ECLI:NL:RBROT:2020:8232

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
10/811026-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke vrijheidsberoving, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, mishandeling en vervaardiging van kinderporno door vier volwassen verdachten

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 september 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vier volwassen verdachten die betrokken waren bij de mishandeling en wederrechtelijke vrijheidsberoving van een minderjarige. De verdachten hebben het slachtoffer op 17 april 2019 in Schiedam en Rotterdam met geweld in een auto geduwd en naar een kelderbox gebracht, waar hij gedwongen werd zich te ontkleden en onzedelijke handelingen te verrichten. Het slachtoffer heeft hierbij een gebroken neus opgelopen en is gedurende enige tijd vastgehouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan opzettelijke vrijheidsberoving, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, mishandeling en het vervaardigen van kinderporno. De rechtbank legde aan de hoofdverdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden op en wees de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat niet aannemelijk was dat er sprake was van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachten op een schokkende en weerzinwekkende wijze hebben gehandeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/811026-19
Datum uitspraak: 17 september 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. H. Weisfelt, advocaat te ‘s-Gravenhage.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 september 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis bij de einduitspraak.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De opzettelijke vrijheidsberoving (feit 1) en het in de auto slaan van het slachtoffer (feit 3) wordt erkend. Het onder 2 ten laste gelegde moeten dulden van de beschreven handelingen klopt niet ten aanzien van het dwingen van het slachtoffer om zijn onderbroek uit te trekken, een komkommer in of langs zijn anus te brengen en over zijn eigen penis te wrijven. Verder is hij niet bedreigd met een taser en heeft hij geen schoppen gehad, maar mogelijk één trap. De verdachte dient van het onder 4 ten laste gelegde vrijgesproken te worden, omdat er nooit een filmpje is gemaakt en er geen filmpje op de telefoons van de verdachten is aangetroffen. Er is door de vier verdachten gedaan alsof er een filmpje werd gemaakt. Zonder film is voorts niet vast te stellen of een seksuele gedragingen is gefilmd of slechts een vernederende pose. De foto die is gemaakt levert geen pornografische afbeelding op.
4.1.2.
Beoordeling
De feiten
In deze strafzaak speelt de relatie tussen de 18 jaar oude stiefdochter van de verdachte, [naam stiefdochter verdachte] , de dochter van zijn partner en tevens medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ), met de 17 jarige aangever [naam slachtoffer] een grote rol. Deze relatie is behoorlijk onstuimig geweest en er was veel ruzie tussen [naam stiefdochter verdachte] en [naam slachtoffer] . Dit blijkt uit allerlei WhatsApp gesprekken. Ook komt hieruit het beeld naar voren dat beiden op zoek zijn naar grenzen, ook op seksueel vlak. Er worden naaktbeelden naar elkaar gestuurd en er zijn ook twee seksfilmpjes gemaakt. Als [naam stiefdochter verdachte] de relatie op enig moment uitmaakt, stuurt [naam slachtoffer] een bericht dat hij iets gaat doen met de filmpjes als [naam stiefdochter verdachte] een ander vriendje krijgt. De moeder van [naam stiefdochter verdachte] ziet onder meer dit bericht op de telefoon van haar dochter en maakt zich zorgen over de situatie. Samen met de verdachte en nog twee medeverdachten besluit de moeder van [naam stiefdochter verdachte] op 15 april 2019 langs te gaan bij [naam slachtoffer] , die nog bij zijn ouders woont, met het verzoek om de naaktfoto’s en seksfilmpjes van zijn telefoon te verwijderen. [naam slachtoffer] werkt hieraan mee. De volgende dag realiseren de vier volwassenen zich dat de foto’s en de filmpjes misschien nog in de iCloud aanwezig zijn. Ze besluiten [naam slachtoffer] op 17 april 2019 na zijn werk in de supermarkt met de auto op te wachten om hem te dwingen de foto’s en filmpjes uit de iCloud te verwijderen. Omdat [naam slachtoffer] zijn telefoon niet bij zich heeft, lukt dit niet. Daarop wordt [naam slachtoffer] door de vier volwassenen met geweld in de auto geduwd en meegenomen naar een kelderbox. Hij moet zich daar uitkleden, wordt geslagen en geschopt en moet onder dwang allerlei onzedelijke handelingen bij zichzelf verrichten. Na afloop wordt [naam slachtoffer] teruggebracht naar de plek vanwaar hij is meegenomen. Hij doet op 18 april 2019 aangifte bij de politie.
Selectie en weging bewijsmiddelen
De verdachte en de medeverdachten hebben daags na de gebeurtenissen op 17 april 2019 uitgebreide en gedetailleerde verklaringen bij de politie afgelegd over hetgeen heeft plaatsgevonden voorafgaand en tijdens de autorit naar de kelderbox en in de kelderbox. De verdachte is zowel bij de rechter-commissaris (op 10 januari 2020) als ter terechtzitting op (delen van) zijn verklaring teruggekomen dan wel heeft hij zijn verklaring afgezwakt. Het is aan de rechtbank om de bewijsmiddelen te selecteren en de inhoud daarvan te wegen. De rechtbank neemt de verklaringen die de verdachten bij de politie hebben afgelegd als uitgangspunt, omdat deze kort na de gebeurtenissen zijn afgelegd en de verklaringen grotendeels overeenkomen met hetgeen het slachtoffer heeft verklaard in zijn aangifte. Bovendien heeft de verdachte bij de politie niet kenbaar gemaakt dat zijn verklaring - zoals deze op papier stond - of delen daarvan, niet juist waren.
Ten aanzien van de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving, feitelijke aanranding en mishandeling gaat de rechtbank er op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen vanuit dat de verdachte en zijn medeverdachten het minderjarige slachtoffer op 17 april 2019 in Schiedam hebben opgewacht. Daarna is het slachtoffer met geweld in een auto geduwd. Hij is in de auto mishandeld en naar een kelderbox aan de [plaats delict] in Rotterdam gebracht waar hij wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en enige tijd beroofd is gehouden. De geweldshandelingen in de auto en in de kelderbox bestonden onder meer uit het meermalen slaan en schoppen van het slachtoffer. Verder is hem een taser getoond en voorgehouden. Dit blijkt uit de verklaring van het slachtoffer en uit de verklaring van de verdachte. In de kelderbox moest het slachtoffer zich ontkleden en ontuchtige handelingen plegen, waaronder een banaan en een komkommer pijpen, en de komkommer in zijn anus brengen. Ook moest het slachtoffer over zijn penis wrijven. Van deze seksuele handelingen zijn in de kelderbox foto’s en een filmpje gemaakt.
Voor de bewezenverklaring van het ten laste gelegde vervaardigen van kinderporno is voldoende dat ter terechtzitting is komen vast te staan dat het slachtoffer minderjarig was ten tijde van het plegen van dit delict. Daar komt bij dat de verdachten op de hoogte waren of konden zijn van de leeftijd van het destijds 17-jarige slachtoffer. Het slachtoffer had immers al een jaar een relatie met de stiefdochter van de verdachte en heeft voorts rijlessen gevolgd op zijn rijschool.
De rechtbank houdt voorts rekening met het feit dat de verdachten bij de politie hebben verklaard dat het plan was om een filmpje van het slachtoffer te maken terwijl hij ontuchtige handelingen met zichzelf moest verrichten als zou blijken dat de foto’s en filmpjes van [naam stiefdochter verdachte] niet verwijderd konden worden uit de iCloud. Met dit filmpje wilden de verdachten voorkomen dat het slachtoffer in de toekomst een foto of filmpje van [naam stiefdochter verdachte] zou delen of op internet zou plaatsen. Dat dit filmpje niet in het dossier zit omdat de telefoon van de medeverdachte [naam medeverdachte] niet is teruggevonden terwijl zij degene was die gefilmd heeft, doet niets af aan het ten laste gelegde vervaardigen van kinderporno. Immers, het slachtoffer verklaart hierover en ook de verdachten hebben verklaard dat er is gefilmd door [naam medeverdachte] . Ook uit hun WhatsApp-gesprekken vóór de bewuste 17 april 2019 blijkt dat het vooropgezette plan was om de ontuchtige handelingen te filmen.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de verdachte als medepleger dient te worden aangemerkt, omdat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De verdachte maakte deel uit van een groep volwassenen die voorafgaand aan hun gedragingen met elkaar in contact stonden en op basis van een vooropgezet plan meerdere strafbare feiten hebben gepleegd. Daarbij heeft de verdachte, naar hij heeft verklaard, ook zelf een fysieke rol vervuld. Bovendien blijkt uit niets dat de verdachte zich op een daartoe geëigend tijdstip heeft gedistantieerd van de gepleegde strafbare feiten jegens het slachtoffer, terwijl hij hiertoe wel de gelegenheid had.
