Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 27 september 2019,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek,
- de overgelegde producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil over de verdeling van een garage die in gemeenschap van goederen is verkregen. De eiseres, [naam eiseres], heeft samen met haar zus, die inmiddels is overleden, de garage in eigendom gehad. Na het overlijden van haar zus is het aandeel in de garage overgegaan op de gedaagde, [naam gedaagde], die in gemeenschap van goederen was gehuwd met de zus van eiseres. De eiseres vordert de verdeling van de garage, waarbij zij primair toedeling aan de gedaagde vraagt tegen een waarde van € 85.000, subsidiair verkoop aan een derde, en meer subsidiair toedeling aan haarzelf tegen een lagere waarde van € 78.500. Daarnaast vordert zij een gebruiksvergoeding van € 46.625,11, met terugwerkende kracht tot oktober 2002.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde de garage al jarenlang in gebruik heeft en dat er geen overeenstemming over de verdeling kan worden bereikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de primaire vordering tot toedeling aan de gedaagde moet worden afgewezen, omdat hij geen geld heeft om de eiseres uit te kopen. In plaats daarvan heeft de rechtbank gelast dat de garage aan een derde wordt verkocht en dat de opbrengst tussen partijen wordt gedeeld. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd aan de gedaagde om medewerking te verlenen aan de verkoop.
Wat betreft de gevorderde gebruiksvergoeding heeft de rechtbank geoordeeld dat het in de gegeven omstandigheden niet billijk is om een gebruiksvergoeding op te leggen, aangezien de eiseres te lang heeft gewacht met het ondernemen van actie. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.