ECLI:NL:RBROT:2020:8322

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
8247384 CV EXPL 20-273
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van shutters met gebreken en geschil over herstel en betaling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen een consument en een leverancier over de levering van zwarte shutters. De consument, eiser, had op 3 januari 2018 shutters besteld voor zijn woning, maar na levering in juni 2018 bleek er sprake te zijn van witte plekjes en onjuiste montage. De leverancier, gedaagde, heeft de shutters gedeeltelijk en later volledig vervangen, maar de consument bleef klagen over de kwaliteit. De consument heeft de leverancier in gebreke gesteld en eiste kosteloze vervanging of restitutie van het betaalde bedrag. De leverancier betwistte de gebreken en stelde dat de consument in verzuim was met de betaling van een restantbedrag van € 587,50. De kantonrechter oordeelde dat de consument niet voldoende gelegenheid had geboden voor herstel en dat de leverancier niet in verzuim was. De vordering van de consument werd afgewezen, terwijl de leverancier werd veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8247384 CV EXPL 20-273
Uitspraak: 25 september 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiser in conventie/verweerder in reconventie], hierna: ‘ [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ’,
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij exploot van 20 december 2019,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. L. Bellod Paya (DAS) te Amsterdam,
tegen
[gedaagde in conventie/eiseres in reconventie]
, hierna: ‘ [gedaagde in conventie/eiseres in reconventie] ’,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. H.H. Renkema (Achmea) te Apeldoorn.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
 het vonnis van 4 maart 2020;
 de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie, met productie;
 de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie;
 de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2
De datum van de uitspraak van dit vonnis is door de kantonrechter bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld dan wel blijken uit de overgelegde stukken en anderzijds zijn erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd zijn bestreden:
2.1
Op 3 januari 2018 heeft [eiser] bij [gedaagde] zwarte shutters besteld voor zijn woning te Berkel en Rodenrijs, dit voor een bedrag van € 3.450,- (inclusief plaatsing).
2.2
In juni 2018 heeft [gedaagde] de shutters geleverd en geplaatst. Nadat [eiser] vervolgens had geklaagd over witte plekjes op de shutters en onjuiste montage, heeft [gedaagde] , in beide gevallen kosteloos, in oktober 2018 de shutters gedeeltelijk vervangen en daarna, op 13 februari 2019, de shutters geheel vervangen.
2.3
Na afronding van de werkzaamheden op die laatste datum heeft [eiser] het volgende formulier ondertekend:

[ afbeelding formulier met gegevens klant ]

2.4
Bij e-mail van 13 februari 2019 te 19.17 uur heeft [eiser] bij [gedaagde] geklaagd over witte plekken op de shutters. [gedaagde] heeft hem daarop aangeboden de plekken met lak bij te (s)tippen maar dat aanbod is door [eiser] per e-mail van 15 maart 2019 van de hand gewezen. In die e-mail heeft [eiser] [gedaagde] voorts de keuze geboden tussen kosteloze vervanging van de shutters en restitutie van het door hem betaalde bedrag.
2.5
Per e-mail van 18 maart 2019 heeft [gedaagde] [eiser] het volgende geschreven:
“(…)
Wij hebben de complete shutters vervangen omdat er witte puntjes in de verf zaten.
Toen wij de nieuwe shutters hebben gemonteerd was u volgens onze monteurs uitermate tevreden.
U hebt continue met de plaatsing meegekeken. Al de shutters zijn met de monteurs nog eens extra nagekeken. U had geen op of aanmerkingen.
U wilde de betaling doen maar u had geen geld op de bank en heeft ons beloofd dat u de betaling binnen 14 dagen ging doen.
Dit alles heeft u ook vastgelegd en ondertekend op ons montage formulier.
Vervolgens komt u met foto’s aanzetten waarop te zien is dat op de achterkant (uit het zicht) van de shutters wat lak schade zit van het ijzeren staafje. Dit kan gebeuren als de shutters te hard open en dicht zijn gedaan.
Deze schade was er nog niet toen wij er waren. Echter als je de shutters open en dicht doet komt het ijzeren staafje tegen de achter van de lamel en kan het zijn dat de lak dan loslaat. Wij kunnen dit aanstippen met extra lak maar dit wilt u niet.
(…)”.
