In deze huurzaak tussen Woonfonds Nederland 5B B.V. en de gedaagde, heeft de kantonrechter op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in het verzet tegen een eerder verstekvonnis. De zaak betreft een huurovereenkomst tussen Woonfonds als verhuurster en de gedaagde als huurster, waarbij de gedaagde een huurachterstand heeft laten ontstaan van € 2.553,81. Woonfonds vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van achterstallige huur en bijkomende kosten. De gedaagde heeft het verzet tijdig ingesteld en erkende de huurachterstand, maar voerde aan dat haar bijzondere omstandigheden, waaronder een problematische schuldensituatie, niet in aanmerking waren genomen.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in haar betalingsverplichtingen en dat de huurachterstand van meer dan vier maanden niet als gering kon worden aangemerkt. De rechter concludeerde dat de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd waren, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde. De vorderingen van Woonfonds werden toegewezen, en het verstekvonnis werd bekrachtigd. De gedaagde werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.
De uitspraak benadrukt de strikte naleving van huurbetalingen en de gevolgen van betalingsachterstanden, waarbij de rechter de belangen van de verhuurder zwaarder liet wegen dan de persoonlijke omstandigheden van de huurster.