ECLI:NL:RBROT:2020:787
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling op basis van niet te goeder trouw onbetaald gelaten schulden
In deze zaak heeft verzoekster op 18 oktober 2019 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Tijdens de zitting op 7 januari 2020 is verzoekster gehoord. De heer [naam 1], vertegenwoordigd door LAVG Gerechtsdeurwaarders, heeft op 31 december 2019 een verweerschrift ingediend. Verzoekster heeft een schuldenlast van € 83.031,76, waarvan de vordering van BSR inmiddels is voldaan. De resterende vordering van [naam 1] bedraagt € 66.390,97. De rechtbank oordeelt dat verzoekster niet te goeder trouw is geweest in het onbetaald laten van haar schulden. De goede trouw is een vereiste voor toewijzing van de schuldsaneringsregeling, en de rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet voldoende inspanningen heeft geleverd om haar schulden te voldoen. Verzoekster heeft nagelaten om een betalingsregeling te treffen met [naam 1], wat heeft geleid tot een gerechtelijke procedure en een veroordeling tot betaling van € 45.000,-. De rechtbank concludeert dat verzoekster geen saneringsgezinde houding heeft getoond en dat er geen feiten zijn die toelating tot de schuldsaneringsregeling rechtvaardigen. Het verzoek wordt afgewezen.