4.1.3.
Conclusie
Gelet op voornoemde omstandigheden in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank
wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de hem ten laste gelegde opzettelijke vrijheidsberoving, feitelijke aanranding van de eerbaarheid, mishandeling en het vervaardigen van kinderporno. De verweren tot (gedeeltelijke) vrijspraak vinden hun weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen en worden dan ook verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 17 april 2019 te Schiedam en Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk [naam slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
door
- die [naam slachtoffer] in een auto te duwen en
- die [naam slachtoffer] meermalen te slaan en
- vervolgens naar een woning/kelderbox/garage gelegen aan de [plaats delict] te
rijden en
- die [naam slachtoffer] in voornoemde woning/kelderbox/garage vast te houden en
- die [naam slachtoffer] een taser te tonen en voor te houden en
- die [naam slachtoffer] meermalen te schoppen en/of te trappen;
2.
hij op 17 april 2019 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen,
door geweld of door bedreiging met
geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het
- brengen en houden van een banaan in zijn mond en
- het brengen en houden van een komkommer in zijn mond en in zijn anus
en
- wrijven over zijn eigen penis,
het geweld en de bedreiging met geweld
hebben bestaan uit het
- schoppen en/of trappen en
- tonen en/of voorhouden van een taser en
- dwingen van die [naam slachtoffer] om op zijn knieën te zitten en zijn broek
en onderbroek uit te trekken;
3.
hij op 17 april 2019 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen te slaan en/of te
stompen en/of te schoppen en/of te trappen;
4.
Hij op 17 april 2019
te Rotterdam, tezamen en in vereniging,
afbeeldingen - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen -
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van
achttien jaar nog niet had bereikt, te weten
[naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001
is betrokken ,
heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven -
bestonden uit het:
- brengen en houden van een banaan in zijn mond en
- brengen en houden van een komkommer in zijn mond en
in zijn anus en
- wrijven over zijn penis.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
de eendaadse samenloop van:
feit 2
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en feit 3
medeplegen van mishandeling;
feit 4
medeplegen van een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep toekomt op putatief noodweerexces. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf en leden van zijn stiefdochter, omdat de stiefdochter wanhopig werd van de chantage door het slachtoffer, zich totaal vernederde en op het punt stond zichzelf van het leven te beroven. De wederrechtelijke aanranding was op 17 april 2019 nog immer aanwezig, omdat de verdachte een oprechte en gegronde vrees had dat het slachtoffer nog over het beeldmateriaal beschikte in de iCloud. Het door de verdachte en de medeverdachten gesmede en gedeeltelijk uitgevoerde plan is – naar de rechtbank begrijpt – het onmiddellijke gevolg geweest van de oplopende emoties van de verdachten na het zien van de filmpjes van zijn stiefdochter en een nacht niet te hebben geslapen.
6.2.
Beoordeling
Niet aannemelijk is geworden dat het handelen van de verdachte was geboden door een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer van het lijf of de eerbaarheid van zijn stiefdochter, dan wel een dreiging daarvan. Onduidelijk is immers gebleven – ook voor de verdachte – wat zich precies in de relatie tussen zijn stiefdochter en het slachtoffer heeft afgespeeld en onder welke omstandigheden. Evenmin is komen vast te staan in welke mate dit zijn weerslag heeft gehad op de gesteldheid en het handelen van de stiefdochter en het slachtoffer. Bij die stand van zaken kan het bezit van seksueel beeldmateriaal en de inhoud van WhatsApp gesprekken tussen zijn stiefdochter en het slachtoffer niet zonder meer worden gelijkgesteld met een reële en (dreigende) ogenblikkelijke aanranding.
