In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Havensteder en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De eiseres, Stichting Havensteder, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand die tijdens de procedure was opgelopen tot 12 maanden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand van [gedaagde 1] niet betwist is en dat de vordering van Havensteder tot betaling van de achterstand toewijsbaar is. De kantonrechter heeft overwogen dat de tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, in dit geval de huurachterstand, zo ernstig is dat ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is. De kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde 1], zoals het opvoeden van twee ernstig zieke kinderen en het tijdelijk ontbreken van inkomen, maar heeft geoordeeld dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de ontbinding te weerhouden. De ontruimingstermijn is vastgesteld op één maand. Daarnaast zijn de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De kosten van de procedure zijn voor rekening van [gedaagde 1].