In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, heeft Tele2 Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die in persoon procedeerde. Tele2 vorderde betaling van abonnementsgelden en een schadevergoeding wegens ontbinding van de overeenkomst. De gedaagde stelde dat hij de overeenkomst eerder had opgezegd dan Tele2 beweerde, namelijk in augustus 2018, en dat hij dit per e-mail had gedaan. Tele2 betwistte de ontvangst van deze e-mail en voerde aan dat de overeenkomst pas op 11 oktober 2018 was beëindigd. De kantonrechter oordeelde dat Tele2 onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat de overeenkomst eerder was beëindigd dan 11 oktober 2018, en wees de vordering tot betaling van de facturen van € 95,03 toe.
Daarnaast vorderde Tele2 een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, die de kantonrechter ook toewijsde, omdat de gedaagde niet had betwist dat hij de aanmaning had ontvangen. Tele2 stelde verder dat er een nieuwe overeenkomst was gesloten in mei 2018, maar de kantonrechter oordeelde dat Tele2 niet voldoende had aangetoond dat deze nieuwe overeenkomst daadwerkelijk tot stand was gekomen. De vordering tot schadevergoeding werd daarom afgewezen.
De kantonrechter compenseerde de proceskosten, zodat beide partijen hun eigen kosten moesten dragen. De uitspraak werd gedaan op 30 september 2020, waarbij de kantonrechter de gedaagde veroordeelde tot betaling van € 135,03 aan abonnementsgelden en incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente.