Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de onderlinge waarborgmaatschappij Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. (hierna: DSW) een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in persoon procedeert. De vordering betreft de betaling van een achterstallige zorgpremie van € 579,84, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 28 april 2020. DSW stelt dat de gedaagde, die een zorgverzekering heeft afgesloten, niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen voor de periode van maart tot en met september 2019. De gedaagde heeft wel een deel van de verschuldigde premie betaald, maar er resteert nog een bedrag van € 579,84, inclusief rente en kosten.
De procedure is gestart met een dagvaarding op 28 april 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en aanvullende correspondentie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de verschuldigdheid van de hoofdsom niet heeft weersproken, waardoor de vordering voor dat deel is toegewezen. DSW heeft ook aanspraak gemaakt op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, maar de kantonrechter heeft slechts een deel van deze kosten toegewezen, omdat DSW niet aan alle wettelijke vereisten voldeed.
De gedaagde heeft verweer gevoerd tegen de proceskosten, stellende dat hij door coronamaatregelen niet in staat was om contant te betalen. De kantonrechter oordeelt echter dat het de verantwoordelijkheid van de gedaagde was om tijdig zorg te dragen voor betaling van zijn rekeningen. De rechter heeft geoordeeld dat DSW op goede gronden tot dagvaarding kon overgaan en heeft de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. I.K. Rapmund op 25 september 2020.