1.3.Verweerder heeft bij het primaire besluit I aan vergunninghouder een exploitatievergunning verleend voor de inrichting voor de duur van vijf jaar, waarbij de inrichting wordt aangemerkt als avondhoreca. De exploitatievergunning biedt ook de gelegenheid tot het roken van rookwaar door middel van waterpijpen. Bij het primaire besluit II is aan vergunninghouder een Drank- en Horecawetvergunning verleend. Bij het primaire besluit III is een aanwezigheidsvergunning verleend voor twee kansspelautomaten voor de duur van vijf jaar.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder met overneming van het advies van de Algemene Bezwaarschriftencommissie de primaire besluiten gehandhaafd. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat de beletage is aangemerkt als een nieuwe inrichting nu deze gedurende één jaar voor de inwerkingtreding van het Horecagebiedsplan 2017-2019 Gebied Centrum (Horecagebiedsplan) heeft leeggestaan en nadien niet meer is hervat. Dit is eerst hervat met het verlenen van de exploitatievergunning in het primaire besluit I. De aanvragen voor een nieuw te exploiteren horeca-inrichting zijn getoetst aan de Algemene plaatselijke verordening Rotterdam 2012 (APV), de Horecanota 2017-2021 (Horecanota) en aan het Horecagebiedsplan. In het Horecagebiedsplan is voor het gebied Het Oude Westen bepaald dat ontwikkeling met activiteit 15 (shisha) is uitgesloten. Het was verweerder bekend dat horeca-inrichting Royal Alina reeds waterpijpen aanbood en vanwege bijzondere omstandigheden aan de zijde van de exploitant is deze activiteit niet voorafgaand aan de vaststelling van het Horecagebiedsplan vergund. In verband met bouwtechnische problemen in het souterrain en het feit dat gedurende de hierop volgende verbouwing bleek dat geëxploiteerd zou kunnen worden op de beletage is hiervoor een vergunning verleend waarbij activiteit 15 alsnog is vergund. Dit omdat rekening is gehouden met de bijzondere, niet aan de exploitant verwijtbare, omstandigheden en het feit dat de burgemeester reeds bekend was dat er waterpijpen werden aangeboden. Wat betreft de strijdigheid met de APV heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat adviezen van de betrokken instanties zijn ingewonnen en deze positief luidden. Er is geen sprake van strijd met de Wet op de kansspelen, nu uit de bij de vergunningen gevoegde situatietekeningen blijkt dat de locaties waarvoor de aanwezigheidsvergunning is verstrekt en de locatie voor shisha aparte afgesloten locaties zijn. Wat betreft de gestelde geur- en geluidsoverlast is niet vastgesteld dat deze niet objectief is vastgesteld of dat niet is gebleken van overschrijding van de normen.
3. Eiser stelt dat verweerder de aanvraag voor een exploitatievergunning met activiteit 15 (shisha) niet had moeten vergunnen, omdat dit in strijd is met de Horecanota, het Horecagebiedsplan en de APV, met name artikel 2:28, vijfde lid, aanhef en onder a, daarvan (de rechtbank leest voor ‘a’ ‘b’). Er is immers sprake van aanbieden van shisha bij nieuwe (dan wel bestaande) horeca-inrichtingen. De door verweerder in het bestreden besluit genoemde omstandigheden die aanleiding gaven tot vergunningverlening over te gaan zijn geen bijzondere omstandigheden aan de zijde van de exploitant in de zin van artikel 4:84 van de Awb om hiervan af te wijken. Gelet hierop acht eiser het bestreden besluit ook in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en acht hij het handelen van verweerder een schending van het verbod van détournement de pouvoir.
Verder had verweerder de vergunningen op grond van artikel 2:28, zesde lid, aanhef onder a en b, van de APV moeten weigeren. Eiser voert, evenals in bezwaar, aan dat in maart 2017 bij horeca-inrichting Royal Alina een inval geweest en deze inrichting verband gebracht met de aanwezigheid van criminelen en criminele activiteiten. Door deze naam ook te gaan gebruiken bij de inrichting, waarvoor de vergunning is verleend, en doordat het souterrain en de beletage niet strikt te scheiden zijn, wordt in beide dezelfde klandizie aangetrokken. Eiser heeft de vrees dat criminele activiteiten zich ook zullen voordoen op de beletage. Dat heeft grote negatieve gevolgen op de openbare orde en het woon- en leefklimaat van de omwonenden. Gelet op de exploitatie van horeca-inrichting Royal Alinea was het bij verweerder bekend dat er sprake was van klachten van eiser en andere omwonenden zoals geuroverlast, geluidoverlast en overlast van (hang)jongeren welke overlast cumuleert door de combinatie met de exploitatie van de inrichting als shisha-lounge. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat van een aantasting van de leefbaarheid in de omgeving geen sprake is of zal zijn en heeft door het niet op juiste wijze toepassen van het gemeentelijke beleid het rechtszekerheidsbeginsel geschonden.
4. In het verweerschrift stelt verweerder zich niet langer op het standpunt dat er sprake is een nieuwe inrichting Het gaat om een voortgezette exploitatie, nu door de inrichting op de beletage dezelfde activiteiten worden aangeboden als eerder in het souterrain door horeca-inrichting Royal Alina en beide inrichtingen dezelfde exploitant (vergunninghouder) hebben. Aangezien het Horecagebiedsplan ingaat op de ontwikkelruimte die geboden wordt aan nieuwe ondernemers staat dit plan niet aan de (voortgezette) exploitatie in de weg. Het past binnen de algemene ontwikkelrichting “consolideren” voor het gebied Het Oude Westen. Voorts is in het verweerschrift overigens naar voren gebracht dat de exploitatie - ook als wordt uitgegaan van een nieuwe inrichting - past binnen het Horecagebiedsplan, nu voor de Nieuwe Binnenweg expliciet is vermeld dat de gewenste ontwikkeling is “ontwikkelen tot en met categorie 2 met uitzondering van activiteit 17”.
5. Het wettelijk kader is in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak, opgenomen.