ECLI:NL:RBROT:2020:7711
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens ernstige overlast door zoon van huurder
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Vestia, als verhuurder, en een huurster, aangeduid als [gedaagde]. Vestia vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege ernstige overlast veroorzaakt door de zoon van [gedaagde]. De huurovereenkomst was op 28 april 2010 ingegaan en de overlast was aan de orde sinds augustus 2019, toen Vestia aangifte deed van bedreiging door de zoon van [gedaagde]. Ondanks herhaalde waarschuwingen en pogingen tot gesprek, weigerde [gedaagde] haar zoon uit de woning te zetten, wat leidde tot de vordering van Vestia.
De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] tekort was geschoten in haar verplichtingen als huurder, omdat zij niet zorgde voor een goede leefomgeving voor de buren. De rechter stelde vast dat er sprake was van ernstige en structurele overlast, die de leefbaarheid in de buurt onder druk zette. De kantonrechter wees de vordering van Vestia toe en ontbond de huurovereenkomst, waarbij [gedaagde] werd veroordeeld om binnen veertien dagen de woning te ontruimen. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van Vestia.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders om overlast te voorkomen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. De kantonrechter nam in zijn overwegingen ook de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] en haar zoon mee, maar concludeerde dat deze niet opwogen tegen de ernst van de overlast.