ECLI:NL:RBROT:2020:7715

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
7770621 / CV EXPL 19-21519
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van gefactureerde bedragen in het kader van hypothecaire bemiddeling

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 14 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de betaling van gefactureerde bedragen voor hypothecaire bemiddeling. [gedaagde] had in 2016 een financiering gezocht voor de verbouwing van haar woning en heeft hiervoor [eiseres] ingeschakeld. Na het adviestraject heeft [eiseres] een factuur van € 4.250,00 en Credion een factuur van € 1.936,00 aan [gedaagde] gestuurd. [gedaagde] heeft echter niet betaald en stelt dat de vorderingen zijn verjaard en dat de gefactureerde bedragen te hoog zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen niet zijn verjaard, omdat het hier gaat om een overeenkomst van opdracht en niet om een consumentenkoop. De kantonrechter heeft [eiseres] toegelaten tot bewijslevering over de werkzaamheden die zijn verricht en het aantal uren dat daaraan is besteed. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en de kantonrechter heeft de partijen gewezen op de procedurele vereisten voor het getuigenverhoor.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7770621 / CV EXPL 19-21519
uitspraak: 14 augustus 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[eiseres]
,
gevestigd te [vestigingsplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.J. Henneman, te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ respectievelijk ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennisgenomen:
  • het exploot van dagvaarding van 7 mei 2019, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 8 juli 2019, waarin de kantonrechter een comparitie van partijen heeft bepaald;
  • de brieven van 4 december 2019 en 29 juni 2020, met de ten behoeve van de comparitie van partijen toegezonden producties van [eiseres] ;
  • het proces-verbaal van de op 30 juni 2020 gehouden comparitie van partijen.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Medio 2016 zocht [gedaagde] een financiering voor de door haar gekochte woning aan de [adres] te Wassenaar (hierna: de woning). Voor de verbouwing van de woning heeft [gedaagde] aan Credion Bollenstreek (hierna: Credion) de opdracht verstrekt om te adviseren en te bemiddelen aangaande een door haar gewenste hypothecaire lening.
2.2.
Credion heeft namens [gedaagde] (onder meer) een financieringsaanvraag ingediend bij DCMF op 9 augustus 2016.
2.3.
Omdat [gedaagde] verwachte geen zakelijke financiering naar wens te kunnen krijgen voor de verbouwing van de woning heeft [gedaagde] besloten offertes op te vragen voor een particuliere financiering. Aangezien Credion enkel adviseert en bemiddelt bij zakelijke financieringen heeft Credion [gedaagde] naar [eiseres] verwezen.
2.4.
[gedaagde] heeft [eiseres] de opdracht gegeven haar te adviseren over en te bemiddelen bij het verkrijgen van een particuliere lening.
2.5.
In het ‘Dienstleveringsdocument [naam document] ’ (hierna: het dienstleveringsdocument) staat over de kosten – voor zover van belang – het volgende vermeld:

U ziet exact wat onze kosten zijn!
Of wij nu door de financiële instelling beloond worden of door u rechtstreeks, in beide gevallen ziet u exact wat onze beloning is voordat u definitief besluit een financieel product via onze bemiddeling aan te schaffen. Dit inzicht kunnen wij echter pas geven wanneer wij exact weten welk product u uiteindelijk gaat aanschaffen. Op dit moment kunnen wij u wel globaal aangeven wat gemiddeld genomen de kosten van onze dienstverlening zijn. In de tabel laten wij als voorbeeld een aantal diensten zien. Hierbij geven wij aan hoeveel uur wij gemiddeld besteden aan de advisering en begeleiding van een dergelijke dienst.
U mag de keuze maken tussen een beloning via de aanbieder (provisie) of een rechtstreekse beloning voor onze diensten. Bij de rechtstreekse beloning kunt u kiezen voor een uurtarief (a € 150,-) of een vaste prijs voor de dienstverlening, hieronder ziet u ons modulaire vaste prijssysteem. In het geval van een vaste vergoeding bespreekt uw adviseur de vaste vergoeding voor uw specifieke situatie.(…)”
2.6.
Na het adviestraject heeft [eiseres] namens [gedaagde] een hypotheekaanvraag ingediend bij ABN AMRO.
2.7.
[eiseres] heeft het bouwbedrijf van [gedaagde] , Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] , medio juli 2016 verzocht een offerte uit te brengen voor de verbouwing van een recent door [eiseres] gehuurd kantoor. Na ontvangst van de prijsopgaaf heeft [eiseres] Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] de opdracht gegeven de verbouwingswerkzaamheden aan het kantoorpand te starten.
2.8.
Op het moment dat de verbouwing van het kantoorpand bijna klaar was, is tussen [eiseres] en Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] een geschil over de betaling van de laatste factuur die Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] bij [eiseres] in rekening heeft gebracht ontstaan. Het geschil is door Bouwbedrijf [naam bouwbedrijf] aanhangig gemaakt bij de rechtbank Amsterdam. Inmiddels heeft de rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan.
2.9.
[eiseres] heeft bij factuur d.d. 18 november 2016 met factuurnummer [nummer factuur] een bedrag van € 4.250,00 bij [gedaagde] in rekening gebracht. Dit bedrag bestaat uit € 3.500,00 voor het adviseren en bemiddelen van de hypothecaire lening en € 750,00 aan opslag voor zelfstandigen.
2.10.
Credion heeft bij factuur d.d. 25 november 2016 met factuurnummer 2016.049 een bedrag van € 1.936,00 (incl. btw) bij [gedaagde] in rekening gebracht.
2.11.
Bij e-mail van 28 december 2016 heeft [gedaagde] aan dhr. [naam persoon 1] van Credion het volgende bericht:
“Ik begrijp dus dat jij en [naam persoon 2] een goed geweten hebben, (waarbij [naam persoon 2] nog steeds een faktuur van voorgeschoten kosten/materialen dient te betalen van 3 maanden geleden).
Én jullie een client fakturen voor c.a. 7.000 Euro sturen, nadat deze klant al voor c.a. 4.000 Euro (betaling 1% aan verkoper vanwege 3x uitstel, advocaat, accountant, kadaster, etc etc) op kosten is gejaagd met als enige resultaat een mager (alternatief) aanbod op 16 september (na 15 weken) !, terwijl de transportdatum 19 september is.
Jullie beiden houden er een bijzonder geweten op na!”
2.12.
Bij akte van cessie van 2 april 2019 heeft Credion haar vordering op [gedaagde] gecedeerd aan [eiseres] .

3..De vordering

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 7.016,58, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan haar vordering heeft [eiseres] , naast de hiervoor onder 2.1 t/m 2.6, 2.9 t/m 2.10 en 2.12 genoemde vaststaande feiten, – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd.
[gedaagde] is, ondanks herhaalde aanmaning en sommatie, in gebreke gebleven met de tijdige en volledige voldoening van de bij haar in rekening gebrachte facturen d.d. 18 november 2016 van [eiseres] en 25 november 2016 van Credion van € 4.250,00 respectievelijk € 1.9360,0 (incl. btw), derhalve een totaalbedrag van € 7.016,58. Voorts maakt [eiseres] aanspraak op de wettelijke rente vanaf 7 mei 2020 tot aan de dag van algehele voldoening.

4..Het verweer

4.1.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot niet-ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
4.2.
Daartoe heeft [gedaagde] , naast de onder 2.1 t/m 2.4, 2.6 en 2.9 t/m 2.11 – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd.
4.2.1.
De vorderingen van [eiseres] en de gecedeerde vordering van Credion zijn verjaard. [eiseres] en Credion hebben op 18 november 2016 respectievelijk 25 november 2016 gefactureerd aan [gedaagde] . Pas op 4 januari 2019 heeft (de gemachtigde van) [eiseres] contact opgenomen met [gedaagde] over de facturen. [gedaagde] is een consument waarbij een verjaringstermijn van twee jaren geldt. [eiseres] en Credion hebben te lang stilgezeten en hebben de verjaring niet gestuit.
4.2.2.
[gedaagde] heeft bij e-mail van onder meer 28 december 2016 geprotesteerd tegen de facturen van [eiseres] en Credion. [eiseres] en Credion brengen te veel in rekening voor de door hen geleverde diensten. [eiseres] en Credion hebben niet deugdelijk gepresteerd. [eiseres] heeft slechts één aanvraag ingediend en ver onder de 25 uren besteed. Ook Credion heeft slechts 1 aanvraag ingediend. [gedaagde] heeft uiteindelijk zelf de financiering geregeld via de Rabobank.

5..De beoordeling

5.1.
[gedaagde] heeft een beroep gedaan op verjaring van de vorderingen van [eiseres] op grond van artikel 7:28 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Artikel 7:28 BW bepaalt dat bij consumentenkoop de rechtsvordering tot betaling van de koopprijs door verloop van twee jaren verjaart.
5.2.
Ingevolge artikel 7:5 BW wordt in titel 1 van boek 7, waarin onder meer consumentenkoop is geregeld, onder consumentenkoop verstaan: de koop met betrekking tot een roerende zaak die wordt gesloten door een verkoper die handelt in het kader van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit en een koper, natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit.
5.3.
Nog daargelaten de vraag of [gedaagde] als natuurlijk persoon buiten haar bedrijfs- of beroepsactiviteit heeft gehandeld, miskent [gedaagde] met haar beroep op het bepaalde in artikel 7:28 BW dat het in de onderhavige procedure niet gaat om (verjaring van) vorderingen op grond van een koopovereenkomst, maar om vorderingen op grond van een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 lid 1 BW. Ingevolge artikel 7:58 lid 2 BW is in dit geval artikel 7:28 BW niet van toepassing. Dit leidt tot de conclusie dat haar beroep op verjaring wordt verworpen.
5.4.
Vervolgens is aan de orde of [gedaagde] gehouden is de facturen d.d. 18 november 2016 en 25 november 2016 van € 4.250,00 respectievelijk € 1.9360,0 (incl. btw) aan [eiseres] te voldoen.
5.5.
Vaststaat dat zowel Credion als [eiseres] in opdracht van [gedaagde] werkzaamheden hebben verricht. Tussen partijen staat echter de hoogte van de gefactureerde bedragen ter discussie. Volgens [gedaagde] is nimmer een duidelijke afspraak gemaakt over de prijs met [eiseres] danwel met Credion. Hypotheekcontract heeft zich op het standpunt gesteld dat in het dienstverleningsdocument staat dat er een keuze kan worden gemaakt tussen een beloning via de aanbieder of een rechtstreekse beloning. Omdat [gedaagde] geen keuze heeft gemaakt, geldt volgens [eiseres] het standaardtarief. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat er over de prijs niets schriftelijk is vastgelegd, maar dat de prijs van € 4.250,00 tijdens een gesprek tussen dhr. [naam persoon 2] en [gedaagde] mondeling is overeengekomen. Dat het bedrag van € 4.250,00 met [eiseres] is overeengekomen, blijkt volgens [eiseres] ook uit de financieringsopzet waarin het bedrag van € 4.250,00 onder de post advieskosten is opgenomen.
5.6.
Gelet op de betwisting door [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gefactureerde bedragen tussen [gedaagde] en Hypotheek enerzijds en Credion anderzijds zijn overeengekomen. Het enkele feit dat het bedrag van € 4.250,00 in de financieringsopzet is opgenomen, betekent niet dat deze prijs tussen partijen is overeengekomen. Niet gebleken is immers dat [gedaagde] akkoord is gegaan met de financieringsopzet en dus ook niet met het bedrag van € 4.250,00. Voorts blijkt uit niets dat het bedrag van € 1.9360,00 (incl. btw) met Credion is overeengekomen. Nu [eiseres] geen specifiek bewijsaanbod heeft gedaan, zal zij niet worden toegelaten tot nadere bewijslevering van haar stellingen ter zake.
5.7.
Hoewel niet is komen vast te staan dat de gefactureerde bedragen tussen partijen zijn overeengekomen, betekent dit niet dat [eiseres] geen recht meer heeft op een vergoeding voor de werkzaamheden die door [eiseres] en Credion in opdracht van [gedaagde] zijn verricht. Ingevolge artikel 7:405 lid 1 BW is de opdrachtgever, in casu [gedaagde] , immers loon verschuldigd aan de opdrachtnemer die de overeenkomst is aangegaan in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, in casu [eiseres] en Credion. Lid 2 van voornoemde bepaling bepaalt dat indien de hoogte van het in lid 1 bedoelde loon niet is bepaald, de opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd is.
5.8.
[eiseres] heeft ter zitting gesteld dat het gebruikelijke uurtarief dat door [eiseres] respectievelijk Credion wordt gehanteerd € 150,00 (incl. btw) en € 150,00 (excl. btw) is. Voorts heeft zij gesteld dat [eiseres] ruim 40 uur en Credion tussen de 25 en 30 uur aan werkzaamheden heeft verricht. [gedaagde] heeft weliswaar de hoogte van de gehanteerde uurtarieven niet betwist, maar heeft zich op het standpunt gesteld dat zij het gefactureerde bedrag te hoog vindt voor de werkzaamheden die zijn verricht. Bovendien heeft [gedaagde] het door Hypotheek gestelde aantal besteedde uren betwist. Volgens [gedaagde] hebben zowel [eiseres] als Credion slechts één hypotheekaanvraag ingediend.
5.9.
In het kader van de vaststelling van wat een redelijk loon is in de zin van artikel 7:405 lid 2 BW, is het ingevolge de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) aan [eiseres] om te stellen en met stukken te bewijzen welke werkzaamheden zij en Credion feitelijk hebben verricht en welke tijdsbesteding daarmee gemoeid was. Dit bewijs ontbreekt (vooralsnog). Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat zij niet kan bewijzen dat [eiseres] 40 uren aan werkzaamheden heeft besteed, maar dat zij wel aannemelijk kan maken dat ze een flink aantal uren heeft besteed. Dit ziet de kantonrechter als een bewijsaanbod. Voorts heeft [eiseres] een nadrukkelijk bewijsaanbod gedaan ter zake het aantal uren dat door Credion aan werkzaamheden is besteed. [eiseres] zal conform haar bewijsaanbod toegelaten worden tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid welke werkzaamheden door zowel [eiseres] als Credion in opdracht van [gedaagde] zijn verricht en het aantal uren dat daaraan is besteed.
5.10.
[eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte ter rolzitting van 9 september 2020 om 14:30 uur uit te laten over bewijslevering.
5.11.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

6..De beslissing

De kantonrechter:
alvorens verder te beslissen:
laat [eiseres] toe het bewijs te leveren van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid welke werkzaamheden door zowel [eiseres] als Credion in opdracht van [gedaagde] zijn verricht en het aantal uren dat daaraan is besteed;
bepaalt dat:
  • [eiseres] ter rolzitting van
  • en indien zij dit bewijs schriftelijk wenst te leveren zij bij die gelegenheid op het bewijsthema betrekking hebbende bescheiden direct in het geding dient te brengen;
  • en indien zij dit bewijs wenst te leveren door het doen horen van getuigen zij bij akte opgave dient te doen van het aantal en de personalia van de door haar voor te brengen getuigen alsmede van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden november en december 2020 en januari 2021, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
wijst [eiseres] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
bepaalt dat [eiseres] te zijner tijd zelf zorg dient te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37555