ECLI:NL:RBROT:2020:8120

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
10/750251-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en wapenbezit door penningmeester van dierenasiel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 september 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die als penningmeester van een dierenasiel gedurende een periode van enkele jaren geld heeft verduisterd. De verdachte, geboren in Indonesië, was verantwoordelijk voor de financiën van de stichting en heeft in totaal € 37.384,06 verduisterd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geldbedragen van de stichting heeft gebruikt voor persoonlijke uitgaven, waaronder abonnementen en verbouwingen. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen zijn eerdere bekentenissen ingetrokken, maar de rechtbank oordeelde dat zijn verklaringen bij de politie betrouwbaar waren en voldoende bewijs boden voor de verduistering. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, de stichting, tot een bedrag van € 37.384,06 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De verdachte is ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens en munitie, wat een ernstig gevaar voor de samenleving met zich meebrengt. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische toestand, maar heeft desondanks een strenge straf opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750251-18
Datum uitspraak: 16 september 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Indonesië) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.F.A. van Pelt, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 september 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S. Sondermeijer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen en het bestanddeel “uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep” en bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van het voorarrest en een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde de oplegging van een contactverbod met de bestuursleden van [naam stichting] .

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 2)
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair ten laste gelegde verduistering wettig en overtuigend bewezen kan worden tot een bedrag van € 49.788,00. Zij voert daartoe aan dat de verdachte in de functie van bestuurder/penningmeester van [naam stichting] geld van de Stichting heeft gebruikt voor privédoeleinden. De verdachte was de enige persoon die toegang had tot de bankrekeningen van de Stichting. Niemand controleerde zijn werkzaamheden als penningmeester en de verdachte liet dat ook niet toe. Uit de diverse verklaringen van de aangeefster namens de Stichting, de getuigenverklaringen van andere bestuursleden en vrijwilligers en het onderzoek van de politie naar de transactiegegevens van de Stichting blijkt dat een aantal uitgaven niet te relateren is aan de Stichting. Daarnaast heeft de verdachte bij de politie bekend dat hij privé-uitgaven heeft gedaan met geld van de Stichting. Dat hij ter terechtzitting op die bekennende verklaring is teruggekomen, laat onverlet dat deze bij de politie afgelegde verklaring betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebruikt. Omdat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat de verdachte de verduistering samen met een ander heeft gepleegd en evenmin is gebleken dat sprake was van een persoonlijke dienstbetrekking, dient de verdachte van deze bestanddelen van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de goederen die de verdachte als bestuurder/penningmeester van de
Stichting heeft aangeschaft gerelateerd zijn aan en bestemd waren voor de Stichting. Hij heeft zich dus geen geldbedragen en goederen wederrechtelijk toegeëigend. Gelet op de statuten had de verdachte als bestuurder/penningmeester toestemming om deze uitgaven te doen. Voorts kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte in persoonlijke dienstbetrekking stond, omdat er geen sprake was van ondergeschiktheid nu de verdachte deel uitmaakte van het bestuur van de Stichting.
4.2.3.
Beoordeling
De verdachte is van oktober 2009 tot feitelijk maart 2018 penningmeester en bestuurder geweest van [naam stichting] , een dierenasiel te Nieuw-Lekkerland. In de periode van 2014 tot en met april 2018 was de verdachte de enige persoon die een bankpas had van de bankrekening van de Stichting. Ook had hij als enige toegang tot de boekhouding.
De verdachte heeft in zijn laatste twee verhoren bij de politie op 1 maart 2019 en 18 september 2019 verklaard dat hij privé-uitgaven heeft gedaan met geld van de Stichting, maar dat dit bedrag lager is dan waarvan in de aangifte wordt gesproken. Tijdens die verhoren heeft de verdachte in een overzicht van de uitgaven met een minteken aangegeven welke aankopen voor privédoeleinden zijn gebruikt. De uitgaven met een krul erachter waren bestemd voor de Stichting. Ter terechtzitting heeft de verdachte hierover echter verklaard dat hij “in de war” was en dat hij geen geld van de Stichting voor privé-uitgaven heeft gebruikt. De raadsvrouw heeft vervolgens bepleit dat alle met het geld van de Stichting aangekochte goederen ten behoeve van de Stichting waren. Dat de verdachte tijdens de verhoren in de war was en hij ten onrechte heeft verklaard dat hij geld van de Stichting voor privédoeleinden heeft gebruikt, acht de rechtbank, mede tegen de achtergrond van de overige (hierna te vermelden) bewijsmiddelen in het dossier, niet aannemelijk. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze (deels) bekennende verklaringen, temeer nu de daarop door de verdachte geplaatste tekens zeer specifiek zijn en hij toen heeft verklaard dat hij het heeft gedaan ter compensatie van zijn werk voor de Stichting. Deze bij de politie afgelegde verklaringen kunnen dus voor het bewijs worden gebruikt.
De rechtbank acht op basis van de bij de politie afgelegde (deels) bekennende verklaringen van de verdachte in combinatie met de aangifte van [naam aangeefster] en de aanvullingen daarop, de getuigenverklaring van [naam getuige] , alsmede de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot de uitgaven van de Stichting wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte diverse geldbedragen van de Stichting heeft verduisterd. Op de vraag wat de omvang van het door de verdachte verduisterde bedrag is, zal hieronder nader worden ingegaan.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het bestanddeel ‘in persoonlijke dienstbetrekking’ en van het ten laste gelegde medeplegen. De pleegperiode loopt, anders dan ten laste gelegd, tot en met 30 april 2018, omdat vanaf dat moment de pinpas van de Stichting die de verdachte in zijn bezit had geblokkeerd was en hij hier geen gebruik meer van heeft kunnen maken.
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 april 2018 geldbedragen heeft verduisterd van [naam stichting] .
Ten aanzien van de hoogte van het verduisterde bedrag overweegt de rechtbank als volgt.
Uitgaven webshops/winkels
iBOOD
Uit het proces-verbaal van de politie met documentcode [documentcode 1] is gebleken dat aan webshop iBOOD in totaal 40 betalingen zijn gedaan vanaf de bankrekening van de Stichting. Blijkens het verhoor van de aangeefster op 28 oktober 2018 zijn 9 van deze betalingen gerelateerd aan de Stichting en de resterende betalingen niet. De raadsvrouw heeft betoogd dat de hoeveelheid aankopen bij iBOOD gedurende de periode van vier jaar “niet overdreven” was. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden dat deze bedragen ten goede zijn gekomen aan de Stichting. Het verweer wordt verworpen. Het door de verdachte verduisterde bedrag ten aanzien van de uitgaven bij iBOOD bedraagt € 2.868,28.
Hornbach
Bij bouwmarkt Hornbach zijn vanaf de bankrekening van de Stichting in totaal 11 betalingen gedaan voor de aankoop van verschillende producten met een totaalbedrag van
€ 2.312,84, zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen met documentcode [documentcode 2] . De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een deel van de goederen die hij kocht bij Hornbach heeft gebruikt voor zichzelf. Los van een betaling die is gedaan nadat de pinpas van de verdachte is geblokkeerd, is volgens de aangeefster voor
€ 2.120,85 aan aankopen gedaan ten behoeve van de Stichting. Ten aanzien van het resterende bedrag van € 191,99 is niet aannemelijk geworden dat de verdachte zich dit niet wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Conrad
De aangeefster heeft verklaard dat geen van de aankopen bij Conrad voor een bedrag van € 564,48 aan de Stichting gerelateerd is. Zo heeft ze nooit een SD-kaart gezien. Door de verdediging is echter naar voren gebracht dat de digitale aankopen werden gebruikt ter ondersteuning van de promotiedoeleinden van de Stichting, waaronder de krimpkousen ter bescherming van de computerkabels. Ter onderbouwing hiervan zijn ter terechtzitting promotiefilmpjes getoond die de verdachte heeft gemaakt. De overige aankopen zijn volgens de verdediging met betrekking tot de dierenambulance gedaan. De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat de uitgaven bij Conrad gerelateerd zijn aan de Stichting en dat de verdachte deze gelden aldus niet wederrechtelijk heeft weggenomen.
Karwei
Uit het proces-verbaal van bevindingen met documentcode [documentcode 3] is gebleken dat aan bouwmarkt Karwei in totaal 62 betalingen voor de aankoop van producten zijn gedaan vanaf de bankrekening van [naam stichting] met een totaalbedrag van € 2.276,23. Volgens de aangeefster zijn geen van deze uitgaven gebruikt voor de Stichting. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat de uitgaven met betrekking tot Karwei voor privégebruik waren. Ter terechtzitting is echter bepleit dat de verdachte thuis kattenverblijven heeft gebouwd om daar katten op te vangen die niet in het asiel konden verblijven. Dit standpunt heeft de verdediging niet onderbouwd. Mede gelet op de eerdere verklaring van de verdachte bij de politie, is niet aannemelijk geworden dat deze uitgaven gerelateerd zijn aan de Stichting. De verdachte heeft het bedrag van € 2.276,23 besteed voor privégebruik en dus verduisterd.
SAA Verzekeringen
De verdachte heeft erkend dat de autoverzekering van zijn stiefdochter is geïncasseerd vanaf de rekening van de Stichting zonder dat dit ten goede kwam aan het asiel. Dit wordt onderbouwd door het proces-verbaal van bevindingen met documentcode [documentcode 4] . In de jaren 2014 tot en met 2018 is van de rekening van de Stichting met betrekking tot SAA Verzekeringen in totaal een bedrag van € 1.587,67 wederrechtelijk afgeschreven en daarmee verduisterd.
Coolblue
Vanaf de rekening van de Stichting zijn 16 betalingen aan Coolblue gedaan voor een totaalbedrag van € 681,25, zo blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen met documentcode [documentcode 5] . Het betreft voornamelijk uitgaven aan opnamemateriaal en verzekeringen daarvoor. Hoewel de aangeefster heeft verklaard dat geen van deze aankopen ten goede van het asiel is gekomen, heeft de verdachte ter terechtzitting voldoende aannemelijk gemaakt dat hij het opnamemateriaal heeft gebruikt ter promotie van de Stichting. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich dit bedrag niet heeft toegeëigend.
Uitgaven supermarkten
Uit de aangifte blijkt dat er in de periode van 2016 tot en met 2018 vanaf de bankrekening van de Stichting verschillende betalingen zijn gedaan bij supermarkten. In het proces-verbaal met documentcode [documentcode 6] is een vergelijking gemaakt tussen de girale betalingen bij supermarkten op basis van de gegevens van de Rabobank en de door de aangeefster verstrekte kassabonnen die door de verdachte zijn overgelegd naar aanleiding van het civiele vonnis in kort geding van 23 augustus 2018. Hiervan zijn de bedragen afgetrokken die ten goede kwamen aan de Stichting evenals de uitgaven die zijn gedaan nadat de pinpas van de verdachte geblokkeerd is. Op basis van de aangifte en deze gegevens is berekend dat in 2016 een bedrag van € 2.175,72, in 2017 een bedrag van € 918,54 en in 2018 een bedrag € 288,27 is weggenomen. Dit levert voor deze periode een totaalbedrag op van € 3.382,53. Door verbalisant [naam agent] is in voormeld proces-verbaal op basis van de gegevens van 2016, 2017 en 2018 een extrapolatie gedaan over de periode 2014-2015. Dit is gedaan door het gemiddelde percentage van het aannemelijk geachte wederrechtelijk weggenomen voordeel over de totale uitgaven van de jaren 2016 tot en met 2018 te nemen en dit percentage, te weten 78,32%, toe te passen over de uitgaven van de jaren 2014 en 2015. Dit levert in die periode een weggenomen bedrag op van € 5.168,17. In totaal is er
€ 8.550,70 door de verdachte wederrechtelijk weggenomen. Er is door de verdediging geen verweer gevoerd ten aanzien van de supermarktkosten. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat de verdachte dit niet voor privégebruik heeft aangewend, zodat wettig en overtuigend bewezen is dat dit bedrag door hem is verduisterd.
