Op 2 september 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het bezit van kinderporno en mensenhandel. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], had een raadsvrouw, mr. M. Wever, die hem bijstond tijdens de rechtszitting. De rechtbank heeft op 19 augustus 2020 het onderzoek op de terechtzitting gehouden. De officier van justitie, mr. M. Blom, eiste een gevangenisstraf van 181 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en een verbod op het in huis hebben van minderjarigen.
De rechtbank heeft de tenlastelegging in twee delen gesplitst. Voor feit 1, dat betrekking had op mensenhandel, heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte voordeel had getrokken uit seksuele handelingen van anderen. Voor feit 2, het bezit van kinderporno, heeft de verdachte erkend dat hij de betreffende afbeelding op zijn telefoon had. De rechtbank heeft dit feit bewezen verklaard, aangezien de verdachte het bezit van de afbeelding heeft bekend.
De rechtbank heeft de ernst van het feit in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen eerdere veroordelingen en er was een rapport van de reclassering opgemaakt. De rechtbank heeft besloten om een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als doel de verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De uitspraak werd gedaan door mr. A. Hello, voorzitter, en mrs. W.J.M. Diekman en J. Bergen, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. D. den Haan.