ECLI:NL:RBROT:2020:8579

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
C/10/599802 / FA RK 20-4944
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam. Het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 6 juli 2020, bevatte diverse bijlagen, waaronder een medische verklaring van een psychiater en gegevens over eerdere machtigingen. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde datum zijn de betrokkene, zijn advocaat, en enkele zorgverleners gehoord via een geluidverbinding, conform de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid. De officier was niet ter zitting aanwezig, omdat hij geen nadere toelichting nodig achtte.

De rechtbank heeft beoordeeld of het ernstig nadeel van de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, uitsluitend met een zorgmachtiging kan worden afgewend. De rechtbank concludeert dat er op dat moment een alternatief was, namelijk het voortzetten van de behandeling in een beschermde woonvorm, waar de betrokkene redelijk stabiel was. De behandelaar gaf aan dat de medicatie adequaat werd ingenomen en dat de toestand van de betrokkene verbeterde. Gezien deze omstandigheden oordeelde de rechtbank dat het ernstige nadeel kon worden afgewend zonder verplichte zorg.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot zorgmachtiging afgewezen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.L. Sandberg-Crommelin en schriftelijk uitgewerkt op 24 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/599802 / FA RK 20-4944
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 15 juli 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] , Suriname,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. K. Lammers-Roselaar te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 6 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van 8 mei 2020;
  • de zorgkaart van 2 april 2020;
  • het zorgplan van 21 februari 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 juli 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] , verpleegkundige, verbonden aan Antes;
  • [naam 3] , mentor van betrokkene, verbonden aan Budget Solutions.
Allen zijn akkoord met deze wijze van horen.
1.3.
De officier is niet ter zitting gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Het uitgangspunt van de Wvggz is dat het stellen van verplichte zorg het ultimum remedium is. Hoewel vaststaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis en dat daaruit ernstig nadeel voortvloeit, ter zitting is niet vast komen te staan dat het ernstig nadeel uitsluitend met een zorgmachtiging kan worden afgewend. Er is op dit moment een alternatief om het ernstig nadeel af te wenden. Dat alternatief is gelegen in het voort kunnen zetten van de behandeling met behulp van goede begeleiding in de beschermde woonvorm waar betrokkene verblijft. De toestand van betrokkene is alweer enige maanden redelijk stabiel, aldus de behandelaar, sinds de dosering van zijn medicatie wat is opgehoogd en betrokkene zijn medicatie onder leiding van de aanwezige begeleiding ook adequaat inneemt. Te verwachten is dat betrokkene ook hierdoor minder snel zal decompenseren. Dat leidt tot het oordeel dat op dit moment het ernstige nadeel kan worden afgewend zonder verplichte vormen van zorg.
2.2.
Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af:
Deze beschikking is op 15 juli 2020 mondeling gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, in tegenwoordigheid van V. Merkouris, griffier, en op 24 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.