Uitgaven tankstations
De aangeefster en enkele getuigen hebben verklaard dat de verdachte de dierenambulance die hij in zijn bezit had de laatste twee jaren niet heeft gebruikt voor ritten voor de Stichting, dan wel dat hij daarvoor nauwelijks ritten reed. De officier van justitie heeft betoogd dat daarmee vaststaat dat de in de periode 2014 tot en met 2018 gemaakte benzinekosten van
€ 10.244,85 niet aan de Stichting ten goede zijn gekomen, maar aan de verdachte in privé. De verdediging heeft bepleit dat de verdachte de ambulance vooral heeft gebruikt ten behoeve van zijn werkzaamheden voor de Stichting, zoals het vervoeren van verzorgingsartikelen, houtsnippersgrit en boodschappen. Deze ritten zijn ook in het belang van het dierenasiel en dat is mede waarvoor de ambulance gebruikt mag worden, aldus het handboek voor het gebruik van de dierenambulance. Daarnaast maakte hij onderweg opnames die later werden gebruikt ter promotie. De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de verdachte de dierenambulance grotendeels zakelijk heeft gebruikt en de benzinekosten dus zijn gemaakt ten behoeve van de Stichting. Hoewel de verdachte de ambulance mogelijk deels ook privé heeft gebruikt, kan op basis van de stukken in het dossier niet met de wettelijke vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre de benzinekosten ten behoeve van de verdachte in privé zijn gemaakt. Dit betekent dat niet is bewezen dat de verdachte het geld dat aan benzine is besteed, heeft verduisterd.
Uitgaven XS4ALL en Vodafone
De aangeefster heeft verklaard dat de abonnementen voor XS4ALL en Vodafone die niet op het adres van de Stichting te Nieuw-Lekkerland staan, niet ten behoeve van de Stichting zijn aangegaan. Dit wordt ondersteund door de processen-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat de abonnementen op naam staan van de verdachte en op de adressen van zijn woning en zijn tandartsenpraktijk, maar dat deze zijn afgeschreven van de rekening van de Stichting. Het is niet aannemelijk dat de verdachte deze aansluitingen enkel heeft gebruikt ten behoeve van de Stichting en niet voor privégebruik, zoals door de verdediging is bepleit. Op grond van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in totaal € 1.394,71 heeft laten innen door Vodafone. Ten aanzien van XS4ALL heeft de verdachte in de periode van 2016 tot en met 2018 wederrechtelijk van drie abonnementen die niet gerelateerd waren aan de Stichting in totaal € 9.376,48 (respectievelijk € 7.666,65, € 1.414,43 en € 295,40) af laten schrijven van de bankrekening van de Stichting. De verdachte heeft de bedragen van
€ 1.394,71 en € 9.376,48 verduisterd.
Uitgaven contanten [naam getuige]
De getuige [naam getuige] heeft verklaard dat zij de contante opbrengst van de kittenopvang De Gouden Mandjes overdroeg aan de verdachte. Zij heeft daartoe een overzicht overgelegd en na onderzoek uit het proces-verbaal van bevindingen met documentcode [documentcode 7] blijkt dat zij van 2014 tot en met 2016 € 11.138,00 aan contant geld heeft overgedragen. Niet is gebleken dat de verdachte dit heeft opgenomen in de administratie. Op grond hiervan in samenhang met de verklaring van de aangeefster acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de contante bedragen zich wederrechtelijk heeft toegeëigend en aldus heeft verduisterd.
