Op 4 augustus 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie in het arrondissement Rotterdam heeft op 23 juli 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, waaronder schizofrenie en een verslavingsproblematiek. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 augustus 2020 zijn zowel betrokkene als zijn advocaat gehoord, evenals een sociaal psychiatrisch verpleegkundige. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene ernstig nadeel ondervindt door zijn psychische stoornis, wat leidt tot verwaarlozing en gevaar voor de veiligheid van anderen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, aangezien betrokkene niet bereid is om behandeling te accepteren. De advocaat van betrokkene heeft betoogd dat opname bij Duurzaam Verblijf GGZ Drenthe niet proportioneel is, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor een periode van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking. De rechtbank heeft de maatregelen voor verplichte zorg vastgesteld, waaronder het beperken van de bewegingsvrijheid en het toedienen van medicatie.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter D.I. Hendriks-van Wel en is op 6 augustus 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.