ECLI:NL:RBROT:2020:7759

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
C/10/601132 / JE RK 20-2119
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. L.A. Alderlieste, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond aanwezig waren. De vader van de kinderen was niet verschenen. De moeder heeft de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig, waardoor een tolk in de Ghanese taal Twi is ingeschakeld voor het verhoor.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen sinds 5 juni 2020 op een geheime locatie verblijven vanwege huiselijk geweld tussen de ouders. De moeder heeft geen zorgen over haar opvoedvaardigheden en werkt goed mee met de hulpverlening. De kinderen hebben baat bij het contact met de vader, maar deze is wantrouwend en werkt niet mee. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de kinderen, en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van vier maanden, tot 5 december 2020.

De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de gecertificeerde instelling een manier vindt om in gesprek te komen met de vader en dat de samenwerking tussen de ouders en de jeugdbeschermer verbeterd wordt. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/601132 / JE RK 20-2119
datum uitspraak: 4 augustus 2020

beschikking verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige 1] 2011 te [geboorteplaats minderjarige 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[naam minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum minderjarige 2] 2015 te [geboorteplaats minderjarige 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 juli 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- het gezinsplan van 31 juli 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum.
Op 4 augustus 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. L.A. Alderlieste,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam vertegenwoordigster 1] en mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Ghanese taal Twi, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van mw. [naam tolk] , tolk in de Ghanese taal Twi. De tolk heeft, alvorens haar taak aan te vangen, op de bij wet voorgeschreven wijze, de eed afgelegd dat zij haar taak naar haar geweten zal vervullen.
Hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, is de vader niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 2 juni 2020 zijn [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 2 juni 2021. De kinderrechter heeft bij beschikking van 16 juni 2020 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder verlengd tot
5 augustus 2020.

Het verzoek van de GI

De GI heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder te verlenen (
de kinderrechter leest: verlengen)voor de duur van vier maanden.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er zijn geen zorgen over de opvoedvaardigheden van de moeder. De moeder is bereikbaar en werkt goed mee met de hulpverlening. Het is in het belang van de kinderen dat zij bij de moeder blijven wonen. Als de situatie voor de kinderen is gestabiliseerd, zal traumabehandeling worden ingezet. Het is voor de jeugdbeschermer heel lastig om in contact te komen met de vader. De vader wil niet in gesprek met de jeugdbeschermer, is wantrouwend richting de hulpverlening en komt de bezoekafspraken niet altijd na. De kinderen zijn wel blij om de vader te zien en hebben baat bij het contact met de vader. De komende periode zal gekeken worden hoe de communicatie tussen de ouders verbeterd kan worden. Een mediationtraject is niet haalbaar.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het eens met het verzoek. De moeder wil dat de kinderen bij haar blijven wonen. De moeder kan samen met de kinderen zolang als het nodig is bij [naam stichting] verblijven. De moeder is op zoek naar zelfstandige woonruimte. Het is vervelend voor de kinderen dat de vader niet wil meewerken. De communicatie tussen de ouders is verstoord. De moeder vindt het belangrijk dat de kinderen de vader blijven zien. De moeder had gehoopt dat er een samenwerkingsrelatie met de vader zou ontstaan.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
De kinderen verblijven samen met de moeder sinds 5 juni 2020 op een geheime locatie, omdat er sprake is geweest van huiselijk geweld tussen de ouders. Op deze locatie is sprake van 24-uurstoezicht door mensen met een pedagogische achtergrond. De afgelopen periode zijn daar geen zorgen gezien over de opvoedingsvaardigheden van de moeder. De moeder komt de afspraken met de hulpverlening na en is betrokken bij de kinderen. Het gaat momenteel goed met de kinderen. Het is belangrijk dat de huidige situatie van de kinderen wordt gestabiliseerd, voordat de benodigde behandeling kan worden ingezet. Anders dan een paar weken geleden vertonen de kinderen geen angstig gedrag meer wanneer zij contact hebben met de vader. De kinderen ervaren het contact met de vader als positief. Het is echter teleurstellend voor de kinderen dat de vader niet meewerkt met de jeugdbeschermer en de hulpverlening, waardoor de bezoeken nog niet kunnen worden uitgebreid.
Omdat de kinderen zich bij de moeder bij [naam stichting] positief ontwikkelen, is de kinderrechter van oordeel dat hun huidige plaatsing gecontinueerd dient te worden. De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen voor de verzochte duur van vier maanden. De komende periode is het van belang dat de GI een manier probeert te vinden om in gesprek te komen met de vader en dat de samenwerking tussen de ouders en tussen de vader en de jeugdbeschermer wordt verbeterd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] in een accommodatie jeugdhulpaanbieder tot 5 december 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2020 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 augustus 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.