ECLI:NL:RBROT:2020:7923

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 september 2020
Publicatiedatum
9 september 2020
Zaaknummer
10/996652-15
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling terzake kinderopvangtoeslagfraude door verdachte die feitelijk leiding gaf aan gastouderbureau

Op 8 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van kinderopvangtoeslagfraude. De verdachte, geboren op Curaçao, was feitelijk leidinggevende van een gastouderbureau en wordt ervan verdacht samen met anderen valse documenten te hebben opgemaakt en gebruikt om onterecht kinderopvangtoeslag aan te vragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 meermalen valse geschriften heeft opgemaakt, waaronder overeenkomsten en aanvraagformulieren, en deze heeft gebruikt om de Belastingdienst te misleiden. De rechtbank concludeert dat de verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze vervalste documenten, wat heeft geleid tot aanzienlijke financiële schade voor de Belastingdienst en de samenleving. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de strafprocedure. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de grote bedragen die van het gastouderbureau naar haar privérekening zijn overgemaakt, wat haar betrokkenheid bij de fraude verder bevestigt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996652-15
Datum uitspraak: 8 september 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Curaçao op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.L. Wierstra, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 augustus 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T. Rethmeier heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
4.
Waardering van het bewijs [1]
4.1.
Inleiding
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende. De officier van justitie verdenkt de verdachte ervan dat zij via [naam bureau] (hierna: [naam bureau] ) en samen met anderen gefraudeerd heeft met kinderopvangtoeslagen. [naam bureau] staat op naam van de zoon van de verdachte. In feite is het de verdachte die de leiding heeft over [naam bureau] en daarmee alle belangrijke beslissingen neemt.
In de tenlastelegging is deze verdenking vertaald in twee feiten. Feit 1 betreft het valselijk opmaken en gebruiken van twee overeenkomsten van opdracht betreffende kinderopvang en drie aanvraag / wijzigingsformulieren voor kinderopvangtoeslagen. Feit 2 ziet op het valselijk opmaken en gebruiken van drie facturen, een betaalrekeningoverzicht en een transactie-uitdraai.
De officier van justitie stelt dat beide feiten bewezen kunnen worden. De raadsvrouw stelt dat de verdachte voor beide feiten vrijgesproken moet worden. Voor hun argumenten verwijst de rechtbank naar het schriftelijke requisitoir, de pleitnota en de aanvullende opmerkingen die bij gelegenheid van de terechtzitting zijn gemaakt. Op de naar voren gebrachte argumenten wordt, waar nodig, hieronder nader ingegaan.
4.2.
Zijn de in de tenlastelegging genoemde stukken vervalst?
In deze paragraaf beoordeelt de rechtbank of de stukken vals zijn, zonder dat daarbij betrokken wordt wie deze stukken zou hebben vervalst of gebruikt.
4.2.1.
Overeenkomst DOC-006-02 en factuur DOC-008-01 ( [naam 1] )
DOC-006-02 is een overeenkomst gedateerd 16 maart 2013 tussen gastouder [naam 2] met vraagouder [naam 1] . [2] In die overeenkomst staat dat de gastouder zal oppassen op de kinderen [naam kind 1] (150 uur per maand), [naam kind 2] (150 uur per maand) en [naam kind 3] (230 uren per maand). DOC-008-01 is een daarmee corresponderende factuur voor de maand december 2013 van [naam bureau] aan [naam 1] . [3]
[naam 1] zegt dat deze overeenkomst en factuur echt zijn en dat [naam 2] daadwerkelijk op haar kinderen heeft opgepast gedurende de opgegeven uren. [naam 2] verklaart tegenstrijdig over DOC-006-02. Zij verklaarde bij de FIOD eerst stellig dat zij DOC-006-02 niet ondertekend heeft en dat zij over haar handtekening op DOC-006-04 twijfelt, maar direct erna verklaarde zij dat zij de overeenkomsten heeft getekend in aanwezigheid van [naam 1] . Zij verklaarde bij de FIOD in ieder geval nooit op drie kinderen van [naam 1] te hebben gepast. [4] Bij de rechter-commissaris verklaarde zij dat zij de overeenkomst heeft getekend in aanwezigheid van [naam 1] , dat het inderdaad de bedoeling was om voor haar drie kinderen te gaan zorgen maar dat de opvang vervolgens niet is doorgegaan. [5]
[naam 1] heeft aan de belastingdienst overzichten van bankmutaties overgelegd. Op de overzichten staan betalingen vermeld naar de ING bankrekening van [naam bureau] , voor in totaal € 4.145,30. Deze betalingen zijn volgens de overgelegde stukken gedaan in september en oktober 2013 en vanaf januari 2014 tot en met oktober 2014. De FIOD heeft bij ING de mutaties opgevraagd en vastgesteld dat daarop alleen de betalingen van september en oktober 2013 zijn vermeld. [6] Met de FIOD stelt de rechtbank daarom vast dat de overgelegde bankmutaties vervalst zijn en dat alleen de gestelde betalingen uit september en oktober 2013 hebben plaatsgevonden.
Deze vervalsing van de bankmutaties laat voor de rechtbank duidelijk zien dat er werd gefraudeerd met de kinderopvangtoeslagen van [naam 1] . De vervalste bankmutaties zijn immers aan de belastingdienst toegestuurd nadat deze om stukken had gevraagd om de eerder ingediende aanvragen / wijzigingen van kinderopvangtoeslag te onderbouwen. [7] De toezending van vervalste stukken wijst erop dat is getracht te verhullen dat die aanvragen / wijzigingen onjuist waren. Hierna zal blijken dat het op deze wijze vervalsen van bankmutaties en andere stukken, en gast- of vraagouders die verklaren dat er feitelijk niet werd opgepast (of in mindere mate dan op papier stond vermeld), past binnen een patroon: dit gebeurde bij [naam bureau] in meerdere zaken en de betreffende mutaties hebben veelal hetzelfde format.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de overeenkomst DOC-006-02 weliswaar getekend is, maar dat [naam 2] nooit op de kinderen van [naam 1] heeft gepast en dat het ook nooit de bedoeling is geweest dat dit zou gebeuren. Daarmee is deze overeenkomst en factuur DOC-008-01 valselijk opgemaakt. [8]
De rechtbank vindt niet bewezen dat overeenkomst DOC-006-02 op een andere datum ondertekend is dan 16 maart 2013. Voor dit deel van de tenlastelegging wordt de verdachte vrijgesproken.
4.2.2.
Aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag DOC-025-01 en factuur DOC-026-08 ( [naam 3] )
DOC-025-01 is een elektronisch aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag d.d. 23 januari 2014 waarin staat dat het kind [naam kind 4] met ingang van 1 januari 2013 220 uren opvang (per maand) heeft gehad. [9] DOC-026-08 is een factuur d.d. 17 april 2014 van [naam bureau] aan [naam 3] voor 230 uur kinderopvang. [10]
[naam 3] en [naam 4] hebben bij de FIOD beiden verklaard dat [naam 4] nooit heeft gepast op het kind van [naam 3] . [naam 3] verklaarde ook dat zij met [naam bureau] had afgesproken om kinderopvangtoeslag aan te vragen en deze toeslag onderling te verdelen. [11]
[naam 3] heeft aan de belastingdienst een overzicht verstrekt van bankmutaties. Het bevat zeven betalingen van bankrekening [bankrekeningnummer 1] ten name van [naam 3] naar bankrekening [bankrekeningnummer 2] van [naam bureau] , met een totaal bedrag van € 8.352,60. Net als in de zaak van [naam 1] heeft de belastingdienst bij ING hiernaar navraag gedaan. Daaruit blijkt één betaling van voornoemde bankrekening van [naam 3] aan [naam bureau] (€ 315,00) en drie andere betalingen aan [naam bureau] van andere bankrekeningen waarbij de naam van [naam 3] genoemd is (steeds € 415,00). [12] Ook hier moet vastgesteld worden dat het door [naam 3] verstrekte overzicht vervalst is. [naam 3] heeft de valsheid van dit overzicht bij de FIOD bevestigd. [13]
Gelet op het voorgaande kan alleen geconcludeerd worden dat het nooit de bedoeling is geweest dat [naam 4] zou passen op het kind van [naam 3] en dat dit ook nooit is gebeurd. Daarmee zijn DOC-025-01 en DOC-026-08 valselijk opgemaakt.
4.2.3.
Aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag DOC-031-02 en betaalrekeningoverzicht DOC-034-01 ( [naam 5] )
DOC-031-02 betreft een elektronisch aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag 2014 van [naam 5] d.d. 14 mei 2014, voor 230 uur, ingaand per 1 januari 2014 met [naam 6] als gastouder. [14] DOC-034-01 is een betaalrekeningoverzicht gedateerd 30 september 2014. [15]
[naam 6] heeft bij de belastingdienst verklaard dat zij inderdaad heeft opgepast voor [naam 5] . [naam 5] heeft bij de belastingdienst echter verklaard dat haar kind niet is opgevangen via [naam bureau] : zij had met de kinderopvangtoeslag gefraudeerd en de gastouders wisten dat. [16] , [17]
[naam 5] heeft de belastingdienst een overzicht verstrekt van bankmutaties, het hiervoor genoemde DOC-034-01. Daarin wordt voor een totaalbedrag van € 21.817,80 aan betalingen aan [naam bureau] vermeld. Ook hier heeft de FIOD de bankmutaties van [naam bureau] bij de ING bank opgevraagd. Uit de door ING verstrekte gegevens blijkt dat er drie betalingen zijn gedaan door [naam 5] aan [naam bureau] , met een totaalbedrag van € 1.000,00. [18] Het door [naam 5] aan de belastingdienst verstrekte overzicht (DOC-034-01) is dus vervalst. Die valsheid blijkt ook uit het feit dat het logo in het betreffende overzicht gemanipuleerd lijkt. [19]
De verklaring van [naam 5] dat ze fraudeerde met de kinderopvangtoeslag wordt dus bevestigd door het vervalste betaalrekeningoverzicht. Dat maakt dat de rechtbank, anders dan de verdediging, waarde hecht aan de verklaring van [naam 5] dat er werd gefraudeerd. Daarmee staat voor de rechtbank ook vast dat aanvraag/wijzigingsformulier DOC-031-02 valselijk is opgemaakt.
4.2.4.
Transactie-uitdraai DOC-043-41 ( [naam 7] )
DOC-043-041 is een transactie-uitdraai d.d. 25 september 2014 van de bankrekening van [naam 7] . Hierop staat een betaling van 21 augustus 2014 van € 1.235,10, van [naam 7] aan [naam bureau] . [20]
DOC-041-041 is onderdeel van een groter aantal transactie-uitdraaien dat door [naam 7] aan de belastingdienst is verstrekt (DOC-043-41 t/m DOC-043-050). In het totaal gaat het om € 12.259,00. Deze uitdraaien zijn vervalst. Uit gegevens van de ING met betrekking tot de bankrekening van [naam bureau] blijkt immers dat er veel minder dan € 12.259,00 is betaald. Meer specifiek blijkt uit die gegevens dat de betaling van 21 augustus 2014 van DOC-043-041 een bedrag van € 1.121,00 en dus niet van € 1.235,10 betreft. [21] [naam 7] heeft tegenover de belastingdienst bevestigd dat de urenregistraties, bankafschriften en facturen zoals die aan de Belastingdienst zijn verstrekt, onjuist zijn. [22]
De rechtbank concludeert dat DOC-043-041 valselijk is opgemaakt doordat er een onjuist bedrag in staat vermeld. Dat dit geen vergissing is als gevolg van de wijze van administreren, blijkt uit het feit dat er in totaal veel minder is betaald dan is vermeld in de betalingsoverzichten DOC-043-41 t/m DOC-043-050 en uit de verklaring van [naam 7] . Dit is fraude, geen vergissing.
4.2.5.
Factuur DOC-072b ( [naam 8] )
DOC-072b is een factuur van [naam bureau] aan [naam 8] over de maand januari 2014. Die factuur ziet op de opvang van de kinderen [naam kind 5] (150 uur), [naam kind 6] (150 uur) en [naam kind 7] (230 uur) bij gastouder [naam 9] . [23] De belastingdienst heeft deze factuur op 28 oktober 2014 ontvangen, samen met enkele andere facturen. [24]
[naam 8] heeft bij de FIOD verklaard dat zij het maximale aantal uren kinderopvang heeft aangevraagd, maar dat haar kinderen niet altijd het maximale aantal uren naar de opvang zijn gegaan. Er zou slechts voor een dag of vijf opvang via [naam bureau] zijn geweest voor haar kinderen. De facturen kloppen dan ook niet. Ze had met de verdachte afgesproken dat ze een deel van de kinderopvangtoeslag mocht houden, een bedrag van € 600,- tot € 800,- per maand. [25] [naam 9] heeft tegenover de FIOD verklaard dat zij geen gastouder is geweest voor de kinderen van [naam 8] . [26] Verder blijkt uit de door de FIOD opgevraagde gegevens van de bankrekening van [naam bureau] bij de ING Bank dat door [naam 8] geen betaling heeft plaatsgevonden van de betreffende factuur (en evenmin van de meeste overige door haar overgelegde facturen). [27]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat DOC-072b een vervalsing is.
4.2.6.
Elektronisch aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag DOC-048-01 en overeenkomst van opdracht DOC-061-01 ( [naam 10] ),
DOC-048-01 is een elektronisch aanvraag/wijzigingsformulier voor de kinderopvangtoeslag van [naam 10] voor haar kind [naam kind 8] d.d. 6 februari 2013 voor 238 uur opvang van het kind met ingang van 1 januari 2013 door gastouder [naam 11] . [28] DOC-061-01 is een overeenkomst van opdracht gedateerd 11 april 2013 tussen gastouder [naam 6] en [naam 10] . Daarin staat dat de gastouder voor 148 uur per maand aan opvang bood voor het kind. [29]
[naam 10] heeft verklaard dat de gastouders [naam 6] en [naam 11] ieder maar voor 60 uur per maand hebben opgepast. De facturen en urenoverzichten waar meer dan 60 uur per maand op staat kloppen niet. [30] [naam 11] heeft bevestigd dat zij nooit voor meer dan 60 uur per maand op het kind van [naam 10] paste. [31] [naam 6] heeft bij de FIOD verklaard dat zij niet zeker weet of alle contracten met ouders waarvoor zij als gastouder heeft gewerkt juist zijn. Zij heeft er eigenlijk nooit goed naar gekeken en ging ervan uit dat alles klopte. [32]
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de aanvraag en de overeenkomst valselijk zijn opgemaakt. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat het gastouderbureau gemeend heeft dat in de overeenkomst een hoger aantal uren genoemd kon worden dan er daadwerkelijk beoogd werd afgenomen te worden (zoals hierna nog nader zal worden besproken).
4.3.
Heeft de verdachte de hiervoor genoemde stukken, al dan niet samen met andere personen, vervalst?
Zoals hierboven in 4.2. is overwogen, zijn de in de tenlastelegging genoemde stukken vervalst. De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat het de verdachte is die de stukken (mede) vals opgemaakt of vervalst heeft. De rechtbank baseert dit op een combinatie van de verklaringen van ouders die de verdachte aanwijzen als een van de betrokkenen bij de fraude enerzijds en het feit dat vervalste stukken bij de verdachte thuis zijn aangetroffen. De rechtbank licht dit als volgt nader toe.
Meerdere vraagouders verklaren over de betrokkenheid van [naam bureau] in het algemeen en de verdachte meer in het bijzonder.
- [naam 10] verklaart dat zij contact heeft gehad bij [naam bureau] met de verdachte, met [naam 12] en met iemand die fotokopieën regelde. De verdachte had haar de voorwaarden van de kinderopvangtoeslag uitgelegd. De verdachte was ook degene die haar belde of de kinderopvangtoeslag al was ontvangen, zodat [naam 10] dat kon doorbetalen aan [naam bureau] . [naam 10] verklaarde verder dat de verdachte alles had geregeld. [33]
- [naam 8] verklaart dat zij de valse factuur heeft gekregen van [naam bureau] . Zij had met de verdachte afgesproken dat zij een deel van de toeslag mocht houden en de verdachte schreef op een papiertje hoeveel geld er voor de gastouder was en hoeveel voor de verdachte, zelf mocht [naam 8] € 600,- tot € 800,- houden [34]
- [naam 5] verklaarde bij de FIOD onder meer dat alle contacten bij [naam bureau] gingen via de verdachte, zij was haar aanspreekpunt. [35]
- [naam 3] verklaart dat zij haar Digid aan [naam bureau] heeft gegeven en dat de wijzingen / aanvragen via de computer van [naam bureau] zijn aangevraagd. [36] Bij de rechter-commissaris verklaart zij spontaan dat zij meestal contact had met [naam 13] , een medewerker van [naam bureau] (de rechtbank begrijpt: [naam 13] ), maar dat zij denkt dat de verdachte ook een grote rol had, omdat [naam 13] haar regelmatig verwees naar de verdachte om te gaan praten en omdat de verdachte degene was die contact opnam als er iets aan de hand was met haar kinderopvangtoeslag. De verdachte heeft ook gezegd dat zij een deel van de kinderopvangtoeslag aan haar moest betalen. [37]
- Uit de verklaring van [naam 1] blijkt dat de verdachte de beschikking heeft gekregen over haar Digid en dat de verdachte onder andere in maart 2013 een aanvraag / wijziging kinderopvangtoeslag heeft gedaan op haar naam. [naam 1] verklaart verder dat zij de (valse) stukken die zijn opgestuurd naar de belastingdienst heeft ontvangen van de verdachte (zij het dat dit feitelijk vaak via de assistentes van verdachte ging). [38]
- Tot slot blijkt uit de verklaring van [naam 7] dat de valse / vervalste stukken die op haar naam aan de belastingdienst zijn verstrekt, afkomstig waren van [naam bureau] . [39]
De verdediging wijst er – op zich terecht – op dat uit AMB-005 niet blijkt dat de IP adressen van [naam bureau] gebruikt zijn voor de aanvragen van [naam 10] en [naam 5] , terwijl [naam 10] en [naam 5] wel gezegd hebben dat die aanvragen zijn gedaan met hun DIGID op het kantoor van [naam bureau] . Er moet daarom vanuit gegaan worden dat hun verklaringen op dit punt niet kloppen. Dat laat echter onverlet dat uit het voorgaande blijkt van een duidelijke lijn: diverse ouders wijzen gedetetailleerd naar [naam bureau] en de verdachte.
Bovendien blijkt de betrokkenheid van [naam bureau] en de verdachte niet alleen uit deze verklaringen. [naam 5] heeft de FIOD een mail van [naam bureau] d.d. 8 oktober 2014 doorgezonden. Bij die mail zat een aantal stukken, waaronder een overzicht van bankmutaties (een bestand met de naam [naam bestand] ). Dit overzicht is gelijk aan het eerdere door [naam 5] aan de belastdienst toegezonden overzicht van bankmutaties, van welk overzicht hiervoor is vast gesteld dat dit vervalst is. [40] Dit bestand is ook teruggevonden op een USB-stick met administratie van [naam bureau] die de FIOD had gevonden in de slaapkamer van de verdachte. [41] Kortom: het (vervalste) bestand waarmee [naam 5] aan de belastingdienst heeft willen aantonen dat zij terecht kinderopvangtoeslag had ontvangen, zat in de administratie van [naam bureau] en lag in de slaapkamer van de verdachte.
Het overzicht [naam bestand] staat niet alleen. Op de USB-stick en verschillende andere computers die in beslag zijn genomen, bevonden zich ook andere overzichten van bankmutaties met een vergelijkbare layout en en een ING-logo dat op dezelfde manier vervalst lijkt te zijn als het hiervoor beschreven overzicht van [naam 5] . [42]
De rechtbank komt tot een afronding. Ondanks het feit dat [naam bureau] op naam staat van de zoon van de verdachte, is de verdachte de persoon die het feitelijk voor het zeggen heeft bij [naam bureau] . [43] Dit, in combinatie met de hiervoor weergegeven verklaringen van de vraagouders, maar ook met de USB-stick met valse /vervalste documenten en administratie die bij de verdachte thuis is gevonden, kan niet anders dan tot de conclusie leiden dat het de verdachte is geweest die de ten laste gelegde stukken (mede) valselijk heeft opgemaakt of laten opmaken. Daar komt bij dat het ook de verdachte is die meeprofiteert van de teveel ontvangen kinderopvangtoeslag. De vraagouders moesten een deel van dit geld afstaan en storten op de rekening van [naam bureau] en de verdachte had de beschikking over de bankpas van [naam bureau] . Uit het dossier blijkt dat er vanaf de bankrekening van [naam bureau] via [naam bedrijf] (een bedrijf van verdachte) in totaal meer dan € 200.000,- naar een privérekening van de verdachte is overgemaakt. De verdachte heeft hiervoor geen aannemelijke verklaring gegeven. [44] Dat mogelijk ook andere medewerkers van [naam bureau] feitelijk betrokken zijn bij het opstellen en verstrekken van valse / vervalste stukken, doet aan de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de verdachte niet af. Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.4.
Slotopmerkingen
Mede naar aanleiding van gevoerde verweren, maakt de rechtbank nog een aantal slotopmerkingen.
4.4.1.
Het kinderopvangtoeslagschandaal bij de belastingdienst
Anders dan de verdediging vindt de rechtbank dat de conclusie van de Adviescommissie uitvoering toeslagen dat de belastingdienst bij het toewijzen van kinderopvangtoeslag aan ‘institutionele vooringenomenheid’ leed, geen rol speelt in de onderhavige zaak. Ten eerste kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld dat één van de vraagouders te maken heeft gehad met dergelijke discriminatie waardoor zij ten onrechte geen kinderopvangtoeslag heeft ontvangen. Ten tweede, indien dat wel het geval zou zijn, is dat geen reden om te frauderen met dergelijke toeslagen zoals in deze zaak wel het geval is geweest. Dat geldt overigens voor de vraagouders, maar al helemaal voor de verdachte, die in de onderhavige zaak überhaupt niet degene is geweest die recht zou hebben op de kinderopvangtoeslag.
4.4.2.
Flexibele opvang en tekst facturen
De verdachte heeft aangevoerd dat [naam bureau] er in 2013 en 2014 van uitging dat het toegestaan was om een groter aantal uren in de contracten op te nemen dan er daadwerkelijk afgenomen zou worden bij wijze van reservering en dat dan vervolgens daarvoor wel betaald moest worden. Dit verweer slaagt niet. Niet alleen mag van [naam bureau] verwacht worden dat zij zich verdiept in de materie en daardoor op de hoogte is van de geldende wet- en regelgeving, maar ook blijkt in verschillende gevallen dat er bewust is gefraudeerd met het aantal uren en dat dit met valse bankrekeningafschriften werd toegedekt.
De rechtbank volgt de verdediging ook niet in het verweer dat van valse of vervalste facturen alleen al geen sprake kan zijn omdat op de betreffende facturen, anders dan in de tenlastelegging is vermeld, niet staat dat het vermelde aantal uren opvang is
genoten, maar dat de facturen slechts vermelden voor hoeveel uren er een
betalingsverplichtingbestaat. Met de vermelding op de factuur van een aantal opvanguren wordt de suggestie gewekt dat dit aantal uren is afgenomen c.q. genoten, een suggestie die in deze zaak is versterkt door het gebruik van vervalste bankrekeningafschriften.
4.4.3.
Pleegperiode
De verdediging heeft aangevoerd dat de pleegperiode slechts deels bewezen kan worden. De verdediging maakt hierbij een onderscheid tussen het valselijk opmaken van stukken en het gebruik maken van die stukken. Voor het opmaken zou een pleegperiode kunnen gelden van 6 februari 2013 tot en met 14 mei 2014 omdat de op de documenten vermelde data in die periode zijn gelegen. Van die stukken is vervolgens gebruik gemaakt nadat de belastingdienst in oktober 2014 om een onderbouwing van de genoten kinderopvangtoeslag had gevraagd. Na dat verzoek zijn die stukken immers naar de belastingdienst gezonden. De verdediging veronderstelt dat die reacties uiterlijk binnen drie weken zijn gegeven, zodat de pleegperiode in ieder geval zou moeten eindigen op 31 oktober 2014. De rechtbank kan niet van alle valse documenten vaststellen dat zij zijn opgemaakt op de daarop vermelde datum. Verder is niet altijd duidelijk op welke datum stukken door de belastingdienst zijn ontvangen. Wel staat vast dat de data van het opstellen en ontvangen van de in de tenlastelegging genoemde stukken zijn gelegen in de pleegperiode vermeld in de tenlastelegging. Daarom zal de rechtbank die periode bewezen verklaren..
4.4.5.
Medeplegen
De verdediging heeft aangevoerd dat niet in alle gevallen aantoonbaar is dat de verdachte degene is die stukken valselijk zou hebben opgemaakt of zou hebben doen gebruiken. Dit verweer slaagt niet. Zoals uit het voorgaande blijkt, heeft de verdachte in ieder geval een deel van de in de tenlastelegging genoemde stukken vervalst of laten vervalsen door een medewerker. Hiermee heeft zij meegewerkt en toegelaten dat er binnen [naam bureau] / door de vraagouders werd gefraudeerd. Dat maakt dat zij (minst genomen voorwaardelijke) opzet had op de valsheid van alle stukken genoemd in de tenlastelegging en het gebruik daarvan.
4.5.
Bewezenverklaring
Op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat;
1.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), meermalen, (telkens) geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-een overeenkomst van opdracht d.d. 16 maart 2013, tussen gastouder [naam 2] en [naam 1] , ten aanzien van de opvang van haar kinderen (DOC-006-02), en
-een (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag van [naam 3] betreffende haar kind [naam kind 4] , d.d. 23 januari 2014 (DOC-025-01), en
-een (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag van [naam 5] betreffende haar kind [naam kind 9] (BSN: [bsn-nummer 1] ), d.d. 14 mei 2014 (DOC-031-02), en
-een (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag van [naam 10] betreffende haar kind [naam kind 8] , d.d. 6 februari 2013 (DOC-048-01), en
-een overeenkomst van opdracht d.d. 11 april 2013, tussen gastouder [naam 6] en [naam 10] , ten aanzien van de opvang van haar kind (DOC-061-01),
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
en
dat zij, verdachte, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze geschriften als ware ze echt en onvervalst, bestaande het gebruik (telkens) hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededaders die geschriften:
-hebben toegezonden aan de Belastingdienst/Toeslagen en/of de FIOD, en
bestaande deze valsheid hierin dat:
-in de overeenkomst van opdracht d.d. 16 maart 2013, tussen gastouder [naam 2] en [naam 1] (DOC-006-02), valselijk en/of in strijd met de waarheid is staat vermeld dat er 150 uren (per maand) opvang was overeengekomen voor de kind(eren) [naam kind 1] (BSN: [bsn-nummer 2] ) en [naam kind 2] (BSN: [bsn-nummer 3] ) en 230 uren (per maand) opvang was overeengekomen voor het kind [naam kind 3] (BSN: [bsn-nummer 4] ), terwijl - in werkelijkheid – die opvang niet plaatsvond en/of ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor die kinderen plaatsvond en/of zou gaan plaatsvinden zoals vermeld op dat geschrift, en
-in de (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag 2013 en 2014 d.d. 23 januari 2014 DOC-025-01) valselijk en/of in strijd met de waarheid is staat vermeld dat het kind [naam kind 4] (BSN: [bsn-nummer 5] ) - per 1 januari 2013 - 220 uren opvang (per maand) zou hebben gehad en na 23 januari 2014 220 uren opvang (per maand) zou gaan krijgen bij gastouder [naam 4] (LRK-nummer: [lrk-nummer 1] ), terwijl - in werkelijkheid - die opvang niet plaatsvond en ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor dat kind plaatsvond en zou gaan
plaatsvinden zoals vermeld op dat geschrift, en
-in de (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag 2014 van [naam 5] betreffende haar kind [naam kind 9] (BSN: [bsn-nummer 1] ), d.d. 14 mei 2014 (DOC-031-02) valselijk en/of in strijd met de waarheid staat vermeld dat het kind [naam kind 9] (BSN: [bsn-nummer 1] )- per 1 januari 2014 - 230 uren opvang (per maand) zou hebben gehad en na 14 mei 2014 230 uren opvang (per maand) zou gaan krijgen bij gastouder [naam 6] (LRK-nummer: [lrk-nummer 2] ), terwijl – in werkelijkheid - die opvang niet plaatsvond en ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor dat kind plaatsvond en zou gaan plaatsvinden zoals
vermeld op dat geschrift, en
-in de (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag van [naam 10] betreffende haar kind [naam kind 8] (BSN: [bsn-nummer 6] ), d.d. 6 februari 2013 (DOC-048-01) valselijk en/of in strijd met de waarheid staat vermeld dat het kind [naam kind 8] (BSN: [bsn-nummer 6] ) - per 1 januari 2013 - 238 uren opvang (per maand) zou hebben gehad en na 6 februari 2013 238 uren opvang (per maand) zou gaan krijgen bij gastouder [naam 11] (LRK-nummer: [lrk-nummer 3] ), terwijl - in werkelijkheid - die opvang niet plaatsvond en ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor dat kind plaatsvond en zou gaan plaatsvinden zoals
vermeld op dat geschrift;
-in de overeenkomst van opdracht d.d. 11 april 2013, tussen gastouder [naam 6] en [naam 10] (DOC-061-01), valselijk en/of in strijd met de waarheid is staat vermeld dat op 11 april 2013 door [naam 6] (LRK-nummer: [lrk-nummer 2] ) zou zijn ondertekend en dat er 148 uren (per maand) opvang was overeengekomen voor het kind [naam kind 8] (BSN: [bsn-nummer 6] ), terwijl - in werkelijkheid - die opvang niet plaatsvond en ging plaatsvinden, in elk geval geen
opvang voor diekinderen plaatsvond en zou gaan plaatsvinden zoals vermeld op dat geschrift;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december2014 in Nederland, tezamen en in vereniging met (een)ander(en), meermalen, (telkens) geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-een factuur d.d. 20 december 2013 van [naam bureau] aan vraagouder [naam 1] over de maand december 2013, ten aanzien van de opvang van de kinderen van die [naam 1] door gastouder [naam 2] (LRK-nummer: [lrk-nummer 4] ) (DOC-008-01), en/
-een factuur van [naam bureau] aan vraagouder [naam 3] over de maand april 2014, d.d. 17 april 2014, (DOC-026-08), en
-een betaalrekeningoverzicht over de periode 01-01-2013 t/m 30-09-2014 (ING IBAN: [bankrekeningnummer 3] ) ten name van [naam 5] d.d. 30 september 2014 (DOC-034-01), en
-een transactie-uitdraai d.d. 25 september 2014 van de bankrekening van [naam 7] (ABN Amro IBAN: [bankrekeningnummer 4] ), betreffende een overboeking op datum 21 augustus 2014 naar de rekening van [naam bureau] ( [bankrekeningnummer 2] ) (DOC-043-41), en
-een factuur d.d. 20 januari 2014 van [naam bureau] aan vraagouder [naam 8] over de maand januari 2014, ten aanzien van de opvang van de/het kind(eren) van die [naam 8] door gastouder [naam 9] (LRK-nummer: [lrk-nummer 5] ) (DOC-072b),
valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die geschriftenals echt en onvervalst te gebruiken ,
en
dat zij, verdachte, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze geschriften als ware ze echt en onvervalst, bestaande het gebruik (telkens) hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededaders die geschriften:
-hebben toegezonden aan ((een) themaonderzoeker(s) en/of (een) opsporingsambtena(a)r(en) en/of (een) controlespecialist(en) van) de Belastingdienst en de FIOD, en
-hebben overhandigd/toegezonden aan (een) vraagouder(s) en een gastouder(s),
bestaande deze valsheid hierin dat:
-in de factuur van [naam bureau] aan vraagouder [naam 1] over de maand december 2013 (DOC-008-01) valselijk en/of in strijd met de waarheid staat vermeld dat er 150 uren (per maand) opvang was genoten door de kinderen [naam kind 1] (BSN: [bsn-nummer 2] ) en [naam kind 2] (BSN: [bsn-nummer 3] ) en 230 uren (per maand) opvang was genoten het kind [naam kind 3] (BSN: [bsn-nummer 4] ) bij gastouder [naam 2] (LRK-nummer: [lrk-nummer 4] ), terwijl – in werkelijkheid - die opvang niet had plaatsgevonden en ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor die kinderen heeft plaatsgevonden en zou gaan plaatsvinden zoals vermeld in dat geschrift, en
-in de factuur van [naam bureau] aan vraagouder [naam 3] over de maand april 2014, d.d. 17 april 2014, (DOC-026-08) valselijk en/of in strijd met de waarheid staat vermeld dat het kind [naam kind 4] in april 2014 in totaal 230 uren opvang zou hebben genoten, terwijl - in werkelijkheid - die opvang niet had plaatsgevonden en ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor dat kind heeft plaatsgevonden en zou gaan plaatsvinden zoals vermeld in dat geschrift, en
-in het betaalrekeningoverzicht d.d. 30 september 2014 ten name van [naam 5] (DOC-034-01) valselijk en/of in strijd met de waarheid staat vermeld dat [naam 5] in de periode 01-01-2013 t/m 30-09-2014 op achttien, althans meerdere, momenten een bedrag van EUR 1.235,10 en/of EUR 1.189,10, aan [naam bureau] zou hebben overgemaakt,
terwijl er - in werkelijkheid - in die periode minder vaak en lagere bedragen zijn overgemaakt door [naam 5] aan [naam bureau] , en
-in de transactie-uitdraai d.d. 25 september 2014 van de bankrekening van [naam 7] (ABN Amro IBAN: [bankrekeningnummer 4] ) (DOC-43-41) valselijk en/of in strijd met de waarheidstaat vermeld dat op 21 augustus 2014 een bedrag, te weten EUR 1.235,10, door [naam 7] als 'voorschot kinderopvang 2014 september' zou zijn overgemaakt
aan [naam bureau] , terwijl er - in werkelijkheid - op voornoemde datum geen, althans een ander, geldbedrag door [naam 7] is overgemaakt aan [naam bureau] , althans niet als vermeld op voornoemd geschrift, en
-in de factuur van [naam bureau] aan vraagouder [naam 8] staat vermeld dat er 150 uren (per maand) opvang was genoten door de kinderen [naam kind 5] (BSN: [bsn-nummer 7] ) en [naam kind 6] (BSN: [bsn-nummer 8] ) en 230 uren (per maand) opvang was genoten het kind [naam kind 10] (BSN: [bsn-nummer 9] ) bij gastouder [naam 9] (LRK-nummer: [lrk-nummer 5] ), terwijl - in werkelijkheid - die opvang niet had plaatsgevonden en ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor die kinderen heeft plaatsgevonden en zou gaan plaatsvinden zoals vermeld in dat geschrift;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Ten aanzien van feit 1 en 2, telkens:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen gefraudeerd met kinderopvangtoeslagen. Die fraude vond plaats via een gastouderbureau waar de verdachte feitelijk leiding aan gaf. Op grond van valse overeenkomsten tussen gastouders en vraagouders en met valse aanvraag- of wijzigingsformulieren werd door de verdachte of andere medewerkers van het gastouderbureau op naam van de vraagouders kinderopvangtoeslag aangevraagd bij de Belastingdienst, terwijl daar geen recht op bestond omdat er in werkelijkheid niet of veel minder werd opgepast dan in die stukken was vermeld. Toen de Belastingdienst vragen ging stellen bij de aanvragen en om bewijsstukken vroeg, zijn mede door de verdachte valse facturen en bankafschriften/transactieoverzichten opgemaakt en ingestuurd om te verhullen dat de aanvragen onjuist waren. De verdachte heeft in veel gevallen het initiatief genomen tot deze fraude, zij was veelal degene die de fraude regelde en heeft de betrokken gast- en vraagouders daarin meegenomen. Ook volgt uit het dossier dat voornamelijk de verdachte van deze fraude heeft geprofiteerd, en niet de vraagouders op wiens naam de toeslagen werden aangevraagd.
Door het handelen van de verdachte is de Belastingdienst en daarmee uiteindelijk de Nederlandse samenleving, fors benadeeld. Ook de Staat kan zijn geld immers maar één keer uitgeven. Bovendien heeft de verdachte door haar handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen waarop het toeslagensysteem is gebaseerd en inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in documenten. Daarnaast rekent de rechtbank het de verdachte aan dat zij de betrokken vraagouders (vaak jonge, kwetsbare moeders) in ernstige problemen heeft gebracht doordat deze ouders zijn geconfronteerd met forse terugvorderingen van de ten onrechte uitgekeerde toeslagen, terwijl zij zelf geen/nauwelijks gelden hebben ontvangen van die toeslagen.
De rechtbank houdt er in de strafoplegging rekening mee dat uit de stukken blijkt dat door het gastouderbureau waar verdachte feitelijk leiding aan gaf, naast de in de tenlastelegging vermelde gevallen, ook nog in andere gevallen is gefraudeerd. Wel geldt daarbij dat, zoals de verdediging heeft aangevoerd, niet vaststaat dat bij alle ouders die stonden ingeschreven bij het gastouderbureau is gefraudeerd. Dat – zoals de officier van justitie heeft gesteld - in totaal voor ongeveer € 900.000,- ten onrechte is uitgekeerd aan toeslagen, staat voor de rechtbank dus niet vast. De rechtbank schat het totale nadeel op minimaal € 200.000,-.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 augustus 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, zij het al lang geleden, is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Gelet op de ernst van de feiten, de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden en de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd (zoals onder meer neergelegd in de LOVS-oriëntatiepunten), vindt de rechtbank enkel een gevangenisstraf een passende straf.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf neemt de rechtbank, naast wat hiervoor is vermeld, in aanmerking dat het gaat om meerdere fraudegevallen en dat gedurende een aantal jaren is gefraudeerd. Ook wordt meegewogen dat het een geraffineerde fraude betreft omdat met gebruikmaking van nieuwe valse documenten is geprobeerd eerdere onjuiste aanvragen/wijzigingen te verhullen.
Alles afwegend vindt de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden een passende straf. De rechtbank zal echter een gevangenisstraf voor beperktere duur opleggen, gelet op het volgende.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De dag van de inverzekeringstelling van de verdachte (3 november 2015) kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden. Tussen 3 november 2015 en de datum van dit vonnis ligt een periode van ongeveer vier jaar en tien maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van bijna drie jaar. Nu deze overschrijding niet (althans niet voor een groot deel) is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf. De rechtbank vindt een vermindering van 50% aangewezen.
De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van
9 maanden.

8..In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte is een blauw mapje met diverse documenten in beslag genomen. De officier van justitie en de verdediging hebben geen standpunt ingenomen over wat er met de inbeslaggenomen goederen zou moeten gebeuren. De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet blijkt wat voor documenten zich in dit mapje bevinden en of sprake is van voorwerpen die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring als bedoeld in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van dit mapje met documenten zal daarom een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen documenten.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. G.A. Bouter-Rijksen en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. van der Putte, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 september 2020.
De voorzitter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 te Den Haag en/of Rijswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-een overeenkomst van opdracht d.d. 16 maart 2013, tussen gastouder [naam 2] en [naam 1] , ten aanzien van de opvang van haar kind(eren) (DOC-006-02), en/of
-een (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag van [naam 3] betreffende haar kind [naam kind 4] , d.d. 23 januari 2014 (DOC-025-01), en/of
-een (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag van [naam 5] betreffende haar kind [naam kind 9] (BSN: [bsn-nummer 1] ), d.d. 14 mei 2014 (DOC-031-02), en/of
-een (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag van [naam 10] betreffende haar kind [naam kind 8] , d.d. 6 februari 2013 (DOC-048-01), en/of
-een overeenkomst van opdracht d.d. 11 april 2013, tussen gastouder [naam 6] en [naam 10] , ten aanzien van de opvang van haar kind (DOC-061-01),
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen vervalsen door (een) ander(en), met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
en/of
dat zij, verdachte, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze/dit geschrift(en) als ware(n) het/ze echt en onvervalst, bestaande het gebruik (telkens) hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededaders die/dit geschrift(en):
-heeft/hebben toegezonden aan de Belastingdienst/Toeslagen en/of de FIOD, en/of
bestaande deze valsheid en/of vervalsing hierin dat:
-in de overeenkomst van opdracht d.d. 16 maart 2013, tussen gastouder [naam 2] en [naam 1] (DOC-006-02), valselijk en/of in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld dat op 16 maart 2013 en/of door [naam 2] zou zijn ondertekend en/of dat er 150 uren (per maand) opvang was overeengekomen voor de/het kind(eren) [naam kind 1] (BSN: [bsn-nummer 2] ) en/of [naam kind 2] (BSN: [bsn-nummer 3] ) en/of 230 uren (per maand) opvang was overeengekomen voor het kind [naam kind 3] (BSN: [bsn-nummer 4] ), terwijl - in werkelijkheid – genoemd document niet op 16 maart 2013 en/of door [naam 2] (LRK: [lrk-nummer 4] ) is
ondertekend en/of die opvang niet plaatsvond en/of ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor die/dat kind(eren) plaatsvond en/of zou gaan plaatsvinden zoals vermeld op dat geschrift, en/of
-in de (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag 2013 en/of 2014 d.d. 23 januari 2014 DOC-025-01) valselijk en/of in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld dat het kind [naam kind 4] (BSN: [bsn-nummer 5] ) - per 1 januari 2013 - 220 uren opvang (per maand) zou hebben gehad en/of na 23 januari 2014 220 uren opvang (per maand) zou gaan krijgen en/of bij gastouder [naam 4] (LRK-nummer: [lrk-nummer 1] ), terwijl - in werkelijkheid - die opvang niet plaatsvond en/of ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor dat kind plaatsvond en/of zou gaan
plaatsvinden zoals vermeld op dat geschrift, en/of
-in de (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag 2014 van [naam 5] betreffende haar kind [naam kind 9] (BSN: [bsn-nummer 1] ), d.d. 14 mei 2014 (DOC-031-02) valselijk en/of in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld dat het kind [naam kind 9] (BSN: [bsn-nummer 1] )- per 1 januari 2014 - 230 uren opvang (per maand) zou hebben gehad en/of na 14 mei 2014 230 uren opvang (per maand) zou gaan krijgen en/of bij gastouder [naam 6] (LRK-nummer: [lrk-nummer 2] ), terwijl – in werkelijkheid - die opvang niet plaatsvond en/of ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor dat kind plaatsvond en/of zou gaan plaatsvinden zoals
vermeld op dat geschrift, en/of
-in de (elektronisch) aanvraag/wijzigingsformulier kinderopvangtoeslag van [naam 10] betreffende haar kind [naam kind 8] (BSN: [bsn-nummer 6] ), d.d. 6 februari 2013 (DOC-048-01) valselijk en/of in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld dat het kind [naam kind 8] (BSN: [bsn-nummer 6] ) - per 1 januari 2013 - 238 uren opvang (per maand) zou hebben gehad en/of na 6 februari 2013 238 uren opvang (per maand) zou gaan krijgen en/of bij gastouder [naam 11] (LRK-nummer: [lrk-nummer 3] ), terwijl - in werkelijkheid - die opvang niet plaatsvond en/of ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor dat kind plaatsvond en/of zou gaan plaatsvinden zoals
vermeld op dat geschrift;
-in de overeenkomst van opdracht d.d. 11 april 2013, tussen gastouder [naam 6] en [naam 10] (DOC-061-01), valselijk en/of in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld dat op 11 april 2013 en/of door [naam 6] (LRK-nummer: [lrk-nummer 2] ) zou zijn ondertekend en/of dat er 148 uren (per maand) opvang was overeengekomen voor het kind [naam kind 8] (BSN: [bsn-nummer 6] ), terwijl - in werkelijkheid - genoemd document niet op 11 april 2013 en/of door [naam 6] is ondertekend en/of die opvang niet plaatsvond en/of ging plaatsvinden, in elk geval geen
opvang voor die/dat kind(eren) plaatsvond en/of zou gaan plaatsvinden zoals vermeld op dat geschrift;
2.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 te Den Haag en/of Rijswijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
-een factuur d.d. 20 december 2013 van [naam bureau] aan vraagouder [naam 1] over de maand december 2013, ten aanzien van de opvang van de/het kind(eren) van die [naam 1] door gastouder [naam 2] (LRK-nummer: [lrk-nummer 4] ) (DOC-008-01), en/of
-een factuur van [naam bureau] aan vraagouder [naam 3] over de maand april 2014, d.d. 17 april 2014, (DOC-026-08), en/of -een betaalrekeningoverzicht over de periode 01-01-2013 t/m 30-09-2014 (ING IBAN: [bankrekeningnummer 3] ) ten name van [naam 5] d.d. 30 september 2014 (DOC-034-01), en/of
-een transactie-uitdraai d.d. 25 september 2014 van de bankrekening van [naam 7] (ABN Amro IBAN: [bankrekeningnummer 4] ), betreffende een overboeking op datum 21 augustus 2014 naar de rekening van [naam bureau] ( [bankrekeningnummer 2] ) (DOC-043-41), en/of
-een factuur d.d. 20 januari 2014 van [naam bureau] aan vraagouder [naam 8] over de maand januari 2014, ten aanzien van de opvang van de/het kind(eren) van die [naam 8] door gastouder [naam 9] (LRK-nummer: [lrk-nummer 5] ) (DOC-072b),
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen vervalsen door (een) ander(en), met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door (een) ander(en) te doen gebruiken,
en/of
dat zij, verdachte, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van deze/dit geschrift(en) als ware(n) het/ze echt en onvervalst, bestaande het gebruik (telkens) hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededaders die/dit geschrift(en):
-|heeft/hebben toegezonden aan ((een) themaonderzoeker(s) en/of (een) opsporingsambtena(a)r(en) en/of (een) controlespecialist(en) van) de Belastingdienst en/of de FIOD, en/of
-heeft/hebben overhandigd/toegezonden aan (een) vraagouder(s) en/of een gastouder(s),
bestaande deze valsheid en/of vervalsing hierin dat:
-in de factuur van [naam bureau] aan vraagouder [naam 1] over de maand december 2013 (DOC-008-01) valselijk en/of in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld dat er 150 uren (per maand) opvang was genoten door de/het kind(eren) [naam kind 1] (BSN: [bsn-nummer 2] ) en/of [naam kind 2] (BSN: [bsn-nummer 3] ) en/of 230 uren (per maand) opvang was genoten het kind [naam kind 3] (BSN: [bsn-nummer 4] ) bij gastouder [naam 2] (LRK-nummer: [lrk-nummer 4] ), terwijl – in werkelijkheid - die opvang niet had plaatsgevonden en/of ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor die/dat kind(eren) heeft plaatsgevonden en/of zou gaan plaatsvinden zoals vermeld in dat geschrift, en/of
-in de factuur van [naam bureau] aan vraagouder [naam 3] over de maand april 2014, d.d. 17 april 2014, (DOC-026-08) valselijk en/of in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld dat het kind [naam kind 4] in april 2014 in totaal 230 uren opvang zou hebben genoten, terwijl - in werkelijkheid - die opvang niet had plaatsgevonden en/of ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor dat kind heeft plaatsgevonden en/of zou gaan plaatsvinden zoals vermeld in dat geschrift, en/of
-in het betaalrekeningoverzicht d.d. 30 september 2014 ten name van [naam 5] (DOC-034-01) valselijk en/of in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld dat [naam 5] in de periode 01-01-2013 t/m 30-09-2014 op achttien, althans meerdere, althans een, moment(en) een bedrag van EUR 1.235,10 en/of EUR 1.189,10, althans (een) gro(o)t(e) bedrag(en), aan [naam bureau] zou hebben overgemaakt,
terwijl er - in werkelijkheid - in die periode minder vaak en/of lagere bedragen zijn overgemaakt door [naam 5] aan [naam bureau] , en/of
-in de transactie-uitdraai d.d. 25 september 2014 van de bankrekening van [naam 7] (ABN Amro IBAN: [bankrekeningnummer 4] ) (DOC-43-41) valselijk en/of in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld dat op 21 augustus 2014 een bedrag, te weten EUR 1.235,10, althans een geldbedrag, door [naam 7] als 'voorschot kinderopvang 2014 september' zou zijn overgemaakt
aan [naam bureau] , terwijl er - in werkelijkheid - op voornoemde datum geen, althans een ander, geldbedrag door [naam 7] is overgemaakt aan [naam bureau] , althans niet als vermeld op voornoemd geschrift, en/of
-in de factuur van [naam bureau] aan vraagouder [naam 8] over de maand januari 2014 (DOC-072b) valselijk en/of in strijd met de waarheid is en/of staat geschreven en/of opgegeven en/of vermeld dat er 150 uren (per maand) opvang was genoten door de/het kind(eren) [naam kind 5] (BSN: [bsn-nummer 7] ) en/of [naam kind 6] (BSN: [bsn-nummer 8] ) en/of 230 uren (per maand) opvang was genoten het kind [naam kind 10] (BSN: [bsn-nummer 9] ) bij gastouder [naam 9] (LRK-nummer: [lrk-nummer 5] ), terwijl - in werkelijkheid - die opvang niet had plaatsgevonden en/of ging plaatsvinden, in elk geval geen opvang voor die/dat kind(eren) heeft plaatsgevonden en/of zou gaan plaatsvinden zoals vermeld in dat geschrift;

Voetnoten

1.Voor de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank bij verwijzingen naar stukken uit het dossier zoveel mogelijk de door de FIOD gehanteerde indeling en nummering (AMB-001, DOC-001, V-001-01, G-001-01 etc.) hanteren. Waar in dit vonnis wordt verwezen naar ambtshandelingen (AMB), verhoren van verdachten (V) en verhoren van getuigen (G), betreft het steeds processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde medewerkers van de FIOD, als bijlage opgenomen bij het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, onderzoek Mattie, nummer 56405, en welke overigens voldoen aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Waar wordt verwezen naar documenten, zijnde overeenkomsten, aangiften, mails e.d., wordt steeds bedoeld te verwijzen naar een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv. Tenzij anders aangegeven, verwijzen paginanummers naar de nummers van het doorlopend genummerde procesdossier van voornoemd dossier.
