4.1.1.Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Hiertoe is het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft tijdens zijn rit richting Ierland een onverwachte stop gemaakt in Nederland. Hij is in de ochtend vertrokken vanuit Duitsland. Hij voelde zich niet lekker en is op de parkeerplaats ‘De Hop’ gestopt en per ongeluk in slaap gevallen. Toen hij op enig moment wakker schrok, heeft hij nog snel de wagen gecontroleerd en de trailer verzegeld, en is toen rechtstreeks naar de ferry in Hoek van Holland gereden.
Hij heeft niet gemerkt dat de vreemdelingen in zijn trailer zijn geklommen. Hij wist dan ook niet van hun aanwezigheid af en heeft hen onbewust vervoerd. De trailer zat niet op slot, omdat de verdachte geen sleutel had.
Verzegelen is niet nodig binnen de Europese Unie, maar wel voor de overtocht naar het Verenigd Koninkrijk. Ook is het mogelijk dat een chauffeur die in de cabine van een lange tot de nok gevulde trailer zit niets merkt van wat er achterin de trailer gebeurt. De verklaring van de verdachte is daarom niet onaannemelijk.
Smokkel eist een organisatie. Er is geen bewijs dat de verdachte daarbij betrokken was. Het ligt meer voor de hand dat zijn werkgever hier een rol in heeft gespeeld. Die heeft immers via de telefoon instructies gegeven hoe de vracht ingeladen en ingedeeld diende te worden. Hij kon bovendien op elk willekeurig moment via zijn laptop zien waar de verdachte was en op die manier de vluchtelingen of degenen die hen vervoerden aanwijzingen geven naar welke plek zij zich moesten begeven.
Nu de verdachte niet opzettelijk, of zelfs met enige wetenschap, heeft gehandeld, moet hij worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
4.1.2.Beoordeling
Wetenschap aanwezigheid vreemdelingen
Op 22 februari 2020 vond te Hoek van Holland een uitreiscontrole van het vrachtverkeer plaats voor de ferry richting Harwich, Verenigd Koninkrijk. In de koeltrailer van de vrachtwagen van de verdachte werden zeven personen met de Albanese nationaliteit aangetroffen. De trailer was voorzien van een intact zegel.
Als uitgangspunt geldt dat de omstandigheid dat de chauffeur van een vrachtwagen vreemdelingen in zijn lading aanwezig heeft, in combinatie met andere verdachte omstandigheden, wijst op betrokkenheid en wetenschap van de chauffeur bij het vervoer van deze vreemdelingen. Dat kan anders zijn indien de chauffeur daarvoor een andersluidende plausibele en verifieerbare verklaring geeft. In dat verband mag van de chauffeur worden verwacht dat hij inzicht geeft in zijn reisbewegingen, handelingen en gang van zaken rond het transport.
Vast staat dat er vreemdelingen zijn aangetroffen in de trailer van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is er ook sprake van verdachte omstandigheden, gezien het navolgende.
De verdachte heeft verklaard dat hij zijn vracht op 20 en 21 februari 2020 heeft geladen op een tweetal locaties in Litouwen en Polen. Hij was aanwezig bij het laden en is daarbij ook in de trailer geweest. Op dat moment waren er geen personen in de trailer. De trailer zat volgens de verdachte niet op slot, omdat hij geen sleutel had. Hij is vervolgens via Duitsland richting Nederland gereden, waarbij hij in de nacht van 21 op 22 februari 2020 bij een Autohof in Duitsland negen uur lang heeft gerust. In de ochtend is hij vervolgens naar Nederland gereden en heeft hij een ongeplande stop gemaakt bij parkeerplaats De Hop. Aldaar is hij per ongeluk in slaap gevallen en werd hij pas na twee uur wakker. Hij is vervolgens uitgestapt om een controlerondje om de vrachtwagen te lopen. Hij heeft hierbij een zegel op de trailer aangebracht omdat dit nodig is voor een overtocht naar het Verenigd Koninkrijk. Hij is vervolgens naar Hoek van Holland gereden, alwaar de vreemdelingen werden ontdekt.
De verklaring van de verdachte strookt deels met objectieve bewijsmiddelen. Zo blijkt uit de gegevens uit de tachograaf dat de verdachte op 22 februari 2020 rond 12:15 uur (alle tijdstippen in de motivering van dit vonnis zijn weergegeven in de Nederlandse tijd) is vertrokken vanaf een parkeerplaats in Duitsland. Om 13:14 uur stopte hij op parkeerplaats De Hop langs de A1. Daar is hij vervolgens om 15:03 uur weggereden naar Hoek van Holland. Tussentijds heeft hij geen stop meer gemaakt.
Uit de eigen verklaring van de verdachte in combinatie met de gegevens van de tachograaf volgt dat de verdachte bij De Hop een langdurige pauze heeft genomen. Dit, terwijl de verdachte naar eigen zeggen tijdens de voorafgaande nacht een lange rust (van negen uur) had gehad en terwijl de werkgever van de verdachte heeft verklaard dat de chauffeurs tijdens een reis zoals de verdachte maakte, normaal niet in Nederland stoppen. Dit maakt de lange stop bij De Hop een verdachte omstandigheid.
