ECLI:NL:RBROT:2020:8210

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
C/10/596526 / JE RK 20-1344
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot wijziging verblijfplaats van een minderjarige op basis van artikel 1:336a BW

Op 15 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de minderjarige [roepnaam minderjarige], geboren in 2006, die sinds februari 2018 bij pleegouders verblijft. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft verzocht om vervangende toestemming voor wijziging van het verblijf van de minderjarige, op basis van artikel 1:336a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarige, pleegouders, bijzondere curator en vertegenwoordigers van de GI zijn gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgelijke signalen zijn over de opvoedsituatie van de minderjarige in het pleeggezin. Er zijn zorgen geuit over de samenwerking tussen de pleegouders en de pleegzorgwerkers, alsook over het alcoholgebruik en de opvoedstijl van de pleegvader. De bijzondere curator heeft geconcludeerd dat een overplaatsing naar een ander pleeggezin in het belang van de minderjarige is, gezien de zorgen over de huidige situatie en het gebrek aan ondersteuning.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om toestemming te verlenen voor de wijziging van het verblijf van de minderjarige, met de nadruk op het belang van continuïteit in haar schoolomgeving en het contact met haar familie. De bijzondere curator is ontslagen uit zijn functie, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechtbank heeft benadrukt dat er geen andere voorziening openstaat dan cassatie in het belang der wet.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/596526 / JE RK 20-1344
datum uitspraak: 15 september 2020

beschikking verzoek vervangende toestemming tot wijziging verblijfplaats

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna ook te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2006 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [roepnaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen de pleegmoeder, wonende te [woonplaats pleegmoeder] ,

[naam pleegvader] ,

hierna te noemen de pleegvader, wonende te [woonplaats pleegvader] ,

mr. G.E. VAN DER POLS ,

hierna te noemen de bijzondere curator, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 8 juni 2020 en de daaraan ten grondslag liggende stukken,
- het verslag met bijlagen van de bijzondere curator van 25 augustus 2020, ingekomen bij de griffie op 26 augustus 2020,
- de brief van mr. De Groot van 2 september 2002, ingekomen bij de griffie op 2 september 2020.
Op 3 september 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [roepnaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart en bijgestaan door de bijzondere curator is gehoord,
- de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat mr. L. de Groot,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] ,
- de bijzondere curator.
Mw. [naam vertegenwoordigster 2] is tijdens de zitting telefonisch gehoord.

De feiten

Bij beschikking van 21 juni 2018 is de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering belast met de voogdij over [roepnaam minderjarige] .
[roepnaam minderjarige] verblijft sinds februari 2018 bij de pleegouders.
Bij beschikking van 8 juni 2020 is het verzoek van de GI om toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [roepnaam minderjarige] aangehouden. Bij die beschikking is mr. G.E. van der Pols benoemd als bijzondere curator om de rechtbank te adviseren of de plaatsing in het huidige pleeggezin of de plaatsing in een ander pleeggezin het meest in het belang van [roepnaam minderjarige] is en om [roepnaam minderjarige] in en buiten rechte te vertegenwoordigen en alles te doen wat in haar belang noodzakelijk is. Deze benoeming geldt voor de duur van de onderhavige procedure.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht om op grond van artikel 1:336a, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [roepnaam minderjarige] .
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het verslag van de bijzondere curator geeft een duidelijke weergave van de situatie. [roepnaam minderjarige] is gebaat bij een overplaatsing naar een ander pleeggezin. Vanuit daar moet gekeken worden hoe het contact tussen [roepnaam minderjarige] en haar familie kan worden vormgegeven. De tante van [roepnaam minderjarige] heeft aangegeven altijd al voor [roepnaam minderjarige] te hebben willen zorgen na het overlijden van de moeder. Er is echter onduidelijkheid over de pleegzorgscreening die in het verleden zou hebben plaatsgevonden. De vorige jeugdbeschermer heeft onvoldoende verslag gedaan van haar bevindingen. Er zal daarom opnieuw een pleegzorgscreening moeten plaatsvinden.

Het standpunt van de pleegouders

Door en namens de pleegouders is, onder verwijzing naar de brief van mr. De Groot van 2 september 2020, verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. [roepnaam minderjarige] ontwikkelt zich, ondanks haar traumatische achtergrond, positief binnen het pleeggezin. Ook op school gaat het heel goed. Contact met de biologische familie van [roepnaam minderjarige] zal haar veel schade berokkenen. Bovendien heeft de vorige jeugdbeschermer aangegeven dat er geen contact met de familie mocht plaatsvinden. In het gezinsplan is door de vorige jeugdbeschermer opgenomen dat de biologische familie zich onbetrouwbaar opstelt, dat zij hun afspraken niet nakomen en erg dwingend zijn richting [roepnaam minderjarige] . [roepnaam minderjarige] zou van hen een keus moeten maken waar zij wil wonen. Een bezoek van de broer is een nare ervaring geweest voor [roepnaam minderjarige] . Pas nadat de twee andere pleegkinderen van de pleegouders waren overgeplaatst heeft [roepnaam minderjarige] aangegeven dat zij contact wil met haar familie. De pleegouders staan daar voor open. Er zijn door de jeugdbeschermer echter geen stappen ondernomen. Ten aanzien van het verwijt dat de pleegouders geen toestemming hebben gegeven voor traumatherapie merken zij op dat zij daarvoor geen handtekening hoeven te zetten omdat er sprake is van voogdij. Tot slot is aangegeven dat de pleegvader vanwege zijn drukke schema in verband met de andere pleegkinderen niet altijd bij de gesprekken met de pleegzorgbegeleidster aanwezig kon zijn en dat hij zes weken afwezig is geweest vanwege medische redenen.

Het standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator van [roepnaam minderjarige] heeft ter zitting, in aanvulling op zijn rapport, naar voren gebracht dat de grootste zorgen zijn gelegen in de samenwerking tussen de pleegouders en de pleegzorgwerkers. De pleegzorgwerkers krijgen het idee dat de pleegouders geen openheid geven en geen informatie delen. Daarnaast is er beperkt contact met [roepnaam minderjarige] geweest. Er is daardoor onvoldoende zicht op de opvoedsituatie. Verder is het opvallend dat [roepnaam minderjarige] geen enkel contact heeft met haar familie, terwijl dit van belang is voor haar identiteitsontwikkeling. Noch de pleegouders noch de GI hebben hierin stappen ondernomen. Daarnaast is er op dit moment geen pleegzorgbegeleiding. Enver heeft de samenwerking met de pleegouders stopgezet en andere instanties hebben geen vertrouwen in de samenwerking. Alles afwegend komt de bijzondere curator tot de conclusie dat een overplaatsing van [roepnaam minderjarige] naar een ander pleeggezin het meest in haar belang zal zijn. Ondanks dat de pleegouders de beste intenties hebben, zijn zij niet in staat om [roepnaam minderjarige] de maximale zorg te bieden. Indien er een overplaatsing zal plaatsvinden, is het van belang dat er een pleeggezin in de omgeving wordt gezocht zodat [roepnaam minderjarige] op dezelfde school kan blijven en zij dezelfde activiteiten kan blijven ondernemen. Er dient daarnaast aandacht te komen voor het contact met haar familie.

