ECLI:NL:RBROT:2020:8113

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
8457404 CV EXPL 20-11978
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgpremie en eigen risico door zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 18 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen AnderZorg N.V. en een gedaagde die in persoon procedeert. De eiseres, AnderZorg N.V., vorderde betaling van een bedrag van € 6.646,44 van de gedaagde, die een zorgverzekering had afgesloten. De vordering was gebaseerd op de niet-nakoming van betalingsverplichtingen door de gedaagde, waaronder premie, eigen risico en eigen bijdrage. De gedaagde had niet voldaan aan deze verplichtingen voor verschillende periodes, wat resulteerde in een achterstand van € 6.649,44 inclusief rente en kosten.

De gedaagde voerde aan dat er een betalingsregeling bestond die nagekomen werd, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde deze stelling niet voldoende had onderbouwd. De kantonrechter concludeerde dat er geen geldige betalingsregeling meer bestond ten tijde van de dagvaarding, waardoor de vordering van AnderZorg toegewezen kon worden. Daarnaast werd de wettelijke rente toegewezen, omdat hiertegen geen verweer was gevoerd.

AnderZorg had ook aanspraak gemaakt op buitengerechtelijke incassokosten, maar de kantonrechter wees dit af voor het hogere bedrag, omdat niet was voldaan aan de wettelijke vereisten. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 6.585,55, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8457404 CV EXPL 20-11978
uitspraak: 18 september 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap,
AnderZorg N.V.,
gevestigd te Wageningen,
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die in persoon procedeert.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘AnderZorg’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 25 maart 2020, met producties;
de conclusie van antwoord;
de conclusie van repliek, met producties;
de conclusie van dupliek.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[gedaagde] heeft bij AnderZorg een zorgverzekering afgesloten zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Op grond van deze overeenkomst is [gedaagde] premie, eigen risico, eigen bijdrage en eventueel niet voor vergoeding in aanmerking komende maar wel voorgeschoten zorgkosten verschuldigd.

3..Het geschil

3.1
AnderZorg vordert – na vermeerdering en vermindering van eis – dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan AnderZorg van een bedrag van € 6.646,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.491,88 vanaf 18 juni 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
AnderZorg legt nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst ten grondslag. [gedaagde] is gehouden om premie, eigen risico en eventueel voorgeschoten maar niet voor vergoeding in aanmerking komende zorgkosten te betalen. [gedaagde] heeft niet aan deze verplichting voldaan voor:
I. de premie over de periodes juli tot en met december 2016, januari tot en met juni en augustus tot en met december 2017 en januari tot en met oktober 2018;
II. het eigen risico over de periodes 2016, 2017, 2018 en 2019;
III. de eigen bijdrage voor 30 april en 10 mei 2019.
De achterstand bedraagt inclusief rente en kosten € 6.649,44.
3.3
[gedaagde] heeft op de vordering gereageerd. Hierop wordt voor zover van belang in deze procedure in het navolgende ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
De kantonrechter begrijpt het standpunt van [gedaagde] zo, dat AnderZorg het gehele bedrag niet ineens mocht opeisen omdat tussen partijen een betalingsregeling bestaat die van de zijde van [gedaagde] wordt nagekomen. AnderZorg stelt zich op het standpunt dat tussen partijen wel een regeling heeft bestaan, maar dat deze een aantal maanden niet is nagekomen en daardoor is vervallen. Op enig moment is in één keer het bedrag van meerdere maandtermijnen betaald, maar hierdoor is de regeling niet opnieuw gaan lopen.
4.2
[gedaagde] heeft zijn stelling dat de regeling steeds is nagekomen niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met betaalbewijzen waaruit blijkt dat de termijnbetalingen steeds op tijd zijn gedaan. Gezien de gemotiveerde betwisting van AnderZorg dat deze regeling nog geldt kan niet worden vastgesteld dat tussen partijen ten tijde van de dagvaardingeen betalingsregeling gold zodat niet mocht worden gedagvaard. [gedaagde] heeft de vordering verder niet weersproken zodat de vordering om die reden wordt toegewezen.
4.3
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
4.4
AnderZorg maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Bij haar vermeerdering van eis vordert AnderZorg ook een hoger bedrag aan buitengerechtelijke kosten. Zij heeft echter geen veertiendagenbrief overgelegd waaruit blijkt dat zij dit hogere bedrag ook heeft aangezegd aan [gedaagde] , zodat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor dit hogere bedrag. De buitengerechtelijke kosten kunnen daarom slechts toegewezen worden tot een bedrag van € 743,27 zoals correct aangezegd in de brief van 25 november 2019.
4.5
[gedaagde] zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan AnderZorg te betalen een bedrag van € 6.585,55, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 5.491,88 vanaf 18 juni 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van AnderZorg vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 105,09 aan dagvaardingskosten en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645