ECLI:NL:RBROT:2020:7700
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding huurovereenkomst wegens schending goed huurderschap en bedrijfsmatig gebruik van de woning voor prostitutie
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege ernstige tekortkomingen in zijn verplichtingen als huurder. Woonbron heeft gesteld dat [gedaagde] zijn woning heeft gebruikt voor bedrijfsmatige prostitutie door derden, wat in strijd is met de huurovereenkomst en de Algemene Huurvoorwaarden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat op 10 augustus 2019 de politie drie vrouwen in de woning heeft aangetroffen die zich prostitueerden zonder vergunning. Dit leidde tot een sluiting van de woning door de burgemeester van Rotterdam. Ondanks een minnelijke regeling die [gedaagde] niet is nagekomen, heeft hij volgehouden dat hij niets wist van de prostitutie en dat hij een asielzoeker hielp. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] ernstig tekort is geschoten in zijn verplichtingen en dat het belang van Woonbron bij ontbinding van de huurovereenkomst zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij behoud van zijn woning. De vordering van Woonbron is toegewezen, met de verplichting voor [gedaagde] om binnen veertien dagen de woning te ontruimen en de proceskosten te vergoeden.