In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Vestia en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Vestia vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand van negen maanden, die was opgelopen tot € 3.286,27. De huurder betwistte de vordering en voerde aan dat Vestia haar pest, stalkt en besteelt, wat de reden was voor het stopzetten van de huurbetalingen. De kantonrechter oordeelde dat de huurder niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims en dat de huurachterstand vaststond. De kantonrechter overwoog dat de huurbetaling een essentiële verplichting is en dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst ernstig genoeg was om ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen. De vordering van Vestia werd toegewezen, met een ontruimingstermijn van 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten.