In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen Intrum Nederland B.V., rechtsopvolger van Intrum Justitia Nederland B.V., en een gedaagde die handelt onder de naam van een taxibedrijf. De gedaagde had een overeenkomst gesloten met Vodafone voor telecommunicatiediensten, maar heeft verschillende facturen niet betaald. Intrum heeft de vordering van Vodafone overgenomen en heeft de gedaagde in 2013 bij verstek veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 797,66. De gedaagde heeft verzet aangetekend tegen dit verstekvonnis, stellende dat de overeenkomst onredelijk bezwarend was en dat hij niet tijdig op de hoogte was gesteld van het verstekvonnis.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzet tijdig is ingesteld, maar heeft de argumenten van de gedaagde verworpen. De rechter oordeelde dat de gedaagde tekortgeschoten was in zijn betalingsverplichtingen en dat de ontbinding van de overeenkomst door Vodafone rechtmatig was. De gedaagde heeft niet voldoende bewijs geleverd voor zijn stelling dat de overeenkomst als een koop op afbetaling gekwalificeerd moest worden. De kantonrechter heeft de vordering van Intrum tot betaling van de openstaande facturen en de wettelijke rente toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van € 150,-. De gedaagde is veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.