Vaststelling totale verduisterde bedrag
Resumerend leidt het hiervoor overwogene tot de volgende berekening.
Uitgavenpost Wederrechtelijk weggenomen bedrag
Webshops/winkels € 6.924,17
iBOOD€ 2.868,28
Hornbach € 191,99
Conrad -
SAA Verzekeringen € 1.587,67
Karwei € 2.276,23
Coolblue -
Supermarkten € 8.550,70
Tankstations -
XS4ALL € 9.376,48
Vodafone € 1.394,71
Contant [naam getuige] € 11.138,00
Totaal
€ 37.384,06
Het totale bedrag dat de verdachte van [naam stichting] heeft verduisterd bedraagt € 37.384,06.
4.2.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte een geldbedrag van € 37.384,06 heeft verduisterd, toebehorend aan [naam stichting] . Niet bewezen is dat de verdachte dit samen met een ander heeft gedaan en evenmin dat de verdachte de verduistering in dienstbetrekking heeft gepleegd, zodat de verdachte van die onderdelen van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
1.
hij in de periode van 01 januari 2014 tot en met
30 april 2018te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden, in elk geval in Nederland, meermalen opzettelijk geldbedragen (van in totaal
37.384,06 euro), toebehorende aan [naam stichting] , en welke
geldbedragenverdachte als bestuurder en/of penningmeester onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij
op20 februari 2019 te Krimpen aan den IJssel,
-een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een gasrevolver, van het merk Rohm, model RG76, kaliber 6mm en
-een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een (alarm)revolver van het merk Rhoner, Model 15, kaliber 8 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad en
-munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie II, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet Wapens en munitie, namelijk 5 stuks k
nalpatronen, kaliber 8 mm
voorhandenheeft gehad en
-een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet, namelijk een gasdrukwapen, Umarex model 44 co2, kaliber 4.5 (.177 cal)
voorhandenheeft gehad en
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten munitie in de zin van art.1 onder 4 van de Wet Wapens en munitie, namelijk een spuitbus van het merk TIW, Farb-Gel-Spray
voorhandenheeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..

verduistering, meermalen gepleegd

2..

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering. Hij was in de bewezenverklaarde periode bestuurder/penningmeester van dierenasiel [naam stichting] . De inkomsten van de Stichting waren afhankelijk van subsidies en giften van donateurs. De verdachte was in zijn functie degene die gerechtigd was om ten behoeve van het draaiend houden van het asiel betalingen en opnamen te doen vanaf de bankrekening van de Stichting. Hij liet daarbij niemand anders toe tot de boekhouding. Gedurende een periode van enkele jaren heeft hij het in hem gestelde vertrouwen op grove wijze geschonden door stelselmatig geld van de rekening van de Stichting aan te wenden voor persoonlijke doeleinden, onder meer voor de aankoop van abonnementen, verbouwingen en verzekeringen. Het totale verduisterde bedrag beloopt ruim € 37.000,00. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat de verdachte gemeenschapsgeld en geld van donateurs heeft aangewend om in zijn persoonlijke uitgaven te voorzien.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van meerdere (vuur)wapens, waaronder een gasdrukwapen, alarmrevolver, pepperspray en (bijbehorende) munitie. De wapens lagen op verschillende plekken in de woning van de verdachte. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens vormt een groot gevaar voor de samenleving en houdt daardoor een onaanvaardbaar risico in voor de veiligheid van personen.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 augustus 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 maart 2020. Dit rapport houdt het volgende in.
Als risicofactoren worden aangemerkt dat de verdachte impulsieve beslissingen neemt en grote uitgaven en giften doet. Dit maakt dat hij op financieel gebied soms niet kan voorzien in zijn eerste levensbehoeften. Dit leidt tot depressieve gevoelens en manipulatief gedrag om zijn financiële problemen op te lossen en rond te kunnen komen. De verdachte lijkt daar geen gewetensnood of wroeging over te ervaren. Het vermoeden is gerezen dat hij een bipolaire stoornis heeft, dit kan het impulsieve gedrag verklaren. Gedurende zijn schorsingstoezicht heeft hij niet meegewerkt aan zijn behandeling. Het opgelegde contactverbod met de andere bestuurders van de Stichting heeft hij niet overtreden. Het risico op recidive wordt geschat op gemiddeld en het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert om bij een veroordeling bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod met de bestuurders en vrijwilligers van de Stichting en de verplichting om mee te werken aan het op orde krijgen van zijn financiën.
Voorts heeft psycholoog drs. R.K.F. Lemmers een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 mei 2019. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte lijdt vermoedelijk aan een bipolaire stemmingsstoornis, momenteel gekenmerkt door een hypomanie. Deze stoornis was vermoedelijk aanwezig tijdens het plegen van de ten laste gelegde feiten, maar het is onduidelijk gebleven of de symptomen van de stoornis toen ook actueel waren. Er is volgens de onderzoeker geen relatie tussen de stoornis en het tenlastegelegde. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank het opleggen van een forse taakstraf passend. Bij de duur van de taakstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank kan zich daarbij vinden in de eis van de officier van justitie.
Hoewel er normaal gesproken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd voor (vuur)wapenbezit, ziet de rechtbank in de specifieke omstandigheden van deze zaak aanleiding om daarvan af te zien. De verdachte heeft verklaard dat hij de wapens 27 jaar geleden van zijn (inmiddels overleden) vader heeft gekregen. De vader van de verdachte heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog in een Japans concentratiekamp gezeten en heeft zich daarna nooit meer veilig gevoeld, aldus de verdachte. Dat is volgens de verdachte de reden geweest dat zijn vader de wapens heeft gekocht. De verdachte heeft de wapens opgeborgen en er daarna niet meer aan gedacht. De rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de oprechtheid van deze verklaring van de verdachte en acht het niet aannemelijk dat hij de wapens in bezit had om deze daadwerkelijk te gebruiken. Gelet op de wijze waarop de wapens zijn aangetroffen en gezien de omstandigheid dat het erfstukken van de vader van de verdachte betreft, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de verdachte deze wapens met slechte intenties in bezit had. Dat laat uiteraard onverlet dat wapenbezit een zeer ernstig strafbaar feit is. De rechtbank zal daarom wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht het niet noodzakelijk om hierbij bijzondere voorwaarden op te leggen. Dit betreft ook een contactverbod met bestuurders en vrijwilligers van [naam stichting] , omdat is gebleken dat de verdachte sinds zijn aanhouding geen contact met hen heeft gehad en daar zelf ook volledig achter staat.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 585,00 verbeurd te verklaren.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is geen standpunt ingenomen ten aanzien van het inbeslaggenomen bedrag.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 585,00 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, omdat niet kan worden vastgesteld dat dit geheel of grotendeeels door middel van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit is verkregen.

9..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam aangeefster] namens [naam stichting] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 65.007,00 aan materiële schade, bestaande uit van de Stichting onttrokken gelden, en een vergoeding van € 31.750,54 aan proceskosten.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en voor toewijzing vatbaar is tot een bedrag van € 49.788,00, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair is aangevoerd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is, omdat de vordering te complex is om in deze strafprocedure te beoordelen. Bovendien is de vordering (gedeeltelijk) verjaard, omdat er vijf jaren zijn verstreken sinds het begin van de periode.
Beoordeling
Op grond van artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek vangt de verjaringstermijn van een schadevergoedingsvordering aan op het moment dat de eisende partij bekend raakt met de schade. Dit betekent dat de verjaringstermijn is gaan lopen op het moment dat de opvolgende bestuurders van de [naam benadeelde] met de onregelmatigheden in de administratie bekend zijn geraakt. Gelet op de aangifte was dit in 2018, zodat de vordering niet is verjaard. De rechtbank verwerpt het beroep op verjaring.
Omdat het bewezenverklaarde verduisterde bedrag gelijk is aan de rechtstreekse materiële schade die door het handelen van de verdachte aan de [naam benadeelde] is toegebracht en de vordering ten aanzien van dat deel genoegzaam is onderbouwd, zal van de vordering van € 65.007,00 een bedrag van € 37.384,06 worden toegewezen. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, is het niet zo dat de verdachte in verband met de eveneens ingediende ontnemingsvordering hetzelfde bedrag tweemaal verschuldigd wordt. Op grond van artikel 36e lid 9 Wetboek van Strafrecht worden immers bij de bepaling van de omvang van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat aan benadeelde derden in rechte toegekende vorderingen in mindering gebracht, voor zover die zijn voldaan.
Voorts heeft de benadeelde partij een vergoeding van proceskosten gevorderd. Het betreft kosten (voornamelijk advocaatkosten) die zijn gemaakt in het kader van civielrechtelijke procedures tussen de Stichting en de verdachte. Die procedures hadden onder meer betrekking op het verstrekken van stukken en het ontslag van de verdachte als bestuurder. Deze kosten staan dus niet in rechtstreeks verband met het bewezenverklaarde strafbare feit, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 30 april 2018.
Omdat de vordering van de benadeelde partij voor een groot deel zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 37.384,06, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
234 (tweehonderdvierendertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 117 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: een geldbedrag ter hoogte van € 585,00;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 37.384,06 (zegge: zevenendertigduizend driehonderdvierentachtig euro en zes cent), bestaande uit materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 30 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 37.384,06 (hoofdsom, zegge: zevenendertigduizend driehonderdvierentachtig euro en zes cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 april 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom te vervangen door
221 dagen gijzeling. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. J. van Dort en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. in ‘t Veld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 17 januari 2019 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, eenmaal of meermalen opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 84.140,35
euro), althans enig goed/geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [naam stichting] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of beroep of tegen geldelijke vergoeding, van/als bestuurder en/of penningmeester en/of verantwoordelijke voor de financiën van genoemde Stichting,in elk geval anders dan door een misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 1 januari 2014 tot en met 17 januari 2019 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden, elk geval in Nederland, opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 84.140,35 euro), althans enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam stichting] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als bestuurder en/of penningmeester en/of verantwoordelijke voor de financiën, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks 1 januari 2014 tot en met 17 januari 2019 te Nieuw-Lekkerland, gemeente Molenlanden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer geldbedrag(en), (van in totaal ongeveer 84.140,35 euro) althans
enig goed/geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam stichting] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
2.
hij in of omstreeks 20 februari 2019 te Krimpen aan den IJssel, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
-(een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een gasrevolver, van het merk Rohm, model RG76, kaliber 6mm en/of
-een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III,onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool, namelijk een (alarm)revolver van het merk Rhoner, Model 15, kaliber 8 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad en/of
-munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 Categorie II, onder 4 van de Wet
wapens en munitie, te weten munitie in de zin van art. 1 onder 4 van de Wet
Wapens en munitie, namelijk 5 stuks kanlpatronen,kaliber 8 mm voor handen
heeft gehad en/of
-een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie I, onder 7 van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van
die wet, namelijk een gasdrukwapen, Umarex model 44 co2, kaliber 4.5 (.177
cal) voor handen heeft gehad en/of
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie II, onder 6 van de Wet
wapens en munitie, te weten munitie in de zin van art.1 onder 4 van de Wet
Wapens en munitie, namelijk een spuitbus van het merk TIW, Farb-Gel-Spray
voor handen heeft gehad.