ECLI:NL:RBROT:2020:8578

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
C/10/599800 / FA RK 20-4943
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met schizofrenie

Op 20 juli 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een zorgmachtiging verleend aan betrokkene, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type. De officier van justitie had op 6 juli 2020 een verzoekschrift ingediend voor verplichte zorg, omdat betrokkene onvoldoende bereid was om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juli 2020 werd vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel en risico op verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene vertoont psychotische symptomen en is medicatieontrouw, wat zijn toestand verergert.

De rechtbank oordeelde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot opname in een accommodatie indien nodig. De rechtbank benadrukte dat de zorgmachtiging geldt tot en met 20 januari 2021 en dat de situatie van betrokkene nauwlettend in de gaten moet worden gehouden.

De beslissing is op 20 juli 2020 mondeling gegeven door rechter D.I. Hendriks-van Wel en is op 24 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/599800 / FA RK 20-4943
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 20 juli 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] , [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. D.S. Lösing te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 6 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1] , psychiater, van 23 juni 2020;
  • de (niet ondertekende) zorgkaart;
  • het zorgplan van 18 juni 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 juli 2020.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige in opleiding, verbonden aan GGZ Delfland.
1.3.
De officier is niet ter zitting verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie van het paranoïde type.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Betrokkene wordt al jaren behandeld en begeleid voor zijn psychische stoornis. In een psychotisch toestandsbeeld mijdt betrokkene zorg en wordt hij verbaal agressief. Hij is dan angstig en achterdochtig. Zo heeft hij eerder in dergelijke episoden geschreeuwd en in andermans eten gespuugd. In het verleden was er vaak sprake van decompensaties. Dat is inmiddels verminderd omdat betrokkene andere medicatie (olanzapine) is gaan gebruiken, maar het beeld bij betrokkene is wisselend. Zo is betrokkene in de nacht voorafgaand aan het opstellen van de medische verklaring nog op de straat gaan liggen, vanwege achterdocht richting de inwoners van Overschie. Er wordt nog gezocht naar de juiste vorm en dosering van de medicatie voor betrokkene. Binnenkort wordt hij kortdurend opgenomen om hem in te stellen op een nieuwe vorm van medicatie (amilsupride). De behandelaar heeft ter zitting verklaard dat betrokkene ruim een maand geleden psychotisch was en dat het toestandsbeeld van betrokkene fluctueert. Er is onvoldoende zicht op het gebruik van gedrag-beïnvloedende middelen (cannabis) door betrokkene. Door het gebruik van cannabis verergeren de psychische klachten bij betrokkene. Verder is betrokkene op momenten medicatieontrouw, met decompensatie als gevolg.
2.3.
Betrokkene heeft verplichte zorg nodig om ernstig nadeel af te wenden en om de geestelijke gezondheid dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Weliswaar neemt betrokkene momenteel zijn medicatie en werkt hij mee aan de behandeling, maar het ontbreekt betrokkene aan ziektebesef en –inzicht. Hij is niet gemotiveerd om de medicatie vrijwillig in te nemen. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.5.
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen. Deze vorm van verplichte zorg ziet op het behandelcontact tussen de ambulante behandelaren en betrokkene;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid, maximaal één maand per keer;
  • het opnemen in een accommodatie, maximaal één maand per keer.
Uit de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat op dit moment de vormen van verplichte zorg ‘het opnemen in een accommodatie’ en ‘het beperken van de bewegingsvrijheid’ vooralsnog niet noodzakelijk zijn. Deze vormen zijn, aldus de behandelaar, pas noodzakelijk als verplichte zorg in het ambulante kader niet langer volstaat om het ernstig nadeel af te wenden.
In een zorgmachtiging kan reguliere verplichte zorg worden opgenomen en verplichte zorg in crisissituaties. Anders dan de advocaat bepleit, is de rechtbank van oordeel dat voorzienbaar is dat een crisissituatie waardoor betrokkene moet worden opgenomen op een gesloten afdeling zich zal voordoen. Hoewel geen duidelijke oorzaak kan worden gegeven voor de decompensaties van betrokkene en de laatste opname meer dan een jaar geleden was, staat vast dat de psychische klachten van betrokkene verergeren door het gebruik van cannabis. Daarnaast is betrokkene op momenten medicatieontrouw. Ten slotte is stress een oorzaak voor de psychotische klachten van betrokkene.
Betrokkene vertoont nog steeds psychotische symptomen, is standvastig in zijn drugsgebruik en binnenkort zal de medicatie van betrokkene worden gewijzigd. Gezien deze omstandigheden is op voorhand niet te voorspellen of betrokkene stabiel zal blijven. Op dit moment is de balans in ieder geval nog te precair. Het is van belang dat snel kan worden ingegrepen met een klinische opname als dat nodig is om ernstig nadeel voor betrokkene en voor anderen te voorkomen. Gelet op vorige verplichte opnamen, waarbij betrokkene in ieder geval binnen één maand gestabiliseerd was, oordeelt de rechtbank dat als overgegaan wordt tot een opname die opname niet meer dan één maand kan duren. Wanneer de opname plaatsvindt na drie maanden vanaf heden mag dit alleen plaatsvinden nadat betrokkene is onderzocht door een onafhankelijk psychiater. Dit volgt uit vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
2.6.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg worden niet toegewezen.
De noodzakelijkheid hiervan is niet (afdoende) gemotiveerd. Verder oordeelt de rechtbank wat betreft de samenloop van de verplichte vormen van zorg en de huisregels, in het geval betrokkene wordt opgenomen, als volgt. Nu in de accommodatie bepaalde huisregels gelden en ‘opname in een accommodatie’ als verplichte vorm van zorg kan worden opgelegd houdt dat in dat betrokkene zich heeft te conformeren aan de huisregels van de accommodatie. Slechts in bijzondere situaties kan het nodig zijn om verplichte vormen van zorg toe te wijzen die ook in de huisregels staan. Te denken valt aan situaties waarbij de huisregels niet voldoende specifiek zijn en de verplichte vormen van verplichte zorg dat wel zijn. Daarvan is nu niet gebleken.
2.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.5. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 januari 2021.
Deze beschikking is op 20 juli 2020 mondeling gegeven door mr. D.I. Hendriks-van Wel, rechter, in tegenwoordigheid van V. Merkouris, griffier, en op 24 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.