ECLI:NL:RBROT:2020:7894

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 september 2020
Publicatiedatum
8 september 2020
Zaaknummer
8597359 CV EXPL 20-2920
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming van gehuurde woning door huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 10 september 2020 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Woonkracht10 en Bewindskantoor Drechtsteden, die optreedt als bewindvoerder over de goederen van de gedaagde. Woonkracht10 vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van meer dan zes maanden, die de gedaagde niet betwistte, maar wel stelde dat zij de huur voor augustus 2020 had betaald. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand zodanig was dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was, ondanks de hulp die de gedaagde ontving van het bewindskantoor. De rechter wees de vorderingen van Woonkracht10 toe, inclusief de betaling van achterstallige huur en de ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Bewindskantoor Drechtsteden werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8597359 CV EXPL 20-2920
uitspraak: 10 september 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de stichting,
Stichting Woonkracht10,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres,
gemachtigde: Wouters Gerechtsdeurwaarder & Incasso’s,
tegen
Bewindskantoor Drechtsteden, in de hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [gedaagde],
gevestigd te Dordrecht ,
gedaagde,
procederend bij [naam] .
Partijen worden hierna aangeduid als Woonkracht10, Bewindskantoor Drechtsteden en [gedaagde] .

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 17 juni 2020, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
het tussenvonnis van 23 juli 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de nadere producties van Woonkracht10, ter griffie ingekomen op 31 juli 2020;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2020.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De feiten

2.1.
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2.
[gedaagde] huurt van Woonkracht10 de woning aan het adres [adres] , tegen een huurprijs van laatstelijk € 619,34. Tot juli 2019 bedroeg de huurprijs € 611,89. In juli 2019 bedroeg de huurprijs € 619,58. De huurpenningen moeten bij vooruitbetaling worden betaald.
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 juli 2020 is Bewindskantoor Drechtsteden op de voet van artikel 1:431 BW benoemd tot bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan [gedaagde] . Bij de mondelinge behandeling is mevrouw [naam] namens Bewindskantoor Drechtsteden verschenen in haar hoedanigheid van bewindvoerder. Bewindskantoor Drechtstreden treedt in de procedure op als procespartij.

3..Het geschil

3.1.
Woonkracht10 heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de huurovereenkomst te ontbinden, met veroordeling van gedaagde om binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis het gehuurde aan het adres [adres] met alle personen en zaken die zich vanwege gedaagde daar bevinden, te ontruimen en te verlaten en door overgave van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van eiseres te stellen;
II. gedaagde te veroordelen aan eiseres te betalen het ter zake verschuldigde bedrag van € 5.043,99 vermeerderd met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW over € 5.043,99, vanaf 11 juni 2020, tot de dag van algehele voldoening;
III. gedaagde te veroordelen te betalen vanwege verschuldigde huur de som van € 619,34 per maand, te rekenen vanaf 1 september tot aan het tijdstip van de ontbinding van de huurovereenkomst;
IV. gedaagde te veroordelen aan eiseres te betalen vanwege schadevergoeding, de som van € 619,34 voor elke maand of gedeelte daarvan dat gedaagde in gebreke blijft met de ontruiming van het gehuurde, ingaand op het tijdstip van ontbinding van de huurovereenkomst;
V. gedaagde te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Woonkracht10 legt – kort samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] nog een bedrag van € 5.043,99 is verschuldigd, waarbij rente en buitengerechtelijke incassokosten reeds zijn verrekend met bepaalde betalingen die [gedaagde] heeft gedaan. De tekortkoming in de nakoming is zodanig dat dit ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
3.3.
Bewindskantoor Drechtsteden heeft op de vordering gereageerd. Hierop wordt voor zover van belang in deze procedure in het navolgende ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
Woonkracht10 heeft in de eerste plaats betaling van de huurachterstand gevorderd. [gedaagde] heeft niet betwist dat er sprake is van een huurachterstand, maar heeft op de mondelinge behandeling gesteld dat zij de huurpenningen voor augustus 2020 al heeft betaald.
4.2.
[gedaagde] heeft de door haar gestelde betaling voor de maand augustus 2020 niet onderbouwd. Ook Bewindskantoor Drechtsteden heeft hiervan geen betaalbewijs overgelegd. Woonkracht10 betwist dat zij deze betaling heeft ontvangen. De vordering tot betaling van de huurachterstand wordt dan ook toegewezen met dien verstande dat Woonkracht10, indien zij de huurbetaling voor augustus 2020 wel heeft ontvangen, dit bedrag in mindering moet brengen op de vordering.
4.3.
Woonkracht10 heeft terugbetaling gevorderd van het bedrag van € 1.350,22 dat zij per ongeluk aan [gedaagde] heeft overgemaakt. Uit hetgeen Woonkracht10 aanvoert wordt afgeleid dat zij heeft bedoeld te stellen dat sprake is van een onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 6:203 BW. [gedaagde] heeft niet betwist dat er geen rechtsgrond was voor deze betaling en dat zij gehouden is dit bedrag aan Woonkracht10 terug te betalen. [gedaagde] heeft op de mondelinge behandeling verklaard dat zij wist dat zij geen recht had op de ontvangen betaling, maar dat zij het ontvangen bedrag heeft uitgegeven als gevolg van haar verslaving. Dit maakt het voor haar ongetwijfeld moeilijk om het bedrag terug te betalen, maar zij moet dit alsnog doen. [gedaagde] betwist dat zij een aanmaning heeft ontvangen om het bedrag terug te betalen. Voor zover dit juist is, geldt dat [gedaagde] al vanaf het moment dat Woonkracht10 heeft betaald zonder dat zij enig bedrag was verschuldigd, gehouden is om het bedrag aan Woonkracht10 terug te betalen (6:203 BW). De vordering wordt voor dit deel dan ook toegewezen.
4.4.
Woonkracht10 vordert daarnaast ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Als de huurder zijn verplichting om tijdig de huur betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te beëindigen (ontbinden). De rechter dient deze vordering alleen toe te wijzen als de huurachterstand een beëindiging van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Als uitgangspunt wordt wel genomen dat een huurachterstand van meer dan drie maanden ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen (art. 6:265 lid 1 BW). Zo is van belang of de lopende huur wordt betaald en of de huurder (een deel) van de achterstand alsnog heeft voldaan (zie HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR: 2018:1810).
4.5.
De huurachterstand bedraagt ruim zes maanden. De achterstand rechtvaardigt in beginsel ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Hoewel [gedaagde] inmiddels hulp krijgt van Bewindskantoor Drechtsteden in de vorm van bewindvoering en de behandeling voor haar verslaving is gebaat bij een stabiele woonsituatie, zijn deze omstandigheden niet zodanig dat hierdoor ontbinding van de huurovereenkomst niet is gerechtvaardigd. De achterstand is immers fors, de achterstand is opgelopen en ook het beheer van het vermogen van [gedaagde] door Bewindskantoor Drechtsteden geeft geen volledige garantie dat in de toekomst de achterstand structureel wordt ingelopen naast dat alle reguliere betalingen worden gedaan. Daarvoor is Bewindskantoor Drechtsteden immers afhankelijk van de financiële situatie van [gedaagde] . De gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt dan ook toegewezen.
4.6.
Bewindskantoor Drechtsteden moet de huur blijven betalen tot het moment dat de woning leeg en ontruimd is opgeleverd aan Woonracht10. Dit deel van de vordering wordt daarom ook toegewezen.
4.7.
De ontruimingstermijn wordt in redelijkheid gesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.
4.8.
Bewindskantoor Drechtsteden wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt Bewindskantoor Drechtsteden om aan Woonkracht10 te betalen € 5.043,99 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand augustus 2020, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over:
  • € 4.411,95 vanaf 11 juni 2020 tot en met 30 juni 2020;
  • € 5.043,99 vanaf 1 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
ontbindt de bovengenoemde huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt Bewindskantoor Drechtsteden in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van [gedaagde] om binnen 14 na de uitspraak van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde] daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Woonkracht10 te stellen;
veroordeelt Bewindskantoor Drechtsteden om aan Woonkracht10 te betalen € 619,34 met ingang van de maand september 2020 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
veroordeelt Bewindskantoor Drechtsteden in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Woonkracht10 vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 102,96 aan dagvaardingskosten en € 480,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645