In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en een gedaagde over een onbetaalde factuur. Eiseres, vertegenwoordigd door Incasso- & Juridisch Adviesbureau De Zuid-Hollandse Eilanden, vorderde betaling van een bedrag van € 500,73, vermeerderd met wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. De vordering was gebaseerd op een factuur van € 9.609,20 die door de gedaagde, handelend onder een handelsnaam, gedeeltelijk was voldaan. De gedaagde had in totaal € 750,- betaald, maar was in gebreke gebleven met de betaling van het resterende bedrag van € 1.167,71, waarvoor een betalingsregeling was afgesproken die niet werd nagekomen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er nog een bedrag van € 167,71 openstond en dat de wettelijke handelsrente verschuldigd was, omdat de gedaagde in gebreke was met de tijdige betaling. De rechter heeft de vordering van eiseres tot betaling van het openstaande bedrag en de wettelijke handelsrente toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 175,16. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die in totaal € 888,65 bedroegen. De uitspraak werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De rechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat de gedaagde niet kon aanvoeren dat de schade niet binnen een redelijke termijn was gerepareerd, en dat de financiële problemen van de gedaagde niet aan eiseres konden worden tegengeworpen. De kantonrechter heeft de vordering van eiseres in zijn geheel toegewezen, met uitzondering van de wettelijke handelsrente over de buitengerechtelijke incassokosten, die niet toewijsbaar was omdat niet was aangetoond dat deze kosten vóór de dagvaarding waren betaald.