2.DOC-006-02, p. 687 e.v.
3.DOC-008-01, p. 711.
4.G-001-01, p. 230.
5.Ambtsedig proces-verbaal van verhoor van de rechter-commissaris in strafzaken van deze rechtbank d.d. 5 oktober 2018, p. 2 (onderaan).
6.Dit blijkt uit AMB-002 (§ 7.1. van die ambtshandeling, p. 327).
7.Zie de vorige voetnoot.
8.De verdediging heeft op grond van verschillende argumenten aangevoerd dat de verklaringen van [naam 2] niet betrouwbaar zijn. De rechtbank laat die argumenten onbesproken, nu het bewijs van dit onderdeel van de tenlastelegging niet gelegen is in de verklaringen van [naam 2] , maar in de door [naam 1] verstrekte vervalste overzichten van bankrekeningmutaties.
9.DOC-025-01, p. 812. Dat het gaat om het kind [naam kind 4] blijkt uit het BSN nummer in combinatie met DOC-024-04, p. 809.
10.DOC-026-08, p. 825.
11.Zie V-006-01, p. 160 onderaan en p. 161 bovenaan, voor de verklaring van [naam 3] en V-003-02, p. 141 onderaan en p. 142 bovenaan voor de verklaring van [naam 4] .
12.AMB-017, p. 483-484.
13.Zie V-006-01, p. 165 (tweede helft onderaan).
14.DOC-031-02, p. 854. Dat het gaat om het kind [naam kind 9] (zoals vermeld in de tenlastelegging) blijkt uit het BSN nummer in combinatie met DOC-032-01, p. 855.
15.DOC-034-01, p. 875 e.v..
16.V-007-01, p. 170 (iets onder het midden, vanaf “Mededeling verbalisanten t/m De gastouders speelden gewoon mee”) en p. 173 (“Dat klopt niet. Ik durfde mijn kind daar (
17.[naam 5] heeft het bij de belastingdienst niet alleen over het ten onrechte opgeven van oppassen door [naam 6] , maar ook van oppassen door [naam 11] . Dat laatste staat niet op de tenlastelegging. Overigens bevestigt [naam 11] dat ook zij niet opgepast heeft op het kind van [naam 5] (zie G-007-01, p. 265). De verklaring van [naam 5] wordt dus op dit punt ondersteund door de verklaring van een andere gastouder.
18.AMB-018, p. 493 en 494.
19.De rechtbank gaat op de vervalsing van de overzichten van bankmutaties hierna onder 4.3 nog nader in.
20.Zie DOC-043-041, p. 1132. Dat het gaat om de bankrekening van [naam 7] blijkt uit het rekeningnummer in combinatie met haar verklaring, V-009-01, p. 190 (bovenaan).
21.Zie AMB-022, p. 543 (de eerste twee alinea’s van § 4 van deze ambtshandeling beschrijven de ontvangst door de belastingdienst van stukken van [naam 7] ), p. 546 (de omschrijving van de door [naam 7] overgelegde bankmutaties) en p. 547 en 548 (de vergelijking van de door [naam 7] overgelegde bankmutaties met informatie van ING). De tabel op p. 548, bovenaan, beschrijft in de op 2 na laatste regel de betaling van 21 augustus 2014.
22.V-009-01, p. 196.
23.DOC-072b, p.1346 en AMB-035, p.635 (uit laatstgenoemde document blijkt de naam van de gastouder).
24.AMB-035, p. 635 (na het kopje § 5.2).
25.V-12-01, p. 220, 222.
26.Zie aanvullend proces-verbaal, G-010-01, p.1.
27.AMB-035, p. 636.
28.DOC-048-01, p. 1269 en AMB-024a, p. 586 e.v. (uit laatstgenoemde document blijkt de naam van het kind).
29.DOC-061-01, p. 1322 en AMB-024a, p. 586 e.v..
30.V-011-01, p. 210 (”Er is door [naam 11] inderdaad maar 60 uur opgepast per maand op mijn kind en niet 238 of 230 uur”), p. 211(aanvraag DOC-048-01 is niet naar waarheid gedaan) en p. 213 e.v. (over verschillende facturen en urenoverzichten).
31.G-007-01, p. 265, geheel onderaan.
32.G-002-01, p. 234.
33.V-011-01 p.211 en 213
34.V012-01, p. 220, 222
35.Verhoor bij de rechter-commissaris van [naam 5] van 1 oktober 2018, doorgenummerde p. 6.
36.V-006, p. 161
37.Verhoor bij de rechter-commissaris van [naam 3] van 1 oktober 2018, p. 3
38.V-002-01, p. 120
39.V-009-01, p. 196
40.AMB-018a, p. 498 e.v..
41.AMB-031, p. 616 e.v..
42.Zie de vorige voetnoot.
43.De verdachte verklaart dit zelf, zie p. 2 van V-005-05 (“dat klopt, ik heb het bedrijf geleid en niet mijn zoon.”). De rechtbank wil aannemen dat de verdachte op enig moment haar rol binnen [naam bureau] heeft willen minderen, maar uit het dossier blijkt dat zij wel leidinggevende bleef. Dat blijkt alleen al uit het feit dat de verdachte alle USB-sticks met de administratie van [naam bureau] mee naar huis nam, zoals zij zelf heeft verklaard (zie p. 4 van V-005-05).
44.V-005-02, p. 86