ECLI:NL:RBROT:2020:7769

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 augustus 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
C/10/599936 / JE RK 20-1934
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling afgewezen wegens voldoende zelfstandigheid van de moeder in hulpverlening

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 9 maart 2020 en zou aflopen op 9 september 2020. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er zorgen waren over de opvoedsituatie van de kinderen en de moeder niet in staat zou zijn om de hulpverlening zelfstandig te organiseren.

Tijdens de zitting heeft de GI toegelicht dat de moeder zich positief inzet en gemotiveerd is om samen met het Leger des Heils aan haar doelen te werken. De moeder heeft echter ook aangegeven dat zij zelfstandig doelen heeft opgesteld en vooruitgang heeft geboekt. De kinderrechter heeft de situatie van de moeder en de kinderen zorgvuldig beoordeeld en vastgesteld dat er op dat moment geen zorgen meer waren over de opvoedsituatie. De moeder heeft laten zien dat zij in staat is om de hulpverlening zelfstandig te organiseren en dat de kinderen zich positief ontwikkelen.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling niet meer voldaan zijn en heeft het verzoek van de GI afgewezen. De ondertoezichtstelling eindigt op 9 september 2020. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/599936 / JE RK 20-1934
datum uitspraak: 24 augustus 2020

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2018 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,

[naam minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2019 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 8 juli 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 24 augustus 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam vertegenwoordiger] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de stiefmoeder, mw. [naam stiefmoeder] en begeleidster van het Leger des Heils, mw. [naam begeleidster] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van 9 maart 2020 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot
9 september 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De moeder zet zich positief in. Zij is gemotiveerd om samen met het Leger des Heils te werken aan haar doelen. De moeder weet goed wat zij wil en wat zij nodig heeft, maar het lukt haar niet altijd om dit zelfstandig uit te voeren. De moeder kan wantrouwend zijn naar de hulpverlening en vindt het lastig om hulpverlening te accepteren. De moeder heeft pas sinds kort een nieuwe begeleider. Het is belangrijk om de komende periode te monitoren of de moeder de positieve stappen blijft voortzetten. De GI kan de moeder helpen bij het vinden van een woning en zorgen dat de situatie stabiel blijft.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het niet eens met het verzoek. De moeder heeft zelfstandig doelen opgesteld en aan haar traject gewerkt. Er is sprake van een vooruitgang. De moeder ziet in welke fouten zij heeft gemaakt. De moeder wil laten zien dat zij een verantwoordelijke moeder is. De GI is pas laat gestart met de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft alle doelen van de GI behaald, behalve de doelen met de vader niet. De moeder gunt de kinderen een emotionele band met hun vader. De vader weigerde een omgangsregeling te ondertekenen. De moeder heeft binnenkort een bezichtiging bij een woning.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt niet dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Er waren destijds ernstige zorgen over de spanningen tussen de ouders. De kinderen zijn getuige geweest van een geweldsincident tussen de ouders in het ziekenhuis. Er zijn op dit moment echter geen zorgen meer over de huidige opvoedsituatie van de kinderen bij de moeder. De ouders zijn uit elkaar gegaan. De moeder woont bij ‘The Village’ van het Leger des Heils. Ook ontwikkelen de kinderen zich positief.
De afgelopen periode heeft de moeder verder hard gewerkt aan de doelen. Zij volgt een traject bij de gemeente om werkervaring op te doen. Ook is zij met behulp van het Leger des Heils op zoek naar een eigen woning. De moeder heeft laten zien dat zij het belang van de kinderen voorop kan stellen en zelf hulpverlening kan inzetten. Ook is het niet aan de moeder te wijten dat het doel over de omgang met de vader nog niet is behaald. De kinderrechter is van oordeel dat de moeder inmiddels voldoende in staat moet worden geacht de hulpverlening zelfstandig te organiseren, waardoor een verlenging van de ondertoezichtstelling niet meer noodzakelijk is. De kinderrechter wijst het verzoek van de GI daarom af, waardoor de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] eindigt op 9 september 2020.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2020 door mr. E.J. Stalenberg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Verhaart als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 31 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.