De beoordeling

Ingevolge het tweede lid van artikel 1:336a van het BW wordt het verzoek tot vervangende toestemming voor wijziging in het verblijf slechts ingewilligd indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er al langere tijd zorgelijke signalen zijn over de opvoedsituatie van [roepnaam minderjarige] in het pleeggezin, waarvan tot mei 2020 ook andere pleegkinderen deel uitmaakten. Uit de stukken blijkt dat deze zorgen door Enver in ieder geval besproken zijn op 3 juli 2019, 12 december 2020, 16 januari 2020 en 21 april 2020. Bij deze gesprekken was de pleegvader niet aanwezig, ook al betreft een deel van de zorgen juist hem en is hij, omdat hij anders dan de pleegmoeder niet meer buitenshuis werkzaam is, het meest met de kinderen, inmiddels alleen nog met [roepnaam minderjarige] , thuis aanwezig. De pleegzorgbegeleiders hebben de pleegvader maar tweemaal gezien. De zorgen die Enver heeft gemeld gaan over het alcoholgebruik van de pleegvader, de verbale agressie van de pleegvader, de ruzies tussen de pleegouders, de opvoedstijl van de pleegouders (eten meerdere keren opwarmen als een kind niet wil eten, cadeaus weggooien van biologische familieleden), de veiligheid in het pleeggezin, de bejegening van de pleegkinderen, het seksuele contact dat heeft plaatsgevonden tussen [roepnaam minderjarige] en een ander pleegkind, het gebrek aan toezicht op de pleegkinderen en het vormgeven van contacten met de biologische families. Ook wil de pleegmoeder niet meewerken aan observaties thuis en wil zij alleen meewerken aan therapieën waar zij zelf achter staat. Andere pleegkinderen van de pleegouders hebben aangegeven dat zij niet over hun biologische familie mochten praten, dat zij maar twee maal per dag te eten kregen, dat de pleegvader soms schreeuwde dat hij ‘het niet trok’. Voorts waren er zorgen over het niet delen van informatie door de pleegouders (bijvoorbeeld de medische reden waarom de pleegvader zes weken afwezig was), de draagkracht in relatie tot de draaglast van het pleeggezin en het moeizaam tot stand komen van afspraken met de pleegouders. Ook moest pleegouders tot drie maal toe verzocht worden de verzoeken om een nieuwe VOG te ondertekenen. In 2018 zijn er twee zorgmeldingen gedaan bij Veilig Thuis, waarvan één door een voormalig pleegkind.
De rechtbank constateert dat hulp die door Enver noodzakelijk wordt geacht niet of moeizaam van de grond komt. Zo blijkt uit de stukken bijvoorbeeld dat toen in het voorjaar van 2020 eindelijk opvoedondersteuning in gang zou worden gezet, de pleegvader vervolgens zes weken niet in het gezin aanwezig was.
De huidige jeugdbeschermer heeft naar voren gebracht dat zij de zorgen van Enver herkent en dat het moeilijk is met de pleegouders tot afspraken en samenwerking te komen. Hulp van coachpoint die na de vorige zitting zou worden ingezet is mede niet op gang gekomen omdat de pleegouders ervoor hebben gekozen de hele schoolvakantie niet aanwezig te zijn.
Ook door de jeugdbeschermers van de andere, inmiddels overgeplaatste, pleegkinderen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond zijn er zorgen over de pleegouders geuit. De pleegouders ontkennen de zorgen grotendeels, en zijn van mening dat de zorgen die er waren vooral te maken hadden met de andere pleegkinderen, en één van die pleegkinderen zou ook hebben gelogen.
Wat daar echter ook van zij, uiteindelijk hebben de zorgen en de moeizame samenwerking tussen Enver en de pleegouders er toe geleid dat Enver de samenwerking met de pleegouders heeft verbroken.
De rechtbank sluit, door het ontbreken van verslaglegging door de vorige jeugdbeschermer, niet uit dat de vorige jeugdbeschermer veel steken heeft laten vallen en bijvoorbeeld niet de benodigde stappen heeft gezet om de traumabehandeling van [roepnaam minderjarige] in gang te zetten. Onduidelijk daardoor is ook of er pleegzorgscreening van de tante heeft plaatsgevonden. Maar dat doet er niet aan af dat Enver de samenwerking met de pleegouders heeft stopgezet en dat er geen andere pleegzorginstantie betrokken is. Horizon pleegzorg heeft de pleegzorgbegeleiding niet over willen nemen. Het baart de rechtbank zorgen dat er sinds het verbreken van deze samenwerking ook anderszins geen verder zicht is gekomen op de opvoedsituatie van [roepnaam minderjarige] , ook al zal de Coronacrisis en het langdurig verblijf van de pleegouders op hun vakantieadres hier mede debet aan zijn geweest. Gelet op de traumatische gebeurtenissen in het verleden en de kwetsbaarheid van [roepnaam minderjarige] is pleegzorgbegeleiding naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk. Gelet op het ontbreken hiervan, het ontbreken van andere hulpverlening, de ernstig verstoorde samenwerking tussen de pleegouders en de GI, alsmede het advies van de bijzondere curator acht de kinderrechter overplaatsing van [roepnaam minderjarige] naar een ander pleeggezin in haar belang noodzakelijk.
Omdat het goed gaat met [roepnaam minderjarige] op school is het in haar belang dat er een pleeggezin wordt gevonden in de buurt van haar school. Vanuit het nieuwe pleeggezin dient tevens te worden bezien hoe aan de diepe wens van [roepnaam minderjarige] om contact te hebben met haar familie vorm kan worden gegeven.
De rechtbank geeft toestemming het verblijf van [roepnaam minderjarige] te wijzigen.

De beslissing

De rechtbank:
verleent toestemming aan de GI tot wijziging van het verblijf van [roepnaam minderjarige] ;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
ontslaat de bijzondere curator mr. G.E. van der Pols, onder dankzegging uit zijn
benoeming wegens beëindiging van zijn werkzaamheden.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.M. Marseille, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier en in het openbaar uitgesproken op
15 september 2020.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet