ECLI:NL:RBROT:2020:7653

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juli 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
10/996724-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Miljoenenfraude door valse facturen bij Rotterdam Short Sea Terminals

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 2 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij een grootschalige fraude met valse facturen gericht aan Rotterdam Short Sea Terminals (RST). De verdachte, die als manager Finance & Control werkzaam was bij RST, en zijn medeverdachten hebben gedurende een periode van meer dan twee jaar valse facturen ingediend en laten uitbetalen, wat heeft geleid tot een schade van ten minste 2 miljoen euro voor RST. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten opzettelijk gebruik hebben gemaakt van valse geschriften, met de bedoeling RST te misleiden en zich wederrechtelijk te bevoordelen. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachte bij de oplichting en het witwassen van de opbrengsten van deze fraude bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte binnen de organisatie en de impact van de fraude op RST.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/996724-16
Datum uitspraak: 2 juli 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdahcte] ,
raadsman mr. B. Horenblas, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 juni 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van de Kerkhof heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 (primair) en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden.
4.
Waardering van het bewijs en bespreking van de verweren [1]
4.1.
Inleiding
Eind februari 2016 controleert de accountant van Rotterdam Short Sea Terminals (hierna: RST) de kasadministratie en constateert dat onregelmatige facturen zijn ingediend op naam van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . Vervolgens wordt in opdracht van [naam bedrijf 3] (hierna: [naam bedrijf 3] ), de moedermaatschappij van RST, een nader onderzoek ingesteld naar de betalingen op facturen aan [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] . Hiervoor wordt [naam bedrijf 4] (hierna: [naam bedrijf 4] ) ingeschakeld. Naar aanleiding van de bevindingen wordt namens RST aangifte gedaan op 2 juni 2016. [2] In de periode van 2013 tot en met begin 2016 zouden vanuit [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] voor miljoenen euro’s facturen verstuurd zijn voor niet-geleverde diensten. Op basis van de aangifte is door de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (hierna: de FIOD) een strafrechtelijk onderzoek gestart. In dit onderzoek heeft de FIOD onder andere [naam medeverdachte 1] (hierna: [naam medeverdachte 1] ),
[naam verdachte] (hierna: [naam verdachte] ) en [naam medeverdachte 2] (hierna: [naam medeverdachte 2] ) als verdachten aangemerkt.
[naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] waren in de ten laste gelegde periode in dienstbetrekking werkzaam bij RST. Zij maakten deel uit van het managementteam van RST; [naam medeverdachte 2] als operationeel directeur en [naam verdachte] als manager Finance & Control. [naam medeverdachte 1] is door RST vanaf september 2013 als interim-projectmanager ingehuurd voor het begeleiden van de implementatie van nieuwe Terminal Operating Software (hierna: TOS). [3] In eerste instantie is hij ingehuurd via de eenmanszaak [naam bedrijf 1] , later via de besloten vennootschap [naam bedrijf 2] (i.o.). In de jaren 2013 tot en met 2016 ontvangt RST in totaal 315 facturen van deze ondernemingen.
Los van het strafrechtelijk onderzoek loopt er ook al enige jaren een civiele procedure tussen RST en de verdachten.
4.2.
Feit 1: valsheid in geschrifte
In de strafprocedure heeft het Openbaar Ministerie er voor gekozen om 13 facturen op te nemen in de tenlastelegging als dwarsdoorsnede van het totaal aantal facturen dat is ingediend door [naam bedrijf 1] dan wel [naam bedrijf 2] bij RST en die ook door RST zijn uitbetaald. Deze 13 facturen zijn in feit 1 onderverdeeld in 7 categorieën en zullen hieronder nader worden besproken in dezelfde volgorde als in de tenlastelegging.
4.2.1.
