Op 15 juni 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om voortzetting van een crisismaatregel die op 11 juni 2020 was opgelegd. Dit verzoek werd ingediend op 12 juni 2020, vergezeld van relevante bijlagen, waaronder een medische verklaring van een psychiater en gegevens over eerdere machtigingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juni 2020, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn de betrokkene en haar advocaat gehoord, evenals twee zorgverleners van Parnassia Groep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een psychische stoornis bij de betrokkene, maar dat zij zich op dat moment niet verzet tegen de zorg. De betrokkene gaf aan dat een opname belangrijk voor haar is, ondanks haar voorkeur om niet opgenomen te worden. De zorgverleners gaven aan dat het moeilijk te bepalen is of de zorg vrijwillig kan worden aanvaard, maar de rechtbank heeft voldoende vertrouwen in de bereidheid van de betrokkene om de zorg vrijwillig te aanvaarden.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek van de officier van justitie afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A. Buizer en schriftelijk uitgewerkt op 19 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.