Het door de verdachte geschetste scenario dat de stop niet gepland was en dat hij in slaap is gevallen en de vreemdelingen zonder zijn wetenschap in zijn trailer zijn geklommen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Blijkens de verklaring van de werkgever van de verdachte biedt het systeem van de vrachtwagen inzicht waar de vrachtwagen is en wanneer de deuren van de trailer worden geopend. Voor de werkgever is dit zichtbaar op zijn laptop. Tijdens zijn verhoor heeft de werkgever laten zien dat op 22 februari 2020 de deuren van de vrachtwagen van de verdachte werden geopend om 13:31 en 14:01 uur. Gelet op de gegevens van de tachograaf was de verdachte op dat moment aanwezig op parkeerterrein De Hop.
Uit onderzoek aan de telefoons van de vreemdelingen [naam vreemdeling 1] , [naam vreemdeling 2] en [naam vreemdeling 3] volgt dat zij rond 13:18 uur de grens van België en Nederland zijn gepasseerd. Hun route liep vervolgens langs Berghem en Beekbergen. Nabij Beekbergen werd door de telefoon van [naam vreemdeling 3] om 14:22 uur verbinding gemaakt met het internet.
Uit het voorgaande blijkt dat deze vreemdelingen al onderweg waren vanuit België (13:18 passeren grens) toen de verdachte stopte bij De Hop (13:14) en dat hun route rechtstreeks naar parkeerplaats De Hop ging. Dit, in combinatie met het gegeven (van algemene bekendheid, nu de reistijd op eenvoudige wijze via de openbare bron Google Maps kan worden berekend) dat de vreemdelingen daar ongeveer 14:45 uur moeten zijn aangekomen en het feit dat de verdachte vlak daarna de vrachtwagen heeft verzegeld en is weggereden (15:03), duidt op planmatigheid: de vreemdelingen wisten dat zij naar De Hop moesten en de verdachte heeft gewacht tot ze er waren. Deze planmatigheid strookt niet met een ongeplande stop en het onverwacht in slaap vallen. Het is immers zeer onwaarschijnlijk dat de vreemdelingen specifiek naar die parkeerplaats zijn gebracht, waar geen faciliteiten zijn en veel minder vrachtwagens zullen komen dan bij een parkeerplaats met bijvoorbeeld een tankstation of restaurant, in de hoop dat er een vrachtwagen zou stoppen die hen naar het Verenigd Koninkrijk kon brengen, en dat de vrachtwagen van de verdachte daar toevallig stond met geopende deuren. De rechtbank acht dit scenario bovendien ongeloofwaardig aangezien parkeerterrein De Hop is gelegen tussen Almelo en Deventer en de vreemdelingen vanaf hun eerdere locatie in tegengestelde richting van hun eindbestemming hebben moeten rijden om daar te kunnen komen. Daarbij komt ook dat het de rechtbank vreemd voorkomt dat de verdachte pas op parkeerterrein De Hop, waar hij volgens zijn verklaring normaalgesproken niet gestopt zou zijn, het zegel heeft aangebracht en dat hij dit niet heeft gedaan gedurende zijn voorgaande stop in Duitsland. Hiernaast heeft de verdachte wisselend verklaard over het aantal stops dat hij op 22 februari 2020 heeft gemaakt en de reden voor zijn stop bij De Hop.
Ook het betoog van de verdediging dat de werkgever van de verdachte de mensensmokkel zou hebben georganiseerd zonder medeweten van de verdachte, slaagt niet. Zelfs als van betrokkenheid van de werkgever zou worden uitgegaan, is het immers niet aannemelijk dat hij dit zou hebben kunnen uitvoeren zonder de hulp van de verdachte. Ook dat scenario strookt namelijk niet met een ongeplande stop.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook op basis van voornoemde feiten en
omstandigheden niet anders zijn dan dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de vreemdelingen in de trailer van zijn vrachtwagen en dat het zijn bedoeling was dat zij - met zijn medeweten en toestemming - door hem naar het Verenigd Koninkrijk zouden worden vervoerd.
De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte dit deed uit winstbejag. Immers, gezien het risico dat een chauffeur loopt en gezien het feit van algemene bekendheid dat grote bedragen zijn gemoeid met mensensmokkel, is aannemelijk dat de verdachte dit niet voor niets deed. Er is niet gebleken van omstandigheden die tot een andere conclusie moeten leiden.
Medeplegen
Uit het dossier blijkt dat in ieder geval een aantal van de vreemdelingen door een persoon vanuit België naar de vrachtwagen van de verdachte zijn gebracht. Gelet op voorgaande overwegingen, kan het niet anders zijn dan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een of meer anderen, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich - samen met een ander of anderen - heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel.
Levensgevaar
De rechtbank volgt het standpunt van de officier van justitie en de verdediging dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat levensgevaar voor de gesmokkelden te duchten is geweest. De verdachte zal zonder nadere motivering van dit onderdeel (partieel) worden vrijgesproken.