ECLI:NL:RBROT:2020:8540
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Klaagschrift tot opheffing beslag op sleepboot en teruggave aan klager
Op 8 juni 2020 is er een klaagschrift ingediend op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) door een klager die verzoekt om de opheffing van het beslag op een sleepboot en de teruggave daarvan. De zaak is op 11 september 2020 door de rechtbank Rotterdam in het openbaar behandeld. De klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. H.G. Ruis, stelt dat hij optreedt als gevolmachtigde van de eigenaar van de sleepboot, [naam bedrijf 2]. De officier van justitie, mr. K. Broere, heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de klager in het beklag.
Het beslag op de sleepboot is gelegd op 14 februari 2020 onder de gezagvoerder [naam gezagvoerder] in het kader van strafzaken tegen twee buitenlandse vennootschappen, [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2], die verdacht worden van illegale overbrenging van sloopschepen naar Turkije. De klager stelt dat de verbeurdverklaring van het schip niet redelijkerwijs kan worden verwacht, maar de rechtbank oordeelt dat de klager niet bevoegd is om namens de eigenaar op te treden. De volmacht die de klager aanvoert is verlopen en er is geen bewijs dat hij gerechtigd is om het klaagschrift in te dienen.
De rechtbank concludeert dat de klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag, omdat hij niet kan aantonen dat hij bevoegd is om namens de eigenaar van de sleepboot op te treden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 11 september 2020.