2.6
Bij e-mail van 4 april 2019 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] in gebreke gesteld om reden dat op de shutters witte plekjes zichtbaar zijn en haar een termijn van vijftien dagen na ontvangst gesteld om de shutters kosteloos te herstellen dan wel te vervangen. Ook heeft deze gemachtigde daarbij een beroep op opschorting gedaan ter zake van het door [eiser] nog niet betaalde deel van de prijs, zijnde € 587,50.
2.7
Bij brief van 19 april 2019 heeft de gemachtigde van [gedaagde] hierop als volgt gereageerd:
“(…)
(…) Na de levering en installatie van de eerste shutters zouden er witte plekjes geconstateerd zijn op de shutters. Cliënt heeft toen nieuwe shutters besteld en op 13 februari jl. heeft hij ze opnieuw geplaatst. Diezelfde dag heeft uw cliënt de shutters geïnspecteerd en er zijn toen geen nieuwe puntjes geconstateerd. Uw cliënt heeft dan ook het werk goedgekeurd en getekend voor de oplevering. Het bewijs van oplevering heb ik bijgevoegd als bijlage. Ook gaf uw cliënt aan dat hij onvoldoende geld op zijn rekening zou hebben staan, omdat hij zijn loon nog niet had ontvangen. Om uw cliënt tegemoet te komen, heeft cliënt uit coulance afgesproken dat uw cliënt het geld binnen 14 dagen na oplevering zou voldoen. Helaas is uw cliënt hier tot op heden zijn toezeggingen niet nagekomen.
(…)
U stelt dat cliënt niet zou hebben voldaan aan zijn verplichting uit de overeenkomst, omdat cliënt tot 2 keer toe shutters zou hebben geleverd die witte puntjes vertonen. Zoals ik hiervoor al heb aangegeven, zijn er bij de oplevering géén beschadigingen geconstateerd aan de shutters, muren en/of andere eigendommen. Uw cliënt heeft dit opleveringsformulier dan ook ondertekend. Cliënt stelt zich op het standpunt dat dergelijke beschadigingen alleen mogelijk zijn door de onjuiste wijze waarop uw cliënt de shutters heeft gebruikt. De beschadigingen bevinden zich immers aan de achterzijde tegen de ijzeren staaf (waarmee de shutters worden bediend). Volgens cliënt kunnen dergelijke beschadigingen optreden als de shutters hardhandig open en dicht worden gedaan. Bij normaal gebruik was dit dan ook nooit voorgekomen. (…)
(…)
(…) Cliënt stelt het volgende voor: na ontvangst van resterende bedrag van uw cliënt, te weten € 587,50, zal cliënt een afspraak maken met uw cliënt om de puntjes met dezelfde lak bij te stippen.
(…)”.
2.8
Per e-mail van 1 mei 2019 heeft de gemachtigde van [eiser] in reactie op deze brief het volgende geschreven:
“(…)
U geeft aan dat uw cliënt de plekjes met dezelfde lak wenst aan te tippen. Kan uw cliënt toelichten hoe zij van plan is dit te doen? De plekken op de shutters kunnen namelijk niet ‘even’ bijgestipt worden. We hebben het hier over duizenden witte plekjes. (…)
Mijn cliënt handhaaft dan ook zijn standpunt dat de shutters vervangen zullen moeten worden ten einde de gebreken te verhelpen.
(…)”.
2.9
Bij brief van 13 juni 2019 heeft de gemachtigde van [gedaagde] als volgt gereageerd:
“(…)
Uw cliënt heeft zich destijds schriftelijk akkoord bevonden met de oplevering van de shutters. Uw cliënt heeft zich daarbij tevens schriftelijk verbonden deze shutters te betalen.
Om uw cliënt een procedure te besparen en zonder daartoe gehouden te zijn, heeft cliënte uit coulance aangeboden om eerst de plekken op de shutters bij te stippen, alvorens uw cliënt tot betaling hoeft over te gaan.
In plaats van dit aanbod van cliënt met beide handen aan te pakken, komt uw cliënt met vragen over hoe cliënt deze aangeboden werkzaamheden wenst uit te voeren.
Zoals u weet, is het niet aan uw cliënt om te bepalen hoe cliënt een vermeend gebrek wenst te verhelpen.
De duizenden witte puntjes waar uw cliënt het over heeft, zaten bij de vorige levering en deze shutters heeft cliënt dan ook vervangen onder garantie. Uw cliënt heeft tijdens de montage van de garantie panelen er continue bij gestaan. Toen was uw cliënt enthousiast en heeft hij gezien dat het goed was.
Er was een duidelijke afspraak dat uw cliënt bij de levering zou betalen. Op het moment dat cliënt alles heeft vervangen, komt uw cliënt de afspraak niet na en beweert hij geen geld te hebben. Uw cliënt heeft er echter voor getekend dat hij de betaling in orde zou maken.
Dat er duizenden witte puntjes terug zouden zijn gekomen bij de nieuwe shutters, is overigens onmogelijk. Die puntjes zouden dan reeds bij het installeren van de shutters opgemerkt moeten zijn. Dat heeft noch uw cliënt noch mijn cliënt opgemerkt. (…)
Uw afwijzing van het aanbod van uw cliënt op het aanbod van cliënt toont aan dat uw cliënt vreest dat bij het onderzoek ter plaatse naar voren komt dat de beweerde beschadigingen eerst na oplevering door uw eigen cliënt werden veroorzaakt.
Cliënt herhaalt nu voor de laatste keer haar aanbod. Indien dit niet binnen zeven dagen na heden schriftelijk wordt aanvaard, vervalt dit aanbod automatisch en kan er in rechte geen beroep meer op worden gedaan.
(…)”.
2.1
Vervolgens heeft (de gemachtigde van) [eiser] op 24 juni 2019 (een expert van) CED Nederland B.V. ingeschakeld. Aan het door deze opgemaakte expertiserapport van 12 augustus 2019 wordt het volgende ontleend:
“(…)
Wij hebben de shutters beoordeeld en op meerdere plaatsen witte plekjes geconstateerd. Deze bevinden zich voornamelijk bij de clearviewbedieningen en dan zowel aan de strip als aan de draaiende delen.
De witte plekjes ontstaan doordat de zwarte lak loslaat en de witte grondlak zichtbaar wordt. Daarnaast constateerden wij dat een van de shutterpanelen scheef zit bij het sluiten.
De shutters worden in een witte basiskleur geassembleerd, waarna de shutters op kleur worden gespoten. Het ontstaan van witte plekjes is een gevolg van het beschadigen/loslaten van de zwarte lak en is inherent aan het fabricageproces en inherent aan het product.
Middels een lakstift kunnen de plekjes bijgewerken, maar de kans op nieuwe witte plekjes zal aanwezig blijven. Het shutterpaneel dat scheef zit dient opnieuw gesteld te worden.
De kosten van het bijwerken van de shutters schatten wij in op € 250,00.
De kosten van het herstellen van het scheve paneel schatten wij in op € 150,00.
Naast de herstelkosten is een waardevermindering van 10% van de aanschafwaarde (10% van € 3.450,-) reëel.
De heer [naam persoon] van [gedaagde] heeft aangegeven geen zaken met de heer [eiser] te willen doen.
Er zijn meerdere verwijten heen en weer.
Wij hebben ons hier niet in gemengd en hebben dit ook geheel buiten de beoordeling gehouden.
De heer [naam persoon] heeft aangegeven de shutters geheel te verwijderen en de heer [eiser] zijn aankoopbedrag terug te geven indien de shutters geheel afgekeurd zouden worden.”

3..Het geschil

3.1
[eiser] heeft -
in conventie- gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
primair:
 tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 2.862,50 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment dat [gedaagde] in verzuim is komen te verkeren, zijnde 22 april 2019, dan wel vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening,
 tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 411,25 aan buitengerechtelijke kosten, en
 tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 671,65 aan gevolgschade, dan wel
subsidiair:
 tot het kosteloos vervangen van de shutters, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of gedeelte daarvan, tot een maximum van € 5.000,-, dat [gedaagde] in gebreke mocht blijven om binnen twee weken na de datum van het te wijzen vonnis aan deze veroordeling te voldoen, en
zowel primair als subsidiair:
 tot betaling aan [eiser] van de expertisekosten van € 589,88, en
 in de kosten van de procedure, vermeerderd met wettelijke rente, en in de nakosten.
