Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Ridderkerkse Taxi Centrale B.V.,
1..De procedure
- de dagvaarding van 25 juni 2019;
- de akte houdende overlegging producties van de Gemeente;
- de conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie, met één productie;
- de oproepingsbrief van de rechtbank van 13 november 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens vermindering van eis in conventie;
- de akte wijziging conclusie van antwoord en wijziging van eis in reconventie, met twee bijlagen;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 3 maart 2020;
- de ter zitting door mrs. Van der Weide en Schulte overgelegde spreekaantekeningen;
- het faxbericht van mr. Van der Weide van 13 maart 2020 waarin hij, mede namens de Curator, nadere opmerkingen heeft gemaakt.
2..De feiten
3..Het geschil
in conventie
Voor recht te verklaren dat de Vorderingen van de Gemeente zoals die voortvloeien uit de last onder dwangsom en de last onder bestuursdwang, beide van 22 oktober 2018, de kostenbeschikking van 8 februari 2019 en de invorderingsbeschikkingen van 3 april 2019, boedelschulden opleveren in het faillissement van RTC, primair als gevolg van de formele rechtskracht van de daaraan ten grondslag liggende besluiten en subsidiair nu dat volgt uit het Koot Beheer / Tideman qq arrest.
De Curator q.q. te veroordelen tot betaling van € 6.028,50 aan de Gemeente uit hoofde van de lasten onder dwangsom en bestuursdwang van 18 oktober 2018 en de kostenbeschikking van 8 februari 2019 en de invorderingsbeschikkingen van 3 april 2019. (…)”
4..De beoordeling
verbintenis, maar ook over een
verplichting, bedoeld duidelijk te maken dat schulden die bijvoorbeeld voortvloeien uit milieuverplichtingen na faillissement tot boedelschulden in dat faillissement leiden.
de kosten die de Gemeente op de Curator verhaalt wegens het niet nakomen van de verplichting tot het verrichten van (nader) bodemonderzoek
- i) de Curator meent dat de kosten die de Gemeente op de Curator verhaalt wegens het niet nakomen van een door de Gemeente vóór faillissementsdatum jegens de failliet ingeroepen verplichting tot het verrichten van (nader) bodemonderzoek in een daaropvolgend faillissement géén boedelschuld is, maar een verifieerbare concurrente faillissementsschuld;
- ii) de Curator meent dat de kosten die de Gemeente op de Curator verhaalt wegens het niet nakomen van een door de Gemeente ná faillissementsdatum jegens de Curator ingeroepen verplichting tot het verrichten van (nader) bodemonderzoek in het faillissement géén boedelschuld is, maar een verifieerbare concurrente faillissementsschuld;
- i) de Curator meent dat de kosten die de Gemeente op de Curator zou kunnen verhalen wegens het niet nakomen van zijn verplichting tot het herstellen van bodemverontreiniging die vóór faillissementsdatum heeft plaatsgevonden géén boedelschuld is, maar een verifieerbare concurrente faillissementsschuld;
- ii) de Curator meent dat de kosten die de Gemeente op de Curator zou kunnen verhalen wegens het niet nakomen van zijn verplichting tot het herstellen van bodemverontreiniging die ná faillissementsdatum heeft plaatsgevonden wél boedelschuld is, mits de Gemeente bewijst dat en welke verontreiniging na faillissementsdatum heeft plaatsgevonden;
- i) de Curator meent dat dwangsommen die worden opgelegd/verbeuren ten aanzien van de hiervoor onder a. en b. genoemde verplichtingen geen boedelschuld zijn, in het bijzonder indien de kosten die de Gemeente op de Curator zou kunnen verhalen wegens het niet nakomen daarvan (volgens de voornoemde beoordeling van de Curator) géén boedelschulden zijn, maar verifieerbare faillissementsschulden. De reden daarvoor is dat er geen rechtvaardiging bestaat om door middel van het doen ontstaan van (mogelijk steeds verder oplopende, hoge) boedelvorderingen (in de vorm van dwangsommen) de curator te dwingen om verplichtingen na te komen die bij de niet-nakoming daarvan slechts leiden tot verifieerbare concurrente faillissementsschulden (geen boedelschulden). Bovendien bestaat er geen rechtvaardiging om middelen van de boedel aan te wenden om verplichtingen na te komen die bij de niet-nakoming daarvan slechts leiden tot verifieerbare concurrente faillissementsschulden (geen boedelschulden), als dat gezien de omvang van de boedel ten koste gaat van hoger gerangschikte schuldeisers (in ieder geval betreffende boedelschuldeisers);
- ii) de Curator meent dat dwangsommen die worden opgelegd/verbeuren ten aanzien van de hiervoor onder a. en b. genoemde verplichtingen ook geen boedelschuld zijn, indien de kosten die de Gemeente op de Curator zou kunnen verhalen wegens het niet nakomen daarvan wél boedelschulden zijn. De reden daarvoor is dat het vaak voorkomt dat de curator gezien de omvang van de boedel niet kan overgaan tot betaling van boedelschulden en evenmin tot nakoming van verplichtingen waarvoor geldt dat schulden die ontstaan door niet-nakoming van die verplichtingen gelden als boedelschulden. Volgens vaste rechtspraak is de curator dan bevoegd om die verplichtingen op te schorten. Er bestaat geen rechtvaardiging om tegelijkertijd wel dwangsommen op te leggen/te doen verbeuren die hebben te gelden als boedelschulden (die mogelijk kunnen worden voldaan als in een later stadium de boedel wél voldoende actief heeft om boedelschuldeisers te voldoen).
.De aan de Hoge Raad te stellen vragen, waarbij de door partijen voorgestelde vragen als uitgangspunt zijn genomen en zijn aangepast aan de hiervoor onder 4.15 weergegeven criteria, zullen hierna onder de beslissing worden weergegeven.