In deze zaak heeft VGZ Zorgverzekeraar N.V. een vordering ingesteld tegen Sigmond Simion, waarbij VGZ betaling van een bedrag van € 500,- vordert, alsmede wettelijke rente en proceskosten. De vordering is gebaseerd op een zorgverzekering die door gedaagde is afgesloten, waarvoor hij premie verschuldigd is. De procedure is gestart na een dagvaarding op 15 april 2020, en de kantonrechter heeft op 25 september 2020 uitspraak gedaan.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen voor de premieperiodes van april tot en met september 2018. Ondanks dat gedaagde heeft geprobeerd een betalingsregeling te treffen, heeft hij niet aan zijn verplichtingen voldaan. De rechter oordeelt dat VGZ in redelijkheid de procedure heeft kunnen starten, aangezien er geen regeling tot stand is gekomen voor de dagvaarding.
De kantonrechter heeft de vordering van VGZ toegewezen, waarbij gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 april 2020. Daarnaast is gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, omdat hij als de in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.