TOS-project
De eerste factuur op de tenlastelegging is van [naam bedrijf 1] , gedateerd 11 augustus 2014 en met nummer 20.140.021. De factuur heeft als omschrijving
‘bezoek terminal buitenland voor TOS project week 30, 31 en 32’en betreft een bedrag van € 13.019,68. [4] Achter de factuur is een e-mail van [naam reisbureau] gevoegd met daarop een kostenoverzicht van de reis voor het gezin van [naam medeverdachte 1] . Uit deze e-mail blijkt dat hij in de weken genoemd op de factuur op vakantie is geweest met zijn gezin naar Curaçao. [5] In één van de e-mails aan het reisbureau [naam reisbureau] verzoekt [naam medeverdachte 1] de omschrijving en het bedrag van de factuur aan te passen. [6] Het bedrag wordt vervolgens door [naam medeverdachte 1] aanzienlijk verhoogd wanneer hij deze kosten factureert aan RST. Dit alles maakt dat de factuur vals is. Uit een WhatsApp-gesprek op 9 en 10 augustus 2014 tussen [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] blijkt nogmaals de valsheid van deze factuur. [naam medeverdachte 1] schrijft:
“ [naam verdachte] ik krijg een factuur voor mijn vak maar die wordt opgesteld onder het TOS-project”; [naam medeverdachte 1] vraagt aan [naam verdachte] de factuur te tekenen en deze verklaart zich hiertoe bereid, waarop [naam medeverdachte 1] als verdeling appt:
“13k dan geef ik jou 5k. Kan je wat leuks halen voor je vrouwtje”. Met de woorden
“haha deal”accepteert [naam verdachte] het aanbod. [7]
De tweede tenlastegelegde factuur, genummerd 201.501.124 en met als datum 22 oktober 2015, heeft als omschrijving
‘Tos team business trip terminal bezoek Singapore ivm demo tos systeem en verblijf Marina Sand in Dec 2015’. [8] Als bedrag staat vermeld € 20.998,34. Meerdere getuigen hebben verklaard dat [naam medeverdachte 1] met zijn gezin op vakantie naar Singapore is geweest en dat [naam medeverdachte 1] voor het TOS-project niets in Singapore te zoeken heeft. Voor [naam medeverdachte 1] geldt bovendien dat hij ter zitting heeft bekend dat de omschrijving van deze factuur niet klopt. Hij is in die periode met zijn gezin op vakantie geweest in Singapore en heeft dat met een andere omschrijving gefactureerd aan RST. [9]
4.2.2.
Techniek
De derde factuur op de tenlastelegging is een factuur van [naam bedrijf 1] met nummer 20.140.068, gedateerd 17 november 2014 en met als factuurbedrag € 36.096,72. [10] Het bedrag wordt gefactureerd onder de noemer
‘doorbelasting lassen div kranen’. Als vierde op de tenlastelegging staat een factuur van [naam bedrijf 2] met nummer 201.501.010, gedateerd 26 januari 2015. De omschrijving luidt
‘analyse plus noodlas krn 302’en het betreft een bedrag van € 9.064,55. [11]
Op de telefoon van [naam verdachte] zijn WhatsApp-gesprekken tussen hem en [naam medeverdachte 1] aangetroffen die over deze facturen gaan. Zo wordt er op 26 januari 2015 een foto gestuurd van een handgeschreven briefje met diverse omschrijvingen zoals
‘analyse kr. 302 +las’met een getal van 7.500. [12] [naam verdachte] geeft in het gesprek aan dat deze omschrijving gelezen moet worden als
‘Boot opdr kraan 302 analyse en noodlas’. Deze omschrijving komt overeen met de beschrijving die op de factuur met nummer 201.401.010 is vermeld. Voor [naam medeverdachte 1] geldt dat hij bovendien ter zitting heeft bekend dat de omschrijvingen van de techniek-facturen niet kloppen. [13] De valsheid van de factuur blijkt verder ook uit de verklaring van [naam getuige 1] . Hij heeft verklaard dat RST altijd vaste partijen heeft voor de op de factuur genoemde werkzaamheden. Kraan 302 is dan ook rond 26 januari 2015 daadwerkelijk gerepareerd door een bedrijf genaamd [naam bedrijf 7] en [naam getuige 1] heeft daarvan een factuur overgelegd aan de FIOD. [14]
4.2.3.
ADO
De factuur met nummer 201.501.007 van [naam bedrijf 2] , gedateerd 26 januari 2015, is als vijfde factuur opgenomen in de tenlastelegging. De factuur heeft als referentie
‘hospitality’en bedraagt € 9.068,10 (inclusief BTW). [15] In een WhatsApp-gesprek tussen [naam medeverdachte 1] en [naam verdachte] wordt de totstandkoming van deze factuur besproken. [naam medeverdachte 1] stuurt op 26 januari 2015 een foto van een rekenschermpje met het getal 3.494,3 en vraagt:
“Dit zijn de kosten voor hospitality”, “Wat moet ik er dan van maken?”. [16] [naam verdachte] vindt het vervolgens
“ok”dat [naam medeverdachte 1] er 3.000 bovenop gooit. [naam verdachte] geeft daarnaast, aan de hand van een foto met nadere toelichting, een omschrijving
“hosp box”en een bedrag van € 4.000,00 door aan [naam medeverdachte 1] . [17] De bedragen € 3.494,30 en € 4.000,00 – exclusief BTW – bij elkaar opgeteld maken samen het factuurbedrag van € 7.494,00 exclusief BTW. Hieruit blijkt de valsheid van de factuur.
De zesde factuur is ook van [naam bedrijf 2] en heeft nummer 201.501.116. De factuur bedraagt € 19.965,00 en is gedateerd 12 oktober 2015. [18] Deze factuur heeft als omschrijving
‘Verhuur skybox ivm vergaderingen incl eten & drinken juli/aug/sept’. Uit verklaringen van verschillende getuigen blijkt de valsheid van deze factuur. Er hebben volgens getuigen nooit vergaderingen plaatsgevonden in de ADO-box. [19] Daarnaast geldt voor [naam medeverdachte 2] dat hij ter zitting heeft verklaard dat er bij zijn weten nooit vergaderingen hebben plaatsgevonden in de ADO-box, hij is er in ieder geval nooit bij geweest. [20]
4.2.4.
Hospitality
De zevende factuur met nummer 20.140.063, gedateerd 12 november 2014, ziet op de familiedag bij RST. De factuur heeft als omschrijving
‘Familiedag RST 2015’en bedraagt
€ 96.800,00. [21] Uit verschillende verklaringen van getuigen blijkt dat er geen familiedag is geweest in dat jaar. [22] De valsheid van de factuur blijkt daarnaast uit een WhatsApp-gesprek van 13 november 2014, waarin [naam medeverdachte 1] en [naam verdachte] het bedrag dat is meegenomen
“in die grote nota”bespreken.
“De nota was 80K minus 3x10 is 50k”, zodat eenieder
“hetzelfde”krijgt. [23] Dat deze factuur tot doel had de reeds gemaakte kosten te dekken, blijkt niet uit getuigenverklaringen. Er is in dit kader slechts gebleken van facturen van € 5.309 aan ' [naam bedrijf 5] ' en € 5.218 van ‘ [naam bedrijf 6] ’ [24] . De getuigen verklaren dat als er een familiedag zou zijn, deze niet door [naam medeverdachte 1] zou zijn georganiseerd. [25]
Hieruit blijkt dat de factuur vals is. Dit wordt, mede gelet op genoemd WhatsApp-gesprek, niet anders indien de gedachte was (zoals op de zitting geopperd door [naam medeverdachte 1] ) dat het ‘vooruit’ gefactureerde bedrag bij het niet doorgaan van de familiedag zou worden gereserveerd voor het volgende jaar, nog daargelaten vragen omtrent de toelaatbaarheid van zodanige werkwijze.
4.2.5.
Fiscaal advies
De achtste en negende factuur op de tenlastelegging zien op de facturen met nummer 20.140.048 [26] van [naam bedrijf 1] , gedateerd 27 oktober 2014, en 201.501.064 [27] van [naam bedrijf 2] , gedateerd 30 juni 2015. Uit het onderzoek blijkt dat [naam medeverdachte 1] geen fiscale adviezen gaf en geen derden inhuurde voor fiscale adviezen aan RST. [28] Voor [naam medeverdachte 1] geldt dat hij ter zitting heeft bekend dat deze facturen valselijk zijn opgemaakt. [29]
4.2.6.
[naam winkel]
Op de tenlastelegging staan onder de nummers 10 en 11 twee facturen voor leveringen door de kledingwinkel [naam winkel] . Ook voor deze facturen met nummer 20.140.049 [30] van [naam bedrijf 1] – gedateerd 29 oktober 2014 – en nummer 201.501.066 [31] van [naam bedrijf 2] – gedateerd 30 juni 2015 – geldt dat deze vals zijn. [naam winkel] factureerde rechtstreeks aan RST en factureerde haar diensten niet via [naam bedrijf 1] of [naam bedrijf 2] . [32] Voor [naam medeverdachte 1] geldt dat hij ter zitting heeft bekend dat deze facturen vals zijn. [33]
4.2.7.
Sponsoring
De twaalfde factuur is van [naam bedrijf 1] en heeft als nummer 20.140.047. De factuur heeft als datum 27 oktober 2014 en bedraagt € 25.803,25. Als omschrijving staat vermeld
’55 x kleding (jas, shirt, en broek) wielerploeg (Braun)’. [34]
De dertiende factuur is van [naam bedrijf 2] en heeft als nummer 201.501.034. Deze factuur bedraagt € 18.107,65 en heeft als datum 8 april 2015. Als omschrijving staat vermeld
‘aanschaf 28 set kleding plus materiaal voor wielerploeg amstelgold op 18-4-2015’. [35]
Diverse getuigen hebben verklaard dat sponsoractiviteiten altijd direct aan RST werden gefactureerd, zonder tussenkomst van [naam bedrijf 1] of [naam bedrijf 2] . [36] Uit het voorgaande blijkt dat de genoemde facturen vals zijn.
Voor [naam medeverdachte 1] geldt dat hij ter zitting heeft verklaard dat hij de sponsoring deed van voetbalteams, maar niet van fietsen/wielerploegen. In de administratie van [naam medeverdachte 1] zijn bovendien geen uitgaven of kosten aangetroffen die samenhangen met sponsoractiviteiten in opdracht van RST [37] , zodat hier verder door de rechtbank aan voorbij wordt gegaan.
4.2.8.
Conclusie
Alle facturen die in de tenlastelegging onder feit 1 zijn genoemd, zijn vals. Feit 1 is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Feit 2 primair: oplichting
De rechtbank dient in de eerste plaats de vraag te beantwoorden of de valse facturen van
[naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] in het betalingssysteem van RST zijn gebracht waardoor RST werd bewogen tot afgifte van meerdere geldbedragen. Hiertegen is verweer gevoerd. Het aspect ‘medeplegen’ en het (overige, algemene) verweer worden afzonderlijk besproken en beoordeeld, na de bespreking van feit 3.
