ECLI:NL:RBROT:2020:7709

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 augustus 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
8454135 CV EXPL 20-11752
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake onbetaalde facturen en ontbinding van overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen Intrum Nederland B.V., rechtsopvolger van Intrum Justitia Nederland B.V., en een gedaagde die handelt onder de naam van een taxibedrijf. De gedaagde had een overeenkomst gesloten met Vodafone voor telecommunicatiediensten, maar heeft verschillende facturen niet betaald. Intrum heeft de vordering van Vodafone overgenomen en heeft de gedaagde in 2013 bij verstek veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 797,66. De gedaagde heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, stellende dat de overeenkomst onredelijk bezwarend was en dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van het verstekvonnis.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld, maar heeft de argumenten van de gedaagde verworpen. De rechter oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in zijn betalingsverplichtingen en dat de ontbinding van de overeenkomst door Vodafone rechtmatig was. De gedaagde heeft niet voldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat de overeenkomst als een koop op afbetaling gekwalificeerd moest worden. De kantonrechter heeft de vordering van Intrum tot betaling van de openstaande facturen en de wettelijke rente toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 150,-. De gedaagde is veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8454135 CV EXPL 20-11752
uitspraak: 21 augustus 2020
vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Intrum Nederland B.V., rechtsopvolger van Intrum Justitia Nederland B.V,
gevestigd te Amersfoort,
oorspronkelijk eiseres,
gedaagde in verzet,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders te Groningen,
tegen
[gedaagde/eiser in verzet],
verblijvende te [woonplaats] ,
oorspronkelijk gedaagde,
eiser in verzet,
gemachtigde: mr. N. Slingerland te Capelle aan den IJssel.
Partijen worden hierna aangeduid als “Intrum” respectievelijk “ [gedaagde/eiser in verzet] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de inleidende dagvaarding van 28 mei 2013;
  • het verstekvonnis van 21 juni 2013;
  • de verzetdagvaarding van 8 april 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord in oppositie, met producties;
  • de conclusie van repliek in oppositie.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
Op 27 januari 2012 heeft [gedaagde/eiser in verzet] , handelend onder de naam “ [naam taxibedrijf] ” een overeenkomst gesloten met Vodafone met betrekking tot het afnemen van telecommunicatiediensten voor een bedrag van € 40,- per maand en voor de (minimum)duur van 24 maanden (hierna: de Overeenkomst).
2.2.
[gedaagde/eiser in verzet] heeft de ingevolge de Overeenkomst verschuldigde facturen over augustus 2012 tot en met de november 2012 van – in totaal – € 161,34 niet betaald. De Overeenkomst is daarop door Vodafone ontbonden. Per factuur van 7 december 2012 heeft Vodafone de resterende abonnementskosten tot einde Overeenkomst ten bedrage van € 465,10 in rekening gebracht bij [gedaagde/eiser in verzet] . [gedaagde/eiser in verzet] heeft ook deze factuur niet voldaan.
2.3.
Bij brief van 3 januari 2013 heeft Intrum [gedaagde/eiser in verzet] ervan in kennis gesteld dat Vodafone haar vordering op [gedaagde/eiser in verzet] aan Intrum heeft gecedeerd.
2.4.
Bij onder zaaknummer 2067375 \ CV EXPL 13-23578 gewezen verstekvonnis van 21 juni 2013 is [gedaagde/eiser in verzet] overeenkomstig de eis van Intrum veroordeeld tot betaling aan Intrum van € 797,66, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119a BW over € 626,44 vanaf 4 mei 2013 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde/eiser in verzet] in de kosten van het geding.

3..Het geschil

3.1.
Intrum heeft bij oorspronkelijke dagvaarding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde/eiser in verzet] te veroordelen tegen een behoorlijk bewijs van kwijting aan Intrum te betalen € 797,66, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 626,44 vanaf 4 mei 2013 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde/eiser in verzet] in de proceskosten.
3.2.
Aan de eis heeft Intrum - naast de hiervoor weergegeven feiten en samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde/eiser in verzet] is ondanks diverse aanmaningen tekortgeschoten in zijn betalingsverplichtingen jegens Vodafone uit hoofde van de Overeenkomst. Daarom mocht Intrum de Overeenkomst ontbinden en de resterende abonnementskosten in rekening brengen bij [gedaagde/eiser in verzet] . Intrum heeft uit hoofde van de openstaande facturen van [gedaagde/eiser in verzet] te vorderen een bedrag van € 626,44. [gedaagde/eiser in verzet] is tevens de wettelijke rente verschuldigd, die tot en met 3 mei 2013 € 21,22 bedraagt. Daarnaast zijn diverse incassowerkzaamheden verricht. De hiermee verband houdende buitengerechtelijke incassokosten van € 150,- dienen voor rekening van [gedaagde/eiser in verzet] te komen.
3.3.
[gedaagde/eiser in verzet] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het verstekvonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, Intrum alsnog in haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren althans haar deze te ontzeggen of af te wijzen, met veroordeling van Intrum in de kosten van het geding.
3.4.
Daartoe heeft [gedaagde/eiser in verzet] - naast de hiervoor weergegeven feiten en samengevat weergegeven - het volgende aangevoerd. [gedaagde/eiser in verzet] erkent het bestaan van de Overeenkomst. De Overeenkomst, inclusief bijbehorende “gratis” iPad, is te kwalificeren als een koop op afbetaling in de zin van artikel 7:84 lid 3 onder a BW. In de overeenkomst is de koopprijs van de iPad door Vodafone in het geheel niet vermeld, zodat daaraan geen rechtgevolgen kunnen worden verbonden. [gedaagde/eiser in verzet] beroept zich als kleine ondernemer op de reflexwerking van deze regeling. Voor zover aan de overeenkomst wel rechtsgevolgen kunnen worden verbonden, stelt [gedaagde/eiser in verzet] dat het beding in de algemene voorwaarden op grond waarvan hij bij voortijdige beëindiging van de Overeenkomst gehouden is tot betaling van de abonnementsgelden voor de (minimum)duur van de Overeenkomst, onredelijk bezwarend is. Daardoor ontstaat immers een onevenwichtigheid tussen partijen, nu Vodafone wel nakoming van [gedaagde/eiser in verzet] kan verlangen, maar [gedaagde/eiser in verzet] geen nakoming meer kan verlangen van Vodafone. [gedaagde/eiser in verzet] betwist ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente, onder meer omdat hem in de aanmaningen van 3 januari 2013 en 20 februari 2013 – waarvan [gedaagde/eiser in verzet] de ontvangst uitdrukkelijk betwist – geen betalingstermijn van veertien dagen is gegeven. Tot slot geldt dat Intrum de Overeenkomst pas in een zodanig laat stadium heeft overgelegd, dat [gedaagde/eiser in verzet] genoodzaakt was verzet aan te tekenen. Daarmee dient ingeval van toekenning van een proceskostenveroordeling rekening te worden gehouden.
3.5.
Op hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd wordt hierna, voor zover voor de uitkomst van de procedure van belang, teruggekomen.

4..De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde/eiser in verzet] niet eerder dat op 17 maart 2020 kennis heeft genomen van het verstekvonnis naar [gedaagde/eiser in verzet] . Het verzet is dan ook tijdig ingesteld.
4.2.
[gedaagde/eiser in verzet] heeft eerst bij conclusie van repliek in oppositie aangevoerd dat sprake zou zijn van koop op afbetaling. Mede nu Intrum in haar conclusie van antwoord in oppositie al had aangegeven dat hiervan geen sprake was, had het op de weg van [gedaagde/eiser in verzet] gelegen zijn stelling op dit punt nader (met bewijstukken) te onderbouwen. [gedaagde/eiser in verzet] heeft dat niet gedaan. Dit klemt te meer nu in de Overeenkomst in het geheel geen melding wordt gemaakt van het verstrekken van een (gratis) iPad. Dit leidt tot het oordeel dat het op deze stelling gebaseerde verweer van [gedaagde/eiser in verzet] , alleen al omdat dit onvoldoende is onderbouwd, wordt verworpen. Dat betekent dat de vordering voor zover die strekt tot betaling van de facturen over augustus 2012 tot en met de november 2012 van – in totaal – € 161,34 voor toewijzing gereed ligt.
4.3.
[gedaagde/eiser in verzet] miskent dat het in rekening brengen van de resterende abonnementskosten tot einde Overeenkomst ten bedrage van € 465,10 niet alleen is gebaseerd op de algemene voorwaarden van Vodafone, maar ook op de wet (zie ook punt 13 van de conclusie van antwoord in oppositie). Nu [gedaagde/eiser in verzet] de ingevolge de Overeenkomst verschuldigde facturen over augustus 2012 tot en met de november 2012 niet betaalde, mocht Vodafone de Overeenkomst ontbinden (artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek; hierna: BW). Nu de Overeenkomst is ontbonden vanwege een tekortkoming van [gedaagde/eiser in verzet] , is [gedaagde/eiser in verzet] verplicht om Vodafone de schade te vergoeden die Vodafone leidt, doordat geen wederzijdse nakoming maar ontbinding van de overeenkomst plaatsvindt (artikel 6:277 BW). Die schade bestaat uit de resterende abonnementskosten, die dus op grond van de wet verschuldigd zijn. Het beroep van [gedaagde/eiser in verzet] op vernietiging van het boetebeding in de algemene voorwaarden van Vodafone omdat dit onredelijk bezwarend zou zijn, kan daarom onbesproken blijven.
4.4.
Intrum maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Buitengerechtelijke kosten komen als redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte op de voet van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder c BW als vermogensschade in aanmerking voor vergoeding, tenzij deze aan te merken zijn als proceskosten. Alleen ten aanzien van consument – schuldenaren is voorgeschreven dat de schuldeiser hem eerst nog een zogenaamde veertiendagenbrief stuurt als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW. [gedaagde/eiser in verzet] valt echter niet aan te merken als consument, hij heeft de Overeenkomst immers op naam van zijn eenmanszaak gesloten (zie 2.1). Als sprake is van een zakelijke transactie, volstaat in beginsel één aanmaning. [gedaagde/eiser in verzet] heeft weliswaar betwist dat hij de aanmaningen van 3 januari 2013 en 20 februari 2013 heeft ontvangen, maar hij heeft niet de ontvangst van de overige door Intrum bij conclusie van antwoord in oppositie overgelegde aanmaningen bestreden. Intrum heeft voorts onbetwist gesteld dat de buitengerechtelijke kosten krachtens de toepasselijke algemene voorwaarden voor volledige vergoeding in aanmerking komen maar dat zij deze beperkt tot € 150,- conform de aanbevelingen in Rapport Voorwerk II. Dit bedrag is toewijsbaar.
4.5.
De vordering tot de toewijzing van de wettelijke rente, tot de datum van de dagvaarding van 28 mei 2013 berekend op een bedrag van € 21,22 is op de wet gegrond en zal dan ook worden toegewezen.
4.6.
Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter het verstekvonnis zal bekrachtigen.
4.7.
[gedaagde/eiser in verzet] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Intrum worden vastgesteld op € 120,- aan salaris voor de gemachtigde. Voor het oordeel dat deze kosten (deels) voor rekening van Intrum zouden moeten blijven omdat Intrum de Overeenkomst pas in een laat stadium heeft overgelegd, ziet de kantonrechter geen aanleiding. Het betreft hier immers een door [gedaagde/eiser in verzet] zelf ondertekend document. Dat hij hier zelf geen afschrift van heeft bewaard en zich niet kon herinneren dat hij deze Overeenkomst is aangegaan, komt voor zijn rekening en risico. Bovendien is [gedaagde/eiser in verzet] ook na kennisname van de Overeenkomst verweer blijven voeren.

5..De beslissing

De kantonrechter:
bekrachtigt het op 21 juni 2013 tussen partijen gewezen verstekvonnis met kenmerk 2067375 \ CV EXPL 13-23578;
veroordeelt [gedaagde/eiser in verzet] in de kosten van de verzetprocedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Intrum vastgesteld op € 120,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478