In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot een zorgmachtiging in aansluiting op een voortzetting crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot zorgmachtiging was ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 17 juni 2020. Bij het verzoekschrift waren verschillende bijlagen gevoegd, waaronder medische verklaringen en relevante politiegegevens over de betrokkene.
Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni 2020, die via beeld- en geluidverbinding plaatsvond, waren de betrokkene en haar advocaat aanwezig, evenals een psychiater van Antes. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting op het verzoek nodig achtte. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel er sprake is van een psychische stoornis bij de betrokkene, er op dat moment geen ernstig nadeel werd veroorzaakt door haar gedrag. De psychiater verklaarde dat de betrokkene vriendelijk en meewerkend was en dat er geen acute gevaren waren.
De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van ernstig nadeel, mede gezien de financiële middelen van de betrokkene en de mogelijkheid om tijdelijk bij haar ex-man te verblijven. Daarom werd het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. De beschikking is op dezelfde dag mondeling gegeven door rechter L.R. Prins en op 9 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.