In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 17 september 2020 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige]. De minderjarige woont bij haar moeder, [naam moeder], die betrokken is maar zich machteloos voelt door de problematiek van haar dochter. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] sinds oktober 2019 niet meer naar school gaat en dat zij suïcidale handelingen heeft vertoond, wat wijst op een mogelijke depressie. De hulpverlening in het vrijwillige kader heeft niet het gewenste resultaat opgeleverd, waardoor gedwongen hulpverlening noodzakelijk is. De kinderrechter heeft geoordeeld dat voldaan is aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek en heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] goedgekeurd, met ingang van 17 september 2020 tot 17 september 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. S. Jordaan, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.