De FIOD heeft op basis van de verklaring van onder andere [naam getuige 2] beschreven hoe de werkwijze was bij RST met betrekking tot de facturering en betaalbaarstelling. [naam getuige 2] heeft onder andere verklaard dat de facturen over de periode tot 2015 binnen kwamen via de secretaresse bij de boekhouding. Daar werden de facturen vervolgens ingeboekt. [38] De facturen van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] kwamen volgens [naam getuige 2] echter niet per post binnen, maar via [naam verdachte] . Hij kreeg de facturen van [naam medeverdachte 1] . Vanaf 2015 werden de facturen eerst op de desbetreffende afdelingen geaccordeerd door [naam 1] , [naam verdachte] , [naam medeverdachte 2] en/of [naam 2] . Vervolgens werden ze door [naam getuige 2] in de administratie verwerkt. Toen [naam getuige 2] navraag deed bij [naam verdachte] over de verschillende werkzaamheden waarvoor gefactureerd werd door [naam medeverdachte 1] namens [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] , verklaarde [naam verdachte] dat [naam medeverdachte 1] verschillende bedrijven had die werkzaam waren bij RST. [39] [naam verdachte] was degene die de facturen vervolgens controleerde en accordeerde. [naam bedrijf 4] heeft vastgesteld dat van de 2015-facturen van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] 100% van de facturen van [naam bedrijf 1] en 78% van de facturen van [naam bedrijf 2] werden gecontroleerd en goedgekeurd door [naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] . [40] Voor [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] geldt dat zij ter zitting hebben bevestigd dat zij bijna alle facturen tekenden. [41] De valse facturen van [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] – waaronder de facturen onder feit 1 genoemd – zijn ook daadwerkelijk uitbetaald door RST op rekeningen waarover [naam medeverdachte 1] feitelijk de beschikking had, zoals de rekeningen op naam van zijn zus, zijn nichtje en op naam van [naam bedrijf 2] . [42]
Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is van oplichting van RST, omdat aan RST, in strijd met de waarheid, is voorgespiegeld dat er prestaties voor RST zijn verricht waarvoor betaald zou moeten worden. [naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] maakten deel uit van het reguliere controle- en goedkeuringssysteem en hebben ook daadwerkelijk in het overgrote merendeel van de gevallen de facturen goedgekeurd. Daardoor is op een listige manier gebruik gemaakt van de controle- en uitbetalingsprocedures binnen RST en is er aldus voor gezorgd dat de facturen werden uitbetaald. Door de valse facturen op deze manier in het betaalsysteem van RST te brengen, is RST bewogen tot afgifte van de geldbedragen.
Door de verdediging is aangevoerd dat in ieder geval van een aantal van de facturen niet bewezen kan worden dat zij onderdeel waren van oplichting en/of verduistering. Ten eerste zou het bewijs van de onjuistheid van de urenfacturen volgens de verdediging niet geleverd zijn. De rechtbank overweegt dat een gedeelte van de uren die door [naam medeverdachte 1] zijn gemaakt wel rechtmatig gefactureerd zijn. De rechtbank stelt echter vast dat deze facturen blijkens het in de tenlastelegging genoemde bedrag onder ‘TOS’ en gelet op AMB-030 (p. 300 en 301 e.v.), niet zijn meegenomen bij de verdenking van oplichting. Zij zitten ook niet bij de facturen die zijn opgenomen in de tenlastelegging onder feit 1. Van de wel in de tenlastelegging begrepen facturen is in het onderzoek genoegzaam komen vast te staan dat deze vals zijn.
Ten tweede stelt de verdediging zich op het standpunt dat er geen bewijs is geleverd van de oplichting en/of verduistering ten aanzien van de ADO-facturen. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Voor [naam medeverdachte 1] geldt dat hij ter zitting heeft bekend dat hij valse omschrijvingen heeft gebruikt op facturen om zijn geld te krijgen, waaronder de verwijzingen naar de ADO-skybox. Hij heeft voor verschillende werknemers van RST dure luxe goederen aangeschaft, zoals horloges en wijnen, en bracht dit bij RST in rekening door het sturen van facturen met valse omschrijvingen. [43]
Van de twee ADO-facturen die onder feit 1 zijn ten laste gelegd heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat deze vals zijn. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de wijze van goedkeuring en betaalbaarstelling, is in elk geval in zoverre sprake van oplichting.
