ECLI:NL:RBROT:2020:7928

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
9 september 2020
Zaaknummer
10/996759-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake belastingfraude door een boekhouder

Op 8 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van belastingfraude. De verdachte, een boekhouder, was verantwoordelijk voor het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting voor twee vennootschappen in de periode van 1 januari 2011 tot en met 29 april 2015. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een beroepsverbod voor 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte welbewust onjuiste aangiften had gedaan, ondanks dat hij wist dat deze niet klopten. De rechtbank vond dat de rol van de verdachte zodanig was dat er sprake was van medeplegen van belastingfraude. De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, en oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak moest worden gecompenseerd. De rechtbank weigerde een beroepsverbod op te leggen, omdat de verdachte zijn werkzaamheden als zelfstandig boekhouder had opgegeven en in loondienst was gegaan. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996759-17
Datum uitspraak: 8 september 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman, mr. T. Farber, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 25 augustus 2020 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V.E. Broeders heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
  • oplegging van een beroepsverbod voor het beroep van financieel adviseur voor de duur van 2 jaar, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het onder 1, als onder 2 ten laste gelegde. Weliswaar kan worden vastgesteld dat er in de ten laste gelegde periodes te weinig omzetbelasting is opgegeven waardoor er te weinig omzetbelasting is betaald, maar niet kan worden vastgesteld dat de verdachte deze feiten mede heeft gepleegd. De verdachte was ondergeschikt aan zijn medeverdachten en gelet op zijn rol kan op zijn hoogst worden gesproken van medeplichtigheid, maar daarvan wordt de verdachte niet beschuldigd.
4.1.2.
Beoordeling
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wel kan worden bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde handelingen tezamen en in vereniging met een ander (te weten de betreffende vennootschap) heeft begaan.
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de aangiftes voor de omzetbelasting voor [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] (hierna: [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] ) door deze vennootschappen in de ten laste gelegde periodes onjuist en onvolledig zijn gedaan waardoor over die periodes te weinig omzetbelasting is betaald door [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] .
De verdachte was als boekhouder werkzaam voor [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in ieder geval in de ten laste gelegde periodes degene was die feitelijk de aangiftes omzetbelasting deed voor beide bedrijven. Hij verklaart ook dat hij wist dat de aangiftes die hij deed niet juist waren, maar dat hij deze onjuiste aangiftes deed in opdracht van een medeverdachte tegen wie hij geen weerstand kon bieden. De suppleties die hij elk jaar maakte om het tekort aan te vullen, werden door zowel [naam bedrijf 1] als [naam bedrijf 2] niet ingediend.
Dit betekent dat de verdachte enkele jaren welbewust onjuiste aangiftes omzetbelasting heeft gedaan en ook wist dat over die jaren de suppleties niet werden ingediend. Toch is de verdachte door blijven gaan met het feitelijk doen van de onjuiste aangiftes en heeft hij geen afstand genomen van [naam bedrijf 2] en [naam bedrijf 1] . Dit alles maakt dat de rechtbank vindt dat de rol van de verdachte wel zo ver ging dat er sprake is van medeplegen. Dat hij op enig moment een andere externe adviseur heeft ingeschakeld, doet aan deze verantwoordelijkheid niet af.
4.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zowel het onder 1 primair, als 2 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij, in de periode van 1 januari 2011 tot en met 27 november 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, (telkens) opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten (maand)aangiften voor de omzetbelasting ten name van [naam bedrijf 2] betreffende de tijdvakken
-januari 2011 en februari 2011 en maart 2011 en april 2011 en mei 2011 en/ juni 2011 en juli 2011 en augustus 2011 en/ september 2011 en oktober 2011 en november 2011 en december 2011 en
-februari 2012 en maart 2012 en april 2012 en mei 2012 en juni 2012 en juli 2012 en augustus 2012 en/ september 2012 en oktober 2012 en november 2012 en december 2012 en
-januari 2013 enfebruari 2013 enmaart 2013 enapril 2013 enmei 2013 en juni 2013 en juli 2013 enaugustus 2013 en september 2013 enoktober 2013 en november 2013 en december 2013 en
-januari 2014 en/februari 2014 en maart 2014 en april 2014 en mei 2014 en juni 2014 en/of juli 2014 en/of augustus 2014 en/of september 2014 en/of oktober 2014
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers hebben hij enzijnmededaders- zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk op debij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te
's-Gravenhage en/of Apeldoorn, in elk geval de Belastingdienst, ingeleverde/ingezonden aangiftebiljettenvoor de omzetbelasting (betreffende degenoemde tijdvakken) (ten name van de genoemde rechtspersoon) (telkens) een te laag bedrag aan omzet eneen te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag aan te
betalen omzetbelasting en een te laag belastbaar bedrag opgegeven,
terwijl die feiten (telkens) ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,
2.
hij, in de periode van 1 januari 2012 tot en met 29 april 2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, (telkens) opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen,
te weten (maand)aangiften voor de omzetbelasting ten name van [naam bedrijf 1] betreffende de/het tijdvak(ken)
-januari 2012 en februari 2012 en maart 2012 en mei 2012 en juni 2012 en juli 2012 en augustus 2012 en september 2012 en november 2012 en
-januari 2013 en/of februari 2013 en/of maart 2013 en april 2013 en juli 2013 en oktober 2013 en november 2013 en
-januari 2014 en februari 2014 en maart 2014 en mei 2014 en juli 2014 en oktober 2014 en december 2014 en
-februari 2015 en maart 2015
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers hebben hij en zijn/hun mededader - zakelijk weergegeven - (telkens) opzettelijk
op debij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te 's-Gravenhage en/of Apeldoorn, in elk geval de Belastingdienst, ingeleverde/ingezonden aangiftebiljetten voor de omzetbelasting (betreffende degenoemde tijdvakken)) (ten name van de genoemde rechtspersoon) (telkens) een te laag bedrag aan omzet eneen te laag bedrag waarover
omzetbelasting wordt berekend eneen te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting eneen te laag belastbaar bedrag opgegeven, terwijl die feiten (telkens) ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van 1 primair en 2, telkens:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan belastingfraude door het doen van onjuiste aangiftes voor de omzetbelasting voor vennootschappen waarvoor hij als zelfstandig boekhouder en administrateur werkzaamheden verrichtte. Met het begaan van belastingfraude zijn grote financiële belangen gemoeid. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit type delicten lastig op te sporen is en leidt tot fiscaal nadeel.
Voorts hebben de verdachte en zijn medeverdachte het door de Belastingdienst gehanteerde - voor bonafide ondernemers zeer belangrijke - systeem van een snelle belastingteruggave, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane belastingaangiften en onderliggende administratie moet kunnen worden vertrouwd, ondergraven. Hierdoor is de overheid, en daarmee de gehele samenleving, benadeeld en de algemene belastingmoraal ondermijnd.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij als professioneel boekhouder en adminstrateur geen afstand heeft genomen van de fraude door de vennootschappen, maar daaraan heeft meegedaan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Mede geelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten vindt de rechtbank in beginsel enkel het opleggen van een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend vindt de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, een passende straf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van het onvoorwaardelijk deel van de voorgenomen gevangenisstraf, gelet op het volgende.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. In dit geval kan de dag van het eerste verhoor van verdachte (31 mei 2017) als een zodanige handeling worden aangemerkt. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden. Tussen 31 mei 2017 en de datum van dit vonnis ligt een periode van drie jaar en ruim drie maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van ruim één jaar en drie maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
De rechtbank zal daarom in plaats van het onvoorwaardelijke deel van de voorgenomen gevangenisstraf een taakstraf opleggen. Aan de verdachte zal een taakstraf van 240 uur worden opgelegd, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Die voorwaardelijke straf moet de verdachte ervan weerhouden zich opnieuw te laten verleiden tot het doen van foutieve aangiftes omzetbelasting
Anders dan de officier van de justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om daarnaast aan de verdachte nog een (voorwaardelijk) beroepsverbod voor het beroep van financieel adviseur op te leggen. Dit omdat de verdachte al vele jaren werkzaam is als boekhouder/ administrateur en niet eerder (in het kader van zijn werkzaamheden of privé) voor strafbare feiten met justitie in aanraking is gekomen, hij inziet dat hij onjuist heeft gehandeld en hij zijn bestaan als zelfstandige heeft opgegeven en in loondienst is gaan werken om te voorkomen dat hij nog eens in de situatie komt dat hij door een opdrachtgever wordt verleid tot het doen van onjuiste aangiftes.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 69 lid 2 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van vier maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2020.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
primair
hij, op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en
met 27 november 2014 te ’s-Gravenhage en/of Dordrecht en/of Hoofddorp en/of
Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet
voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (maand)aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam bedrijf 2] betreffende de/het aangiftetijdvak(ken)
- januari 2011 en/of februari 2011 en/of maart 2011 en/of april 2011 en/of mei 2011
en/of juni 2011 en/of juli 2011 en/of augustus 2011 en/of september 2011 en/of oktober
2011 en/of november 2011 en/of december 2011 en/of
- februari 2012 en/of maart 2012 en/of april 2012 en/of mei 2012 en/of juni 2012 en/of
juli 2012 en/of augustus 2012 en/of september 2012 en/of oktober 2012 en/of november
2012 en/of december 2012 en/of
- januari 2013 en/of februari 2013 en/of maart 2013 en/of april 2013 en/of mei 2013
en/of juni 2013 en/of juli 2013 en/of augustus 2013 en/of september 2013 en/of oktober
2013 en/of november 2013 en/of december 2013 en/of
- januari 2014 en/of februari 2014 en/of maart 2014 en/of april 2014 en/of mei 2014
en/of juni 2014 en/of juli 2014 en/of augustus 2014 en/of september 2014 en/of oktober
2014
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben hij en/of zijn/hun mededader(s) — zakelijk weergegeven —
(telkens) opzettelijk op de/het bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te ’s-Gravenhage en/of Apeldoorn, in elk geval de Belastingdienst, ingeleverde/ingezonden
aangiftebiljet(ten) voor de omzetbelasting (betreffende de/het genoemde tijdvak(ken))
(ten name van de genoemde rechtspersoon) (telkens) een te laag bedrag aan omzet
en/of een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar
bedrag opgegeven,
terwijl dat feit/die feiten (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
subsidiair
hij, op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en
met 27 november 2014 te 's-Gravenhage en/of Dordrecht en/of Hoofddorp en/of
Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans
alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet
voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (maand) aangifte (n) voor de omzetbelasting betreffende de/het aangiftetijdvak(ken)
- januari 2011 en/of februari 2011 en/of maart 2011 en/of april 2011 en/of mei 2011
en/of juni 2011 en/of juli 2011 en/of augustus 2011 en/of september 2011 en/of oktober
2011 en/of november 2011 en/of december 2011 en/of
- februari 2012 en/of maart 2012 en/of april 2012 en/of mei 2012 en/of juni 2012 en/of
juli 2012 en/of augustus 2012 en/of september 2012 en/of oktober 2012 en/of november
2012 en/of december 2012 en/of
- januari 2013 en/of februari 2013 en/of maart 2013 en/of april 2013 en/of mei 2013
en/of juni 2013 en/of juli 2013 en/of augustus 2013 en/of september 2013 en/of oktober
2013 en/of november 2013 en/of december 2013 en/of
- januari 2014 en/of februari 2014 en/of maart 2014 en/of april 2014 en/of mei 2014
en/of juni 2014 en/of juli 2014 en/of augustus 2014 en/of september 2014 en/of oktober
2014
ten name van [naam bedrijf 2] , (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft/hebben
opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben valselijk doen (laten)
opmaken en/of doen (laten) vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd
met de waarheid op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te ’s-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland ingeleverde/gezonden aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over een of meerdere tijdvak(ken) — zoals hierboven genoemd — (telkens) een te laag bedrag aan omzet en/of een te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag aan te betalen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag (doen) (laten) opgegeven,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
primair
hij, op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en
met 29 april 2015 te ’s-Gravenhage en/of Dordrecht en/of Hoofddorp en/of Apeldoorn,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene
aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (maand)aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [naam bedrijf 1] betreffende de/het tijdvak(ken)
- januari 2012 en/of februari 2012 en/of maart 2012 en/of mei 2012 en/of juni 2012 en/of
juli 2012 augustus 2012 en/of september 2012 en/of november 2012 en/of
- januari 2013 en/of februari 2013 en/of maart 2013 en/of april 2013 en/of juli 2013 en/of
oktober 2013 en/of november 2013 en/of
- januari 2014 en/of februari 2014 en/of maart 2014 en/of mei 2014 en/of juli 2014 en/of
oktober 2014 en/of december 2014 en/of
- februari 2015 en/of maart 2015 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben hij en/of zijn/hun mededader(s) — zakelijk weergegeven —
(telkens) opzettelijk
op de/het bij de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te ’s-Gravenhage
en/of Apeldoorn, in elk geval de Belastingdienst, ingeleverde/ingezonden
aangiftebiljet(ten) voor de omzetbelasting (betreffende de/het genoemde tijdvak(ken))
(ten name van de genoemde rechtspersoon) (telkens) een te laag bedrag aan omzet
en/of een te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag
bedrag aan te betalen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag opgegeven,
terwijl dat feit/die feiten (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
subsidiair
hij, op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en
met 29 april 2015 te ’s-Gravenhage en/of Dordrecht en/of Hoofddorp en/of Apeldoorn,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene
aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (maand)aangifte(n) voor de omzetbelasting betreffende de/het aangiftetijdvak(ken)
- januari 2012 en/of februari 2012 en/of maart 2012 en/of mei 2012 en/of juni 2012 en/of
juli 2012 augustus 2012 en/of september 2012 en/of november 2012 en/of
- januari 2013 en/of februari 2013 en/of maart 2013 en/of april 2013 en/of juli 2013 en/of
oktober 2013 en/of november 2013 en/of
- januari 2014 en/of februari 2014 en/of maart 2014 en/of mei 2014 en/of juli 2014 en/of
oktober 2014 en/of december 2014 en/of
- februari 2015 en/of maart 2015
ten name van [naam bedrijf 1] , (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die
bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk
heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst en/of heeft/hebben valselijk doen
(laten) opmaken en/of doen (laten) vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk en in strijd
met de waarheid op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst te ’s-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland ingeleverde/gezonden aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over een of meerdere tijdvak(ken) — zoals hierboven genoemd — (telkens) een te laag bedrag aan omzet en/of
een te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag
aan te betalen omzetbelasting en/of een te laag belastbaar bedrag (doen) (laten)
opgegeven,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door anderen te doen gebruiken.