ECLI:NL:RBROT:2020:8117

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
16 september 2020
Zaaknummer
8569692
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de dierenbezitter voor schade veroorzaakt door een hond

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 18 september 2020, gaat het om de aansprakelijkheid van een hondenbezitter voor schade veroorzaakt door zijn hond. Eiseres, de eigenaresse van een chihuahua, vordert schadevergoeding van gedaagde, de eigenaar van een Amerikaanse stafford, na een incident waarbij haar hond door de stafford werd verwond. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 17 juli 2018 werd de chihuahua door de stafford uit een hondentas gepakt en op de grond geslingerd, wat resulteerde in een gebroken poot. Eiseres vorderde een bedrag van € 3.339,40 aan schadevergoeding, inclusief medische kosten en buitengerechtelijke kosten. Gedaagde erkende gedeeltelijk aansprakelijkheid, maar betwistte het resterende deel van de schade en stelde dat eiseres ook een deel van de schade voor haar rekening moest nemen vanwege eigen schuld.

De kantonrechter oordeelde dat gedaagde als bezitter van de hond aansprakelijk was op grond van artikel 6:179 BW, ongeacht of de schade voortkwam uit overenthousiasme of agressie. De rechter stelde vast dat gedaagde onvoldoende voorzorgsmaatregelen had genomen om te voorkomen dat zijn hond schade zou veroorzaken. De vordering voor de geannuleerde vakantie naar Disneyland Parijs werd afgewezen, omdat deze schade niet in voldoende verband stond met het incident. Uiteindelijk werd de schade voor de medische kosten en de hondentas geschat op € 650,00, dat aan eiseres werd toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat beide partijen hun eigen kosten droegen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8569692 \ CV EXPL 20-19212
uitspraak: 18 september 2020
vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: Incassocenter B.V.,
(die zich heeft onttrokken)
tegen
[gedaagde],
woonplaats: [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als “ [eiseres] ” en “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
  • het exploot van dagvaarding van 7 mei 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het comparitievonnis van 11 juni 2020;
  • een e-mail met producties van 19 juli 2020 van [eiseres] ;
  • een e-mail met producties van 17 augustus 2020 van [eiseres] .
Op 10 juli 2020 is een mondelinge behandeling gehouden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
[eiseres] is eigenaresse van een chihuahua met de naam [naam hond 1] . [gedaagde] is eigenaar van een vierjarige Amerikaanse stafford met de naam [naam hond 2] .
2.2.
De toenmalige levenspartner van [eiseres] , de heer [naam persoon] , hierna te noemen [naam persoon] , kwam op 17 juli 2018 op straat [gedaagde] samen met [naam hond 2] tegen. [naam persoon] droeg [naam hond 1] in een hondentas. [naam hond 2] pakte met haar bek [naam hond 1] uit de hondentas en slingerde haar op de grond. De achterpoot van [naam hond 1] is hierdoor gebroken.
2.3.
Op 18 juli 2018 is [naam hond 1] in het Dierenziekenhuis Rotterdam geopereerd. [gedaagde] heeft de kosten van de operatie van € 1.207,84 rechtstreeks aan het Dierenziekenhuis Rotterdam voldaan.

3..De vordering

3.1.
[eiseres] heeft, na vermindering van eis tijdens de mondelinge behandeling, gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 3.339,40 aan hoofdsom, € 190,23 aan verschenen rente en € 791,88 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiseres] - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - ten grondslag dat [gedaagde] als bezitter van [naam hond 2] aansprakelijk is voor schade die door [naam hond 2] is veroorzaakt.
3.3.
Op het verweer van [gedaagde] zal, voor zover van belang, bij de beoordeling worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft aansprakelijkheid erkend en de schade gedeeltelijk vergoed. Het restende deel van de schade wordt door [eiseres] betwist, nu deze schade niet is onderbouwd of te ver verwijderd staat van de gebeurtenis. Tevens stelt [gedaagde] dat een deel van de schade voor rekening van [eiseres] dient te blijven, nu hij meerdere keren voor het onvoorspelbare gedrag van [naam hond 2] heeft gewaarschuwd.
4.2.
[eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling een deel van haar vordering ingetrokken. Hierna zal eerst worden ingegaan op de schadeverdeling en daarna op de nog resterende schadeposten.
Verdeling van de schade
4.3.
[gedaagde] voert aan dat [naam hond 2] een jonge hond is die vol energie zit. Dit wisten [eiseres] en [naam persoon] , nu partijen vlak bij elkaar woonden en elkaar geregeld tegenkwamen. Het vastpakken van [naam hond 1] door [naam hond 2] was een speelse reactie die gebruikelijk is bij honden. Voor dit gedrag heeft [gedaagde] meerdere keren gewaarschuwd en [eiseres] en [naam persoon] gemaand om afstand te houden. Nu [naam persoon] tijdens de gebeurtenis, ondanks de waarschuwingen, niet de nodige afstand heeft bewaard, dient een deel van de schade voor rekening van [eiseres] te blijven. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] zo, dat hij een beroep doet op eigen schuld in de zin van artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek, hierna te noemen BW.
4.4.
Het beroep op eigen schuld faalt. Voorop wordt gesteld dat niet is komen vast te staan of en hoe indringend is gewaarschuwd voor het gedrag van [naam hond 2] . Indien wel op duidelijke en onmiskenbare wijze zou zijn gewaarschuwd, dan nog heeft dat onder de gegeven omstandigheden niet tot gevolg dat een deel van de schade voor rekening van [eiseres] moet blijven. De bezitter van een hond dient zijn hond zodanig in bedwang te houden, dat de hond geen gevaar vormt. Daarbij is niet van belang of het gaat om schade die ontstaat uit overenthousiasme of uit bewuste agressie. De schade wordt immers in beide gevallen veroorzaakt door de hond, waarvoor de bezitter op grond van artikel 6:179 BW aansprakelijk is. [gedaagde] had voorzorgsmaatregelen moeten nemen om te voorkomen dat [naam hond 2] door haar onvoorspelbare gedrag schade veroorzaakt. Daarbij valt te denken aan een muilkorf of een korte hondenlijn.
4.5.
Zonder meer wilde [naam hond 2] alleen maar spelen, maar tegelijkertijd wordt overwogen dat er geen sprake was van een speelsituatie tussen twee honden. [naam hond 1] werd immers uit een hondentas om de schouder van [naam persoon] gepakt en van daaruit verwond. Niet is gebleken dat [naam persoon] bewust de nabijheid van [naam hond 2] heeft opgezocht. Dat [naam hond 1] heeft geblaft en daardoor [naam hond 2] is aangezet om haar te pakken, is voor de beoordeling niet relevant. Het is honden eigen om te blaffen en [gedaagde] had erop bedacht moeten zijn dat [naam hond 2] zou kunnen reageren op het geblaf. Dit alles maakt dat geen sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiseres] .
Geannuleerde reis Disneyland Parijs
4.6.
[eiseres] stelt dat het herstel van [naam hond 1] traag verliep. De door haar geboekte vakantie naar Disneyland Parijs is geannuleerd, nu [eiseres] de zorg voor [naam hond 1] op zich moest nemen. [gedaagde] heeft de schade betwist en gesteld dat de gevorderde schade van € 2.500,00 niet is onderbouwd. Tevens kan de schade volgens [gedaagde] niet aan hem toegerekend worden omdat de gevorderde schade te ver verwijderd staat van de gebeurtenis.
4.7.
De vordering voor de geannuleerde vakantie wordt afgewezen. De schade staat niet in dusdanig verband met de gebeurtenis van 17 juli 2018 dat deze voor vergoeding in aanmerking komt. Het was niet voorzienbaar dat door de gedraging van [naam hond 2] de drie weken later geplande vakantie geen doorgang kon vinden. De kosten kunnen dan ook in redelijkheid niet aan [gedaagde] worden toegerekend. Daarbij komt nog dat zo nodig de vakantie had kunnen worden omgeboekt of gedeeltelijk had kunnen doorgaan. Dat door [eiseres] is geprobeerd om de vakantie op andere wijze in te vullen, is niet gebleken. [eiseres] wordt dan ook niet in de gelegenheid gesteld deze schadepost nader te onderbouwen.
Hondentas, diervoeding en medische kosten.
4.8.
[gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat hij de kosten van de medische vervolgbehandeling van [naam hond 1] , het speciaal voer gedurende de periode van herstel en de beschadigde hondentas zal vergoeden, mits deze posten door [eiseres] met facturen of andere onderbouwende stukken inzichtelijk worden gemaakt. [eiseres] is in gelegenheid gesteld om na de mondelinge behandeling stukken in het geding te brengen waaruit de omvang van de geleden schade blijkt. De vervolgens door [eiseres] bij e-mail van 19 juli 2020 overgelegde stukken zijn zeer slecht leesbaar. [eiseres] is een tweede keer in de gelegenheid gesteld om duidelijk leesbare stukken in te brengen. De bij de tweede gelegenheid ingediende stukken waren evenmin duidelijk.
4.9.
Bij dagvaarding zijn stukken ingebracht waaruit blijkt dat na het bijtincident meerdere keren over een langere periode contact is geweest met een dierenarts. Welke medische handelingen precies zijn verricht, is onduidelijk gebleven. Dat er kosten door [eiseres] voor de vervolgbehandelingen zijn gemaakt staat vast. Tevens staat vast dat de hondentas door het bloed van [naam hond 1] is bevuild. [naam hond 1] bloedde hevig na de beet en zij is vervolgens in de hondentas vervoerd. Nu de precieze omvang van de kosten van de medische vervolgbehandeling, van de hondentas en het speciaal voer niet zijn komen vast te staan, wordt de schade op grond van artikel 6:97 BW geschat en begroot op € 650,00. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
4.10.
[eiseres] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en vertragingsrente. Behoudens de vertragingsrente vanaf 14 dagen na datum vonnis komen de overige nevenvorderingen niet voor toewijzing in aanmerking. Een aanzienlijk deel van de vordering waarvoor [eiseres] [gedaagde] in het buitengerechtelijke traject heeft gesommeerd, is gedurende de procedure ingetrokken of afgewezen. Het resterende deel van de schade is geschat.
4.11.
Nu beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, worden de proceskosten gecompenseerd in de zin dat beide partijen hun eigen kosten dragen

5. De beslissing

De kantonrechter:
 veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen € 650,00, vermeerderd met wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW te rekenen vanaf 14 dagen na dit vonnis tot het moment van de algehele voldoening;
 compenseert de proceskosten, in de zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt.
 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Freese en uitgesproken door mr. S.H. Poiesz ter openbare terechtzitting.
44481