4.2.1.Standpunt verdediging
Het onder 1 ten laste gelegde feit kan niet worden bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Primair kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de verdachte de bestuurder is geweest van de auto (de Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer] ) waarin de wapens zijn vervoerd. De verdachte wordt ten eerste als bestuurder van de Volkswagen aangemerkt doordat is gebleken dat een aan de verdachte toegeschreven telefoonnummer (eindigend op de nummers [nummer 1] ) “meereed” met de Volkswagen ten tijde van de pseudokoop. Er kan echter niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker is geweest van dit nummer. De verdachte wordt ten tweede als bestuurder van de Volkswagen aangemerkt doordat de politie heeft waargenomen dat deze auto na de overdracht van de wapens in een parkeergarage onder de [adres verdachte] te Rotterdam, zijnde het woonadres van de verdachte, is geparkeerd. Er is echter niet onderkend dat de broer van de verdachte een kantoorpand huurt in de nabijheid van dit adres. Daar komt bij dat niet verdachte, maar verdachtes broer in eerste instantie door het observatieteam is herkend als bestuurder van de Volkswagen ten tijde van de pseudokoop.
Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat de verdachte de bestuurder is geweest van de Volkswagen, geldt subsidiair dat niet kan worden bewezen dat hij wist dat hij wapens vervoerde.
4.2.2.Beoordeling
Op 25 oktober 2019 heeft een pseudokoop plaatsgevonden van vier (semi-)automatische vuurwapens. De wapens zijn naar de locatie van de pseudokoop gebracht door een persoon in een Volkswagen Golf, met kenteken [kentekennummer] . De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze persoon de verdachte was. Op grond van de navolgende feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, beantwoordt de rechtbank die vraag bevestigend.
(i) De tenaamstelling van de auto
De Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer] staat op naam van de moeder van de verdachte.
(ii) Het woonadres van de verdachte
Het observatieteam van de politie heeft waargenomen dat de Volkswagen Golf na het afleveren van de wapens naar de [straatnaam] te Rotterdam is gereden, waar de auto geparkeerd is in de parkeergarage, behorend bij de [straatnaam] [huisnummers] . Gebleken is dat de verdachte staat ingeschreven en woonachtig is op het adres [adres verdachte] te Rotterdam.
De stelling van de verdediging dat de broer van de verdachte een kantoor huurt nabij de [straatnaam] doet niets af aan de bewijswaarde van het voorgaande, nu de auto op 25 oktober 2019
nakantoortijd, namelijk om 17:15 uur, in de parkeergarage is geparkeerd. Om die reden is het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk dat de bestuurder van de Volkswagen Golf het kantoorpand als bestemming had. Bovendien is de auto later bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 3 december 2019 om 5.15 uur (eveneens buiten kantoortijd) wederom op de [straatnaam] aangetroffen en in beslag genomen door de politie.
(iii) De zendmastgegevens
Uit de zendmastgegevens blijkt dat een telefoon met een telefoonnummer eindigend op [nummer 1] op 25 oktober 2019 op het moment van de pseudokoop geplaatst kan worden op de Hilledijk en daarna in de nabijheid van de woning van de verdachte aan de [straatnaam] . Deze locaties corresponderen met de route die de Volkswagen Golf heeft gereden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat het nummer eindigend op [nummer 1] op 25 oktober 2019 in gebruik was bij de verdachte. Daartoe is het volgende redengevend:
- Volgens informatie van het CIOT staat een telefoonnummer eindigend op [nummer 2] op naam van de broer van de verdachte. Dit telefoonnummer heeft
- Tijdens deze belcontacten worden steeds zendmasten rondom de [straatnaam] te Rotterdam aangestraald, zijnde het woonadres van de verdachte;
- Volgens informatie van het CIOT staat een telefoonnummer eindigend op [nummer 3] op naam van de vrouw van de verdachte. Het telefoonnummer eindigend op [nummer 1] heeft in de onderzochte periode veruit het meeste belcontact met het telefoonnummer eindigend op [nummer 3] .
De verdediging heeft ter weerlegging van het voorgaande gesteld (en onderbouwd met stukken) dat het nummer eindigend op [nummer 3] door de verdachte is gebruikt voor zijn zakelijke activiteiten. Om die reden zouden de vele contacten tussen dit nummer en het nummer eindigend op [nummer 1] niet bewijzen dat de verdachte gebruik maakte van laatstgenoemd nummer, aldus de verdediging.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
De rechtbank heeft om te beginnen geen reden om te twijfelen aan de informatie van het CIOT. Het gegeven dat de verdachte het nummer eindigend op [nummer 3] heeft opgegeven bij bepaalde (overheids)instanties, maakt dit niet anders. De verdachte beschikt zelf uitsluitend over (wisselende) prepaidnummers. Het ligt voor de hand dat de verdachte bij (overheids)instanties niet steeds een nieuw prepaidnummer opgeeft. Gebleken is ook dat de verdachte en zijn vrouw samen een bedrijf hebben, hetgeen de inschrijving van het telefoonnummer van zijn vrouw bij de Kamer van Koophandel verklaart.
De suggestie van de verdediging dat het de broer van de verdachte geweest zou kunnen zijn die het nummer eindigend op [nummer 1] heeft gebruikt, wordt eveneens verworpen. De vaststelling dat er regelmatig contact is geweest tussen laatstgenoemd nummer en het op naam van de broer van de verdachte geregistreerde telefoonnummer, verdraagt zich niet met deze suggestie. Tijdens de pseudokoop op 25 oktober 2019 straalde de telefoon van de broer van de verdachte bovendien zendmasten aan in de nabijheid van diens woning.
De rechtbank stelt samengevat vast dat de verdachte ter gelegenheid van de pseudokoop in de Volkswagen Golf heeft gereden, nu deze auto na de overdracht van de wapens bij de woning van de verdachte is geparkeerd en de verdachte op basis van telefoon- en zendmastgegevens zowel aan de tijd en plaats van de overdacht, alsmede aan de tijd en plaats van genoemd parkeren kan worden gelinkt. Daarmee staat tevens vast dat de verdachte de wapens voor de pseudokoop heeft geleverd.
Het subsidiaire verweer dat de verdachte geen wetenschap droeg van de aanwezigheid van de wapens in de auto wordt eveneens verworpen. De gebruiker van een voertuig wordt geacht bekend te zijn met hetgeen zich in zijn voertuig bevindt. Dit klemt temeer nu de wapens in een grote zware tas aan de bijrijderszijde lagen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit anders zou moeten volgen. De verdachte had dan ook wetenschap van de vuurwapens die hij in zijn auto vervoerde en die hij aan zijn medeverdachte overdroeg.
Samengevat kan worden bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan.