ECLI:NL:RBROT:2020:7732

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 september 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
10/754504-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van kinderporno en mensenhandel in Rotterdam

Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het bezit van kinderporno en mensenhandel. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], had een raadsvrouw, mr. M. Wever, die hem bijstond tijdens de rechtszitting. De rechtbank heeft op 19 augustus 2020 het onderzoek op de terechtzitting gehouden. De officier van justitie, mr. M. Blom, eiste een gevangenisstraf van 181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een verbod op het in huis hebben van minderjarigen.

De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee delen gesplitst. Voor feit 1, dat betrekking had op mensenhandel, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte voordeel had getrokken uit seksuele handelingen van anderen. Voor feit 2, het bezit van kinderporno, heeft de verdachte erkend dat hij de betreffende afbeelding op zijn telefoon had. De rechtbank heeft dit feit bewezen verklaard, aangezien de verdachte het bezit van de afbeelding heeft bekend.

De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en er was een rapport van de reclassering opgemaakt. De rechtbank heeft besloten om een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als doel de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Hello, voorzitter, en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. D. den Haan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/754504-20
Datum uitspraak: 2 september 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M. Wever, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 181 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, meewerken aan het convenant informatie uitwisseling politie en reclassering en een verbod op het in huis hebben van minderjarigen.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door daarvoor tegen betaling zijn huis ter beschikking te stellen. Daarmee heeft hij opzettelijk voordeel getrokken uit de seksuele handelingen van anderen.
4.1.2.
Beoordeling
De verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [naam medeverdachte] weliswaar gebruik kon maken van zijn woning om daar seks met anderen te hebben, maar dat hij, verdachte, daar nooit voor is betaald. De (kleine) bedragen die hij van [naam medeverdachte] heeft ontvangen hadden betrekking op andere zaken, zoals het terugbetalen van parkeerkosten.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte daadwerkelijk geld heeft verdiend door (een kamer in) zijn woning aan [naam medeverdachte] beschikbaar te stellen. Weliswaar blijkt uit het dossier dat de verdachte weleens geld van [naam medeverdachte] kreeg, maar op grond van de bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat de verdachte dat geld ontving voor het gebruik van een kamer in zijn woning.
Nu niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte voordeel heeft getrokken uit de seksuele handelingen van anderen, dient de verdachte vrijgesproken te worden van het onder 1 ten laste gelegde.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij de foto op zijn telefoon had. Dit feit zal zonder nadere besprekening bewezen worden verklaard.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 20 november 2019
te gemeente Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland,
een (1) afbeelding, te weten een van een naakte en/of deels naakte persoon die kennelijk de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en
die op zodanige wijze poseert en/of is afgebeeld, dat zijn ontblote
geslachtsdelen nadrukkelijk of uitdagend in beeld zijn gebracht
heeft in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk
en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
Zie proces-verbaal met documentcode [code document] en voor beschrijving van: 'Afbeelding (2)'.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 20 november 2019 schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno. Door dergelijk materiaal in bezit te hebben heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan het in stand houden en bevorderen van seksueel misbruik van kinderen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
25 mei 2020. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en gelet op de Landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting zal de rechtbank een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
119 (honderdnegentien) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op één of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2018 tot en met 4 december 2019
te Rotterdam, althans (elders) in Nederland
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van anderen, te
weten [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer 1] 2005) en [naam slachtoffer 2] (geboren op
[geboortedatum slachtoffer 2] 2000), met en/of voor een derde tegen betaling, terwijl die
[naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt (sub
8°),
immers heeft hij, verdachte, zijn woning aan de [adres verdachte] te Rotterdam tegen
betaling ter beschikking gesteld aan [naam medeverdachte] , die in die woning
seksuele handelingen tegen betaling verrichtte met voornoemde [naam slachtoffer 1] en
[naam slachtoffer 2] ;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2019
te gemeente Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland,
een (1) afbeelding,
te weten een van een naakte en/of deels naakte persoon die kennelijk de
leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, en
die op zodanige wijze poseert en/of is afgebeeld, dat zijn ontblote
geslachtsdelen nadrukkelijk of uitdagend in beeld zijn gebracht
heeft verspreid, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, verworven,
in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk
en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
Zie proces-verbaal met documentcode [code document] en
voor beschrijving van: 'Afbeelding (2)'.