opname belangrijk voor haar is, ondanks haar voorkeur om niet opgenomen te worden. De zorgverleners gaven aan dat het moeilijk te bepalen is of de zorg vrijwillig kan worden aanvaard, maar de rechtbank heeft voldoende vertrouwen in de bereidheid van de betrokkene om de zorg vrijwillig te aanvaarden.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek van de officier van justitie afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A. Buizer en schriftelijk uitgewerkt op 19 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/598177 / FA RK 20-4176
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 15 juni 2020 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Parnassia Groep te [verblijfadres betrokkene] , [verblijfplaats betrokkene] ,
advocaat mr. N.J. Hos te Amersfoort.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 juni 2020, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 11 juni 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 11 juni 2020;
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van 11 juni 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • het bericht dat er geen relevante politiegegevens of strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene zijn.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
 betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
 [naam 2] , arts, en [naam 3] , psychiater, beiden verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
De officier is niet ter zitting telefonisch gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overlegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, voortvloeiend uit een psychische stoornis. Ter zitting is echter naar voren gekomen dat betrokkene zich op dit moment niet verzet tegen de zorg. Betrokkene verklaart weliswaar liever niet opgenomen te zijn, maar zij geeft aan dat een opname wel belangrijk is. Dit blijkt ook uit het feit dat betrokkene meewerkt aan een (mogelijke) overplaatsing naar Eleos. Betrokkene vertelde dat zij rustiger is dan tijdens de opname en dat zij haar gedachten beter onder controle kan houden en afleiden. Zij vertelde verder dat haar pleegmoeder, met wie zij een goede band heeft, ook graag wil dat zij nog langer in de instelling blijft. De arts en psychiater hebben aangegeven dat zij het lastig vinden om te bepalen of het vrijwillig kan. Zij vertelden dat er op vrijdag nog een incident was met een ceintuur, maar dat betrokkene ook deze vrijwillig heeft afgegeven. De advocaat heeft om afwijzing verzocht. De rechtbank heeft er voldoende vertrouwen in dat betrokkene de zorg op dit moment vrijwillig zal aanvaarden.
2.2.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 15 juni 2020 mondeling gegeven door mr. A. Buizer, rechter, in tegenwoordigheid van V. Merkouris, griffier, en op 19 juni 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.