Evenmin kan uit het dossier en het verhandelde ter zitting worden afgeleid dat op het moment van de gedragingen van de verdachte sprake was van een situatie waarin hij abusievelijk maar verschoonbaar heeft kunnen menen dat sprake was van een noodweersituatie en zich daarom moest verdedigen door te handelen zoals hij heeft gedaan. Vast staat dat de verdachte op 15 april 2019 het beeldmateriaal van zijn stiefdochter, mede onder toeziend oog van de verdachte en de ouders van het slachtoffer, van de telefoon van het slachtoffer heeft laten verwijderen. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de grote zorgen van de verdachte over zijn stiefdochter, is de enkele vrees dat het slachtoffer mogelijkerwijs nog beeldmateriaal op zijn iCloud had staan onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte objectief gezien redelijkerwijs in de veronderstelling kon verkeren dat sprake was van een (dreigende) noodweersituatie.
6.3.
Conclusie
Er is geen sprake van een noodweersituatie of dreiging daarvan waartegen de verdachte zich mocht verdedigen of waarvan de verdachte mocht veronderstellen dat hij zich mocht verdedigen. Het beroep op (putatief) noodweerexces wordt verworpen.
Ook overigens zijn er geen omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
20 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte recentelijk niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
3 september 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in. De verdachte is in 2013 in aanraking gekomen met justitie in verband met een mishandeling. Deze zaak is afgedaan met een boete in de vorm van een strafbeschikking. Uit het onderzoek van de reclassering zijn geen criminogene factoren naar voren gekomen. Om die reden acht de reclassering begeleiding en/of een behandeling niet noodzakelijk. Daarentegen heeft de verdachte onvoldoende inzicht in de gevolgen voor het slachtoffer. Het recidiverisico wordt echter als laag ingeschat waardoor toezicht van de reclassering met bijzondere voorwaarden niet is geïndiceerd.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdachte en zijn mededaders, vier volwassen personen, hebben het minderjarige slachtoffer mishandeld (waarbij het slachtoffer een gebroken neus heeft opgelopen), wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en in een kelderbox enige tijd vast gehouden. Aldaar hebben ze hem zich laten ontkleden, moest hij kattenmelk drinken, een banaan en een komkommer pijpen, en de komkommer in zijn anus inbrengen. Hiervan hebben zij ook foto’s en een filmpje gemaakt. Dit zijn schokkende en weerzinwekkende misdrijven.
De verdachte heeft verklaard dat zijn handelen is ingegeven door hetgeen het slachtoffer de dochter van zijn partner/mededader - met wie het slachtoffer een relatie had - zou hebben aangedaan. Nog los van het feit dat niet is komen vast te staan, ook voor de verdachte niet, wat en onder welke omstandigheden zich in die relatie precies heeft afgespeeld , is de wijze waarop de verdachte en zijn mededaders dit ‘hebben willen oplossen’ buiten elke proportie.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de berekenende wijze waarop de verdachte en zijn mededaders hebben gehandeld. Het was de bedoeling om het slachtoffer te vernederen en onder druk te zetten. Daartoe hebben zij zich ook voorbereid. Zij hadden immers kattenmelk, een kommetje, een banaan en een komkommer meegenomen. Ze hebben met vier volwassenen het minderjarige slachtoffer opgewacht en hem in een auto geduwd en zijn daarna met hem naar een kelderbox gegaan. Zij hebben daarbij op geen enkele wijze rekening gehouden met de (psychische) impact die de feiten op het slachtoffer hebben gehad en de gevoelens van angst die het slachtoffer heeft ervaren, doordat hij in een zeer bedreigende en vernederende situatie was terecht gekomen.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met oplegging van een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Er bestaat dan ook geen ruimte voor een met een voorwaardelijke vrijheidsstraf gecombineerde (maximale) werkstraf, zoals door de verdediging is voorgesteld.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat wel rekening gehouden met het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte. De verdachte heeft geen relevante documentatie. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het rapport van de reclassering van 3 september 2019.
De rechtbank houdt voorts rekening met het gegeven dat de verdachte grotendeels openheid van zaken heeft gegeven en heeft aangegeven in te zien dat zijn handelen verkeerd is geweest. Hij heeft ter zitting oprechte spijt betuigd.
Alles overwegende zal de rechtbank aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 18 maanden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert – na wijziging voorafgaand aan het requisitoir – een vergoeding van € 345,80 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij refereert zich ten aanzien van de hoogte van de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij (bij een veroordeling) te matigen. Anders dan in de door de benadeelde partij aangehaalde voorbeelden is hier wel degelijk sprake van schuld aan de zijde van de benadeelde partij hetgeen tot compensatie ex artikel 6:101 BW dient te leiden. Zowel de benadeelde partij als de stiefdochter van verdachte zijn onder behandeling bij een psycholoog. Zij hebben vergelijkbaar leed moeten ondergaan. De raadsman verzoekt de immateriële schade te matigen tot een bedrag van
€ 1.000,00.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering op dat punt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de materiële schade door de verdediging niet is betwist.
De rechtbank is verder van oordeel dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De immateriële schade zal op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid worden vastgesteld op € 3.750,00. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van het overige deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het resterende deel van de vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 april 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.095,80, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tot opheffing geschorst bevel voorlopige hechtenis

De officier van justitie heeft gevorderd het bevel van deze rechtbank tot schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
De rechtbank wijst deze vordering af. Het zwaarwegend persoonlijk belang van de verdachte bij schorsing van de voorlopige hechtenis bestaat nog steeds en duurt voort zolang hij niet onherroepelijk tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal zijn veroordeeld.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 47, 55, 57, 240b, 246, 248, 282 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer] , te betalen een bedrag van
€ 4.095,80 (zegge: vierduizend vijfennegentig euro en tachtig eurocent), bestaande uit € 345,80 aan materiële schade en € 3.750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam slachtoffer] te
betalen € 4.095,80 (hoofdsom, zegge: vierduizend vijfennegentig euro en tachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 april 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 4.095,80 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
50 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de vordering tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 september 2020.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 17 april 2019 te Schiedam en/of Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[naam slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- die [naam slachtoffer] in een auto te duwen en/of
- die [naam slachtoffer] meermalen te stompen en/of te slaan en/of
- vervolgens naar een woning/kelderbox/garage gelegen aan de [plaats delict] te
rijden en/of
- die [naam slachtoffer] in voornoemde woning/kelderbox/garage vast te houden en/of
- die [naam slachtoffer] een taser, althans een op een taser gelijkend voorwerp, te tonen en/of voor houden en/of
- die [naam slachtoffer] meermalen te schoppen en/of te trappen;
2.
hij op of omstreeks 17 april 2019 te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te
weten [naam slachtoffer] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een
of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het
- brengen en/of houden van een banaan in zijn mond en/of
- het brengen en/of houden van een komkommer in zijn mond en/of in zijn anus
en/of
- wrijven over zijn eigen penis,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- schoppen en/of trappen en/of
- tonen en/of voorhouden van een taser, althans een op een taser gelijkend voorwerp, en/of
- dwingen van die [naam slachtoffer] om op zijn knieën te zitten en/of zijn broek
en/of onderbroek uit te trekken;
3.
hij op of omstreeks 17 april 2019 te Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[naam slachtoffer] heeft mishandeld door hem meermalen te slaan en/of te
stompen en/of te schoppen en/of te trappen;
4.
hij
op of omstreeks 17 april 2019
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
afbeeldingen - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen -
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van
achttien jaar nog niet had bereikt, te weten
[naam slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2001
is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft vervaardigd, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven -
bestonden uit het:
- brengen en/of houden van een banaan in zijn (slachtoffers) mond en/of
- het brengen en/of houden van een komkommer in zijn (slachtoffers) mond en/of
in zijn anus en/of
- wrijven over zijn (slachtoffers) penis,