ECLI:NL:RBROT:2020:7980

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
C/10/600588 / FA RK 20-5308
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg voor betrokkene met schizo-affectieve stoornis

Op 4 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de betrokkene leidt tot ernstig nadeel, waaronder verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De betrokkene was eerder in zorg, maar heeft op eigen verzoek de zorg stopgezet en is gestopt met medicatie, wat leidde tot psychotische decompensatie. Na hernieuwde opname en medicatiegebruik gaat het nu beter met de betrokkene, maar er zijn zorgen over de aanstaande wijziging in het behandelteam.

De rechtbank oordeelt dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis, aangezien de betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg vrijwillig te accepteren. De rechtbank verleent een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.I. Hendriks-van Wel en is op 6 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/600588 / FA RK 20-5308
Betrokkenenummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 4 augustus 2020 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geborteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. K.S. Kort te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 17 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 26 mei 2020;
  • de zorgkaart van 4 mei 2020;
  • het zorgplan van 16 april 2020;
  • het plan van aanpak;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de e-mail van de geneesheer-directeur met de bevindingen over het plan van aanpak.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 augustus 2020. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) telefonisch gehoord:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam verpleegkundige] , verpleegkundige, verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizo-affectieve stoornis van het bipolaire type.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van haar psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Betrokkene is in 2015 opgenomen geweest met een manisch psychotisch toestandsbeeld en is sindsdien in zorg geweest. In de zomer van 2019 is zij op haar eigen verzoek uit zorg gegaan. Ze is vervolgens gestopt met het innemen van haar medicatie en is daarna psychotisch gedecompenseerd. Betrokkene was op dat moment niet in staat haar sociaalmaatschappelijke belangen te behartigen. Vervolgens is betrokkene opnieuw in zorg gekomen en opnieuw ingesteld op medicatie. Nu gaat het weer goed met betrokkene. Zij neemt haar medicatie, voelt zich goed en werkt drie dagen per week. Dit lijkt het gevolg te zijn van het feit dat betrokkene nu weer medicatie inneemt en in zorg is, maar dit herstel is nog pril. Daarnaast is ter zitting besproken dat er binnenkort een wijziging plaats zal vinden in het behandelteam van betrokkene, wat onrust met zich mee zal brengen.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, en de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Ter zitting heeft betrokkene verteld dat zij op dit moment medicatie accepteert omdat zij niet opgenomen wil worden. Weliswaar neemt betrokkene de medicatie nu in, ook zonder dat zij daartoe door een machtiging verplicht werd, maar zij blijft het lastig vinden dat zij deze medicatie moet innemen en ze heeft moeite met de psychiatrische diagnose. In de toekomst zou betrokkene graag stoppen met het innemen van de medicatie en ook in het verleden is gebleken dat betrokkene is gestopt met het innemen van medicatie zodra zij uit zorg ging.
Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, ter behandeling van een psychische stoornis dan wel vanwege die stoornis;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen. Dit ziet op het meewerken aan ambulante hulp door het FACT-team.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten beperken van de bewegingsvrijheid, het insluiten, het uitoefenen van toezicht, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen en het opnemen in een accommodatie, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd. Niet gebleken is dat een eventuele opname voorzienbaar is, gezien het feit dat een laatste opname vijf jaar geleden is en betrokkene momenteel haar medicatie inneemt.
2.4.1.
Voorts bepaalt de rechtbank op grond van artikel 6:4 lid 2 Wvggz dat het zorgplan aangepast dient te worden met inachtneming van de wijze van verplichte zorg zoals wordt toegestaan door de rechtbank. Hiermee wordt specifiek gedoeld op het vormgeven van ambulante zorg aan betrokkene, dat zal moeten worden opgenomen in het zorgplan zodat het voldoet aan de eisen die worden gesteld in de Wvggz en het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg.
2.5.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 4 februari 2021.
Deze beschikking is op 4 augustus 2020 mondeling gegeven door mr. D.I. Hendriks-van Wel, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 6 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.