Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
handelend onder de naam [handelsnaam],
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder van een bedrijfsruimte. De verhuurder, aangeduid als [eiseres], had de huurder, aangeduid als [gedaagde], aangeklaagd wegens een huurachterstand van meer dan vijf maanden. De huurovereenkomst was aangegaan op 15 november 2018 en liep tot 14 november 2023. De huurder was een bedrag van € 1.714,15 per maand verschuldigd, maar had de huur niet tijdig betaald, wat resulteerde in een totale achterstand van € 9.093,70. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de bedrijfsruimte, betaling van de huurachterstand, contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder de huurachterstand niet had betwist en dat de vordering tot betaling van de huurachterstand toewijsbaar was. Ook de gevorderde wettelijke rente en de contractuele boete werden toegewezen. De rechter oordeelde dat de huurder in gebreke was gebleven met de betaling van de huur, wat een zodanige tekortkoming vormde dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De huurder had bovendien geen verweer gevoerd tegen de vordering tot schadevergoeding wegens huurderving na de ontruiming.
De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld om binnen drie dagen na de uitspraak de bedrijfsruimte te ontruimen en heeft de vordering tot betaling van de huurtermijnen en schadevergoeding toegewezen. De huurder werd ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.A. Vroom en is uitvoerbaar bij voorraad.