In het dossier bevinden zich nog meer ADO-facturen. [naam medeverdachte 1] heeft (kort voor de zitting) een Excelbestand aangeleverd ter onderbouwing van zijn op de zitting naar voren gebrachte stelling dat deze facturen niet (allemaal) vals zijn. In het Excelbestand wordt bij een deel van de bedragen verwezen naar facturen en bij een deel van de facturen niet. Het substantiële deel waarbij niet wordt verwezen naar facturen zouden “zwarte” betalingen zijn, hetgeen zou betekenen dat [naam medeverdachte 1] contante betalingen heeft gedaan aan zangers, dj’s en andere entertainers om feestjes in de skybox bij ADO te organiseren. Dit Excelbestand vindt de rechtbank echter onvoldoende om een bedrag van € 840.460 – het totaalbedrag dat voor de ADO-box in rekening is gebracht aan RST [44] – te rechtvaardigen en/of te onderbouwen. De aannemelijkheid van in elk geval van een substantieel deel van de kosten is niet en/of niet voldoende onderbouwd. Ook in zoverre is sprake van oplichting.
4.4.
Feit 3: (gewoonte)witwassen
Als derde feit is (gewoonte) witwassen ten laste gelegd. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van gewoontewitwassen. Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad is het enkele verkrijgen en/of voorhanden hebben van gelden of goederen die uit eigen misdrijf afkomstig zijn, in beginsel niet strafbaar als witwassen, indien het gaat om gedragingen die zich hebben voorgedaan voor de wetswijziging van
1 januari 2017. Voor strafbaarheid is in dergelijke gevallen vereist dat er sprake is van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die een op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat door eigen misdrijf verkregen voorwerp gericht karakter heeft (zie o.a. HR 26 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM4440).
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van witwassen gaat de rechtbank uit van de bedragen die zijn vermeld in een digitaal overzicht/bestand genaamd
‘ing uitdraai 1 jan 2013 tm 29 jan 2016’. [45] Dit bestand betreft een draaitabel met geldstromen van alle betalingen en ontvangsten in de periode januari 2013 tot en met eind januari 2016 op de bankrekeningen van [naam bedrijf 2] , [naam 3] en [naam 4] . [naam medeverdachte 1] had de feitelijke beschikking over deze rekeningen. [46] Dit wordt nog eens onderschreven door het feit dat de bankpassen van deze rekeningen zijn aangetroffen tijdens een doorzoeking in woning van [naam medeverdachte 1] . [47]
Via de bank is er door [naam bedrijf 1] / [naam bedrijf 2] in totaal € 5.065.173,27 ontvangen van RST. [48] Een deel van dit bedrag is verkregen door middel van oplichting met valse facturen. Uit het digitaal overzicht/bestand genaamd
‘ing uitdraai 1 jan 2013 tm 29 jan 2016’blijkt dat [naam medeverdachte 1] een deel van deze ontvangsten heeft overgeboekt naar [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] . Hij heeft onder de omschrijving van
‘lening’in totaal € 506.391,00 overgemaakt naar [naam verdachte] en in totaal € 128.200,00 (in meerdere stortingen) naar [naam medeverdachte 2] . [49] Voor het overige geven de bankrekeningen een beeld weer dat [naam medeverdachte 1] in luxe heeft geleefd. Zo heeft hij blijkens het overzicht onder andere voor een bedrag van € 284.650,00 aan contante opnamen gedaan. Daarnaast heeft hij onder andere voor luxe merkartikelen van Louis Vuitton, Prada en Bang & Olufsen creditcarduitgaven gedaan van € 200.336,00. [50] Ook heeft [naam medeverdachte 1] voor een bedrag van afgerond € 895.000,00 besteed aan horloges bij [naam juwelier] . [51]
In de zaken van [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] zijn andere bedragen ten laste gelegd voor witwassen dan bij [naam medeverdachte 1] , namelijk de bedragen die bij [naam medeverdachte 1] onder de omschrijving
‘lening’staan vermeld.
Voor [naam verdachte] geldt dat hij ter zitting heeft verklaard dat hij het bedrag als lening heeft ontvangen van [naam medeverdachte 1] . Er zijn in het strafrechtelijk onderzoek echter geen bescheiden naar voren gekomen waaruit opgemaakt kan worden dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] leningen met [naam medeverdachte 1] zijn aangegaan, zoals bijvoorbeeld een geldleningsovereenkomst of e-mails waarin de afspraken hierover worden bevestigd.
[naam verdachte] heeft ter zitting aangevoerd dat er sprake was van een mondelinge overeenkomst. Gezien de hoogte van het bedrag acht de rechtbank dit onaannemelijk. [52] Dat er geen sprake was een lening blijkt bovendien uit het WhatsApp-gesprek tussen [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] op 30 oktober 2014. Daarin stuurt [naam verdachte] onder andere “
Hoe dan oplossen? Lening kan niet zei hij”en
“Nee, die 100k die jij naar mij gestort hebt, die moet via schenking”. [53] Hierop antwoordt [naam medeverdachte 1] met
“Dus als het ter sprake komt voor de belasting dan gewn een lening. Kunnen ze niks over zeggen”. [54]
Voor [naam medeverdachte 2] geldt dat hij ter zitting heeft bekend dat hij het bedrag van € 128.200,00 gekregen heeft. [55]
Gezien dit alles acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de bedragen aan [naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] zijn verstrekt in het kader van een lening.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] geldbedragen – die afkomstig waren uit de oplichting middels de valse facturen – voorhanden hebben gehad en/of van geldbedragen gebruik hebben gemaakt, terwijl zij wisten dat deze geldbedragen afkomstig waren van de opbrengsten van de uitbetaalde valse facturen. Daarbij is er sprake van actieve verhullingshandelingen. De verhulling zit in het overboeken van gelden naar [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] en het – met name door [naam medeverdachte 1] – opnemen van cash geld en het doen van uitgaven aan luxe goederen die het geld uit het zicht brengen. Het geld is bij [naam medeverdachte 1] binnengekomen door het indienen en laten uitbetalen van valse facturen op de rekeningen van [naam medeverdachte 1] . Er is dus sprake van een situatie die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben van uit misdrijf verkregen gelden. Gelet op de lange periode die bewezen kan worden verklaard en de wijze waarop [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] te werk zijn gegaan, waarbij het gaat om een zeer groot aantal facturen, maakt dat sprake is van gewoontewitwassen.
4.5.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er sprake is van medeplegen ten aanzien van de drie ten laste gelegde feiten. Voorop gesteld wordt dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit de gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de handeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank overweegt tegen deze achtergrond het volgende.
Uit de hiervoor beschreven gang van zaken rondom de totstandkoming en indiening van de valse facturen, de goedkeuring ten behoeve van uitbetaling hiervan en het witwassen van het geld, blijkt dat [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] hierin alle drie een substantieel aandeel hebben gehad, zij het dat dit aandeel per persoon verschilt. [naam medeverdachte 1] speelde hierin de hoofdrol, gelet op zijn voortdurende actieve betrokkenheid via [naam bedrijf 1] en [naam bedrijf 2] bij de opstelling en indiening van valse facturen en uitbetaling daarvan op rekeningen waarover hij kon beschikken en heeft beschikt. Eerder is al aangegeven dat uit de WhatsApp-gesprekken tussen [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] de betrokkenheid van [naam verdachte] blijkt bij de valse facturen. Uit die gesprekken volgt namelijk dat er overleg is geweest over de omschrijving van de facturen, de hoogte daarvan en de verdeling. [56]
Van de 2015-facturen is 100% van de facturen van [naam bedrijf 1] en 78% van de facturen van [naam bedrijf 2] gecontroleerd en goedgekeurd door [naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] . [57] Voor [naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] geldt dat zij ter zitting hebben bekend dat zij vrijwel alle facturen tekenden. [58] Dat [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] binnen RST grote hoeveelheden facturen moesten (controleren en) goedkeuren, maakt niet aannemelijk dat zij de onderhavige valse facturen te goeder trouw hebben goedgekeurd. Nog los van het formele aspect dat niet kan worden aangenomen dat hun taak op dit punt bestond uit het blind goedkeuren van alle voorgelegde facturen, maakt juist hun wetenschap van de valsheid van facturen dat zij zich hierop niet kunnen beroepen. Uit de WhatsApp-gesprekken tussen [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] blijkt verder over de betrokkenheid van [naam medeverdachte 2] dat hij, om het accorderen van de valse facturen en de uitbetaling daarvan te versnellen, zijn inloggegevens heeft afgegeven aan [naam verdachte] , op aangeven van [naam medeverdachte 1] . [59]
[naam medeverdachte 2] heeft volgens [naam getuige 3] tijdens een bijeenkomst op 19 maart 2016 direct toegegeven dat hijzelf, [naam verdachte] en [naam medeverdachte 1] valse facturen hebben opgemaakt, dat hij zwaar gokverslaafd is en alles vergokt heeft. [60] [naam medeverdachte 2] heeft ter zitting ook bekend dat hij veel facturen heeft goedgekeurd, maar geen onderzoek heeft gedaan naar de juistheid daarvan. [61]
Gelet op de gedragingen van [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] acht de rechtbank het opzet op zowel hun eigen bijdrage als het misdrijf dat zij daarmee hebben ondersteund bewezen. De bijdragen van elk van de verdachten aan de tenlastegelegde misdrijven is substantieel geweest. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake is geweest van medeplegen.
4.6.
Bespreken van de overige verweren
4.6.1.
Overige verweren van de verdediging
De verdediging stelt zich in algemene zin op het standpunt dat er van oplichting van RST nooit sprake is geweest, omdat RST een bijzonder beloningssysteem had waaraan de verdachten instrumenteel waren. Hierdoor vervalt de wederrechtelijkheid. Omdat RST veel van haar personeel verwachtte, was RST ook heel royaal voor haar personeel. Extravagante feestjes, lekkere wijnen en bonussen waren een integraal onderdeel van de havencultuur en zeker ook van RST. De problemen zijn volgens de verdediging terug te voeren op de manier waarop RST haar personeelskosten wenste te verwerken in haar boekhouding. De ruimte om onbelast presentjes aan het personeel te geven is namelijk beperkt door de fiscale wetgeving. Daardoor ontstond er druk bij RST om personeelskosten zoveel mogelijk als bedrijfskosten te administreren. Dit gebeurde deels door extra’s voor het personeel direct bij RST als zakelijke kosten te verantwoorden. [naam 2] – destijds statutair directeur van RST – speelde daarin de hoofdrol volgens de verdediging. Maar de meeste extra’s voor het personeel werden op een andere manier in de boeken geschreven, namelijk via externe bedrijven die de kosten onder een valse noemer bij RST in rekening brachten. [naam medeverdachte 1] behoorde ook tot één van deze in de loop van de tijd betrokken externe bedrijven. Een deel van zijn facturen waren zakelijk en deels was hij instrumenteel aan het beloningssysteem van RST. Niet alleen [naam 2] , maar ook de aandeelhouder [naam bedrijf 3] wist van de valse facturen. [naam bedrijf 3] heeft dezelfde bedrijfscultuur als RST.
Kortom, in de specifieke omstandigheden van dit geval is van wederrechtelijke bevoordeling nooit sprake geweest. [naam medeverdachte 2] en [naam verdachte] genoten loon in natura op een manier en in een omvang die bij RST volstrekt normaal was. [naam medeverdachte 1] was hieraan instrumenteel. Hij deed wat hem werd opgedragen.
4.6.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank dient zich toe te spitsen op de tenlastelegging in de zaken van [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] . Het gestelde handelen van [naam 2] en de gestelde bedrijfscultuur van RST disculpeert [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] niet. Voor zover er een bedrijfscultuur is geweