Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord tevens eis in voorwaardelijke reconventie,
- de aan partijen bij brief van 25 februari 2020 verstuurde zittingsagenda, met daarin onderwerpen voor de zitting gepland op 23 maart 2020,
- de beslissing van de rechtbank om de zitting geen doorgang te laten vinden wegens het coronavirus,
- de ‘akte inbreng producties tevens houdende conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie’ van de broer
- de akte vermeerdering eis tevens houdende akte inbreng producties tevens houdende repliek in conventie tevens houdende conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie’ (eveneens) van de broer,
- de conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie, van de zus,
- de conclusie van dupliek in reconventie, van de broer,
- de overgelegde producties.
2..De vaststaande feiten
Legaat aan mijn zoon1. Ik legateer aan mijn zoon een bedrag ter grootte van één vierde (1/4) van de waarde van de nalatenschap, opeisbaar op het moment van overlijden of faillissement van mijn voornoemde partner. Op dit legaat zijn de wettelijke regels van plaatsvervulling van overeenkomstige toepassing, voorzover hierna niet anders is bepaald. 2. De legataris zal binnen zes maanden na mijn overlijden - na daartoe schriftelijk te zijn aangemaand - moeten verklaren of hij van dit legaat gebruik wenst te maken. 3. Over dit legaat is geen rente verschuldigd vanaf de dag van mijn overlijden tot de dag waarop de afgifte van het legaat moet plaatsvinden ”
afgifte en vaststelling legaat’ gedateerd 17 oktober 2008. In deze verklaring staat, samengevat, dat het legaat van de broer een hoogte heeft van € 124.420,64 en dat als grondslag voor de boedelbeschrijving is gebezigd een opgave door de levenspartner, opgesteld in haar hoedanigheid van vruchtgebruikster van de boedel. De akte gaat vergezeld van een bijlage II, waarin wordt beschreven/uitgerekend hoe tot het bedrag van
€ 124.420,64 wordt gekomen.
4..De beoordeling
in conventie
33.924,17 vorderde, maar dit €
43.924,17 moet zijn. De broer vermeerdert dienovereenkomstig zijn eis. Ook worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten vanwege de eisvermeerdering iets hoger. De rechtbank is van oordeel dat deze eisvermeerdering niet in strijd is met de eisen van een goede procesorde, zodat deze wordt toegestaan. Het bezwaar van de zus tegen deze eisvermeerdering wordt verworpen.
gezamenlijkeerfgenamen naar rato van hun erfdeel (artikel 4:117 lid 2 en 3 BW). De zus is erfgenaam voor 99%. Voor de overige 1% is de levenspartner erfgenaam. Mocht in deze procedure vast komen te staan dat het legaat van de broer hoger is dan het aan hem uitbetaalde bedrag, dan zal de desbetreffende vordering voor 99% moeten worden voldaan door de zus. Voor de overige 1% zal de broer zich moeten wenden tot (de erfgenamen van) de levenspartner.
vaststellingvan de hoogte van het legaat omdat deze vaststelling al heeft plaatsgevonden in oktober 2008.
aansluiting mag worden gezocht bij de verjaringsbepalingen van boek 3 BW’ en dat zij het redelijk vindt om als ingangsdatum van de verjaringstermijn te hanteren 17 oktober 2008 (de datum van het verlijden van de akte afgifte en vaststelling legaat). Het beroep op verjaring is daarmee niet goed onderbouwd.
erfdeel moeder € 87,55,op rechtsverwerking en verjaring.
f2.447,50/ € 1110,85 moet ik nog krijgen.
€ 25.198,32.
vervaldata van de facturen.” Het is de rechtbank niet duidelijk op welke facturen de broer doelt. In deze procedure speelt niet de vraag of facturen onbetaald zijn gelaten. Bij gebreke van duidelijkheid over de verzuimdatum zal de rechtbank wettelijke rente toewijzen vanaf twee weken na de datum van dit vonnis. Wettelijke
handelsrenteis niet toewijsbaar omdat het hier niet gaat om vertraging in de betaling van een zakelijk overeengekomen geldsom.