3.2
Ter toelichting daarop heeft [eiser] naast de onder 2 genoemde feiten -samengevat en voor zover thans van belang- aangevoerd dat hij nimmer akkoord is gegaan met de levering van de vervangende shutters en ook niet heeft toegezegd het door hem opgeschorte bedrag te zullen voldoen. Het bijstippen van de witte plekjes is geen oplossing voor de gebreken aan de shutters, zoals ook blijkt uit het expertiserapport. Omdat herstel niet mogelijk is, heeft [eiser] meerdere malen aanspraak gemaakt op vervanging van de shutters maar daaraan heeft [gedaagde] geen gehoor gegeven. Daarbij komt dat hij uit haar opmerkingen en houding tijdens het onderzoek door de expert (zie 2.10) opgemaakt heeft dat [gedaagde] haar verplichtingen uit de overeenkomst niet meer zou nakomen, zodat er ook sprake is van verzuim in de zin van artikel 6:83 sub c BW. Desondanks heeft [eiser] haar nog de gelegenheid geboden de shutters kosteloos te vervangen maar daarop is [gedaagde] niet ingegaan. Nu zij al geruime tijd in verzuim verkeert, is [eiser] gerechtigd de overeenkomst te ontbinden. Dat heeft tot gevolg dat [gedaagde] gehouden is het door hem betaalde bedrag van € 2.862,50 te restitueren, waarna zij de shutters bij [eiser] kan komen ophalen. Ook dient zij op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW de expertisekosten te vergoeden, zijnde een bedrag van € 589,88, alsook een bedrag van € 617,65 als gevolgschade, voor het opnieuw dichten en schilderen van de kozijnen van [eiser] na het demonteren van de shutters. Subsidiair dient [gedaagde] te worden veroordeeld om de shutters kosteloos te vervangen, dit op straffe van een dwangsom.
3.3
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat strekt tot afwijzing van het door [eiser] gevorderde, met veroordeling van [eiser] , uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure. Ook heeft zij een tegenvordering ingesteld.
In reconventieheeft zij gevorderd om [verweerder] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 587,50, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 27 februari 2020, dan wel de roldatum waarop de conclusie van eis in reconventie is genomen (5 februari 2020), tot het moment van algehele voldoening, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de procedure.
3.4
Op hetgeen zij ter toelichting daarop en [verweerder] ter afwering daarvan en op hetgeen partijen overigens in conventie en in reconventie naar voren hebben gebracht, wordt hierna, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, teruggekomen.

4..De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1
Vanwege de onderlinge feitelijke samenhang wordt het over en weer gevorderde hierna gezamenlijk beoordeeld.
4.2
Vooropgesteld wordt dat uit hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht en in zoverre onbetwist is gelaten blijkt dat het euvel bij de aanvankelijk door [gedaagde] bij [eiser] geplaatste shutters een fabricagefout betrof waardoor witte puntjes in de lak zichtbaar waren terwijl het bij de op 13 februari 2019 geplaatste shutters gaat om (witte) beschadigingen van de (zwarte) lak bij de aanhechtingspunten tussen de lamellen en het besturingsmechanisme. Dat vindt ook bevestiging in het expertiserapport (zie 2.10). Het gaat hier dus, zo begrijpt de kantonrechter, om beschadigingen van de zwarte lak als gevolg van het bedienen/draaien van de shutters, waardoor her en der, ter plaatse van de bewegende delen, de (witte) onderlaag zichtbaar wordt.
4.3
Dat die beschadigingen reeds aanwezig waren bij het plaatsen van de vervangende shutters op 13 februari 2019, dat [eiser] toen (daarom) niet met de oplevering heeft ingestemd en dat hij niet toegezegd heeft het opgeschorte bedrag te zullen voldoen, valt niet te rijmen met de inhoud van het onder 2.3 ingevoegde opleverformulier. Daarop is immers tot uitdrukking gebracht dat de shutters volgens afspraak geplaatst zijn en netjes afgewerkt zijn alsook dat er geen beschadigingen op de shutters zijn. [eiser] heeft onder punt 16 van de dagvaarding aanvankelijk gesteld dat de daaronder geplaatste handtekening niet van hem afkomstig is, waarna [gedaagde] een (andersluidende) schriftelijke verklaring van haar medewerker [naam medewerker] heeft overgelegd en heeft aangeboden hem als getuige te doen horen alsook een onderzoek naar de handtekening door een deskundige te laten uitvoeren. In reactie hierop heeft [eiser] bij zijn laatste reactie gesteld dat de handtekening wel van hem afkomstig is maar dat hij betwist dat hij het hokje heeft aangevinkt dat aangevinkt moet worden om aan te geven dat er geen beschadigingen aan de shutters waren (zie 2.3).
4.4
De kantonrechter constateert dat [eiser] aldus heeft gehandeld in strijd met de ingevolge artikel 21 Rv op hem rustende waarheidsplicht. Hij heeft ook geen (enkele) verklaring gegeven voor deze tournure en heeft evenmin verklaard waarom hij dit formulier, waarop met een aangevinkt hokje tot uitdrukking was gebracht dat er geen beschadigingen aan de shutters waren, heeft ondertekend ten blijke van zijn instemming met de inhoud daarvan indien er op dat moment reeds beschadigingen aan de shutters waren. Gezien dit alles gaat de kantonrechter er vanuit dat de shutters op 13 februari 2019 onbeschadigd zijn opgeleverd en dat de beschadigingen eerst daarna, toen de shutters in gebruik genomen werden, zijn ontstaan, onder verwerping van het andersluidende standpunt van [eiser] .
4.5
Uit hetgeen [gedaagde] in zoverre onweersproken en onder verwijzing naar de door haar overgelegde verklaring van haar medewerker [naam medewerker] , heeft aangevoerd, begrijpt de kantonrechter voorts dat tussen partijen was overeengekomen dat [eiser] het door hem nog niet betaalde deel van de prijs, te weten een bedrag van € 587,50, direct na deugdelijke vervanging van de shutters op 13 februari 2019 zou betalen. Na plaatsing van de shutters is echter afgesproken, aldus [gedaagde] , dat [eiser] dit bedrag binnen veertien dagen zou betalen omdat hij op dat moment over onvoldoende geld beschikte. De kantonrechter stelt vast dat deze afspraak is weergegeven op het opleverformulier, waarvan [eiser] , zij het in tweede instantie, heeft erkend dat hij zijn handtekening, als blijk van zijn instemming met de inhoud daarvan, daarop heeft geplaatst. Hiertegenover heeft [eiser] niets gesteld ter ondersteuning van zijn -derhalve blote- stelling dat hij toen niet heeft toegezegd het door hem nog niet betaalde bedrag van € 587,50 binnen veertien dagen te zullen voldoen. Die stelling wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd gepasseerd. Derhalve geldt bij de verdere beoordeling als uitgangspunt dat [eiser] al op 13 februari 2019 in verzuim is komen te verkeren voor wat betreft zijn betalingsverplichting ter zake van het restantbedrag van € 587,50, met dien verstande dat eveneens vaststaat dat [gedaagde] hem toen een uitstel van betaling van twee weken heeft gegund.
4.6
Volgens [eiser] beantwoordden ook de op 13 februari 2019 geleverde shutters niet aan de overeenkomst vanwege de door hem geconstateerde witte beschadigingen (zie 4.2). De kantonrechter overweegt dat nu het hier een consumentenkoop als bedoeld in artikel 7:5 lid 1 BW betreft, artikel 7:22 lid 1 sub a BW [eiser] de bevoegdheid geeft de overeenkomst te ontbinden, tenzij -naar [gedaagde] ook heeft betoogd- de afwijking van het overeengekomene, gezien haar geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Die bevoegdheid ontstaat echter pas indien [gedaagde] in verzuim is geraakt, waarvoor in de regel vereist is dat [eiser] haar behoorlijk in de gelegenheid heeft gesteld binnen een redelijke termijn de overeenkomst alsnog na te komen, door de shutters te herstellen dan wel deze (opnieuw) te vervangen, en die alsnog nakoming binnen die redelijke termijn dan uitblijft. Ook kan het verzuim intreden ingeval de schuldeiser (hier [eiser] ) uit een mededeling van de schuldenaar ( [gedaagde] ) moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten (artikel 6:83 sub c BW).
4.7
Vaststaat (zie 2.9) dat [gedaagde] [eiser] bij herhaling heeft aangeboden, zonder overigens te erkennen dat zij daartoe gehouden was, de beschadigingen op de shutters te herstellen door middel van het met lak aan(s)tippen daarvan, ook zonder eerst betaling van het door [eiser] onbetaald gelaten bedrag te verlangen alvorens daartoe over te gaan. Uit het expertiserapport (zie 2.10) blijkt voorts dat de ‘plekjes’ op deze wijze kunnen worden bijgewerkt c.q. hersteld. Aangenomen kan dan ook worden dat als [eiser] [gedaagde] had toegelaten tot de hem door haar aangeboden herstelwerkzaamheden, de op deze wijze herstelde shutters (alsnog) aan de overeenkomst zouden beantwoorden. Daaraan doet niet af dat, naar de expert heeft opgemerkt, na dat herstel ‘de kans op nieuwe plekjes aanwezig zal blijven’. Daarmee is immers nog bepaald niet gezegd dat -uiteraard bij normaal gebruik van de shutters- nieuwe beschadigingen daaraan ook daadwerkelijk zullen ontstaan. Dat zou dan nog maar moeten blijken.
4.8
Gebleken is dat [eiser] het door [gedaagde] aangeboden herstel heeft afgehouden omdat (zie 2.8) de ‘duizenden witte plekjes niet even bijgestipt zouden kunnen worden’ en (enkel) vervanging van de shutters verlangde. De kantonrechter merkt op dit punt op dat uit het expertiserapport bepaald niet blijkt van ‘duizenden witte plekjes’, maar dat daaruit nu juist blijkt dat de beschadigingen (wel degelijk) met lak bijgewerkt kunnen worden, tegen relatief geringe kosten. Nu [eiser] voor deze discrepantie geen (behoorlijke) verklaring heeft gegeven, kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat [eiser] het door [gedaagde] bij herhaling aangeboden herstel heeft afgehouden om op oneigenlijke gronden (opnieuw) vervanging van de shutters dan wel restitutie van het door hem betaalde bedrag te verkrijgen en onder zijn verdere betalingsverplichting uit te komen.
4.9
Ook na ontvangst van het expertiserapport heeft [eiser] , althans dat is gesteld noch gebleken, niet kenbaar gemaakt prijs te stellen op het door [gedaagde] aangeboden herstel, conform de bevindingen van de expert. Wel heeft hij zijn gemachtigde een brief laten schrijven (productie 9 bij dagvaarding) aan de gemachtigde van [gedaagde] , waarin wordt gesteld dat [gedaagde] tijdens het bezoek van de deskundige heeft aangegeven geen zaken meer met hem te willen doen en heeft toegezegd het door [eiser] reeds betaalde bedrag van € 2.862,50 te zullen restitueren. [gedaagde] heeft hiervan, onder verwijzing naar een door haar overgelegde verklaring van haar medewerker [naam persoon] en het expertiserapport, gesteld dat dit geheel bezijden de waarheid is. De heer [naam persoon] heeft nádat [eiser] hem had beschuldigd van het vervalsen van de handtekening van [eiser] op het opleverformulier, gezegd dat hij op deze maníer geen zaken wil doen terwijl hij ook uitdrukkelijk niet de door [eiser] toen verlangde toezegging dat hij het door hem reed betaalde bedrag zou terugkrijgen, heeft gedaan; hij heeft gezegd dat hij het expertiserapport wil afwachten, aldus [gedaagde] .
4.1
De kantonrechter constateert dat [eiser] , hoewel dat toch op zijn weg had gelegen, in het geheel niet is ingegaan op deze toch bepaald andersluidende lezing van hetgeen tijdens het bezoek van de deskundige zou zijn verklaard, te meer nu deze gesteund wordt door de verklaring van de heer [naam persoon] en door het rapport van de deskundige. Daarin is immers (zie 2.10) opgenomen dat de heer [naam persoon] (slechts) verklaard heeft de shutters geheel te verwijderen en tot restitutie over te gaan indien de shutters gehéél afgekeurd zouden worden. Van dat laatste is echter geen sprake, althans dat blijkt niet uit het expertiserapport. Het voorgaande betekent dat het hier -kennelijk- door [eiser] betrokken standpunt dat [gedaagde] zou hebben verklaard niet meer tot herstel bereid te zijn en het door hem al betaalde bedrag te zullen restitueren, als onvoldoende onderbouwd wordt verworpen.
4.11
Het hiervoor overwogene leidt de kantonrechter tot het oordeel dat, gesteld dat de door [gedaagde] op 13 februari 2019 aan [eiser] geleverde (vervangende) shutters niet aan de overeenkomst beantwoordden, zij vervolgens niet jegens hem in verzuim is komen te verkeren omdat [eiser] haar geen redelijke mogelijkheid tot herstel heeft geboden althans dat heeft afgehouden. Ook kan, gezien het onder 4.10 overwogene, niet worden geconcludeerd dat het verzuim op de in artikel 6:83 sub c BW bedoelde wijze is ingetreden.
4.12
Nu derhalve niet is gebleken dat [gedaagde] jegens [eiser] in verzuim is geraakt, heeft hij ook niet de bevoegdheid gekregen de ontbinding van de overeenkomst in of buiten rechte in te roepen om vervolgens terugbetaling van het door hem reeds betaalde bedrag te verlangen. Daarenboven geldt dat gesteld noch gebleken is dat [eiser] op enig moment de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden terwijl hij in deze procedure ook niet de ontbinding daarvan heeft gevorderd. De door hem primaire gevorderde terugbetaling van het door hem betaalde bedrag van € 2.862,50 wordt dan ook afgewezen. De meegevorderde rente, buitengerechtelijke kosten en gevolgschade delen in dat lot.
4.13
Ook de door [eiser] primair en subsidiair gevorderde expertisekosten worden afgewezen. Weliswaar kunnen op de voet van artikel 6:96 lid 2 sub b BW kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding in aanmerking komen, maar slechts voor zover dat redelijk is. Nu [gedaagde] reeds voor inschakeling door [eiser] van de expert heeft aangeboden de beschadigingen te herstellen door deze met lak aan te (s)tippen, zoals daarna ook door de expert als herstelmethode is geduid, en [eiser] dat aanbod destijds van de hand heeft gewezen, komt het de kantonrechter bepaald niet redelijk voor de kosten van de expert voor rekening van [gedaagde] te brengen. Dit onderdeel van het door hem gevorderde wordt derhalve eveneens afgewezen.
4.14
Tot slot wordt ook de door [eiser] subsidiair gevorderde veroordeling van [gedaagde] tot kosteloze vervanging van de shutters afgewezen, nu haar, als hiervoor overwogen, nog geen redelijke mogelijkheid is geboden tot herstel over te gaan.
4.15
Het door [gedaagde] gevorderde bedrag van € 587,50 is (wel) toewijsbaar. Ter zake werd onder 4.6 reeds opgemerkt dat [eiser] met betrekking tot die betalingsverplichting sinds 13 februari 2019, althans -vanwege de gemaakte betalingsafspraak- 27 februari 2019, jegens [gedaagde] in verzuim verkeert terwijl het door [eiser] ter zake gedane beroep op opschorting niet kan slagen omdat hij er, gezien het voorgaande, zelf de oorzaak van is dat [gedaagde] haar aanbod tot herstel geen gestand heeft kunnen doen doordat hij dat heeft afgehouden en op vervanging van de shutters dan wel restitutie van het door hem betaalde bedrag heeft aangedrongen.
4.16
Ook de over dit bedrag door [gedaagde] gevorderde wettelijke rente (in de zin van artikel 6:119 BW) is, als op de wet gegrond en door [eiser] niet (afzonderlijk) bestreden, toewijsbaar.
4.17
[eiser] wordt, als de in het ongelijk gestelde partij, zowel in conventie als in reconventie in de kosten van de procedure veroordeeld. Daarbij merkt de kantonrechter op dat bij de vaststelling van het in reconventie aan [gedaagde] toe te kennen bedrag aan gemachtigdensalaris is rekening gehouden met de omstandigheid dat de tegenvordering is voortgevloeid uit het verweer in conventie.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
 wijst het door [eiser] gevorderde integraal af;
 veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 480,- aan salaris voor haar gemachtigde;
in reconventie
 veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 587,50, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW daarover vanaf 27 februari 2019 tot de dag van algehele voldoening;
 veroordeelt [verweerder] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld € 120,- aan salaris voor haar gemachtigde;
in conventie en in reconventie
 verklaart dit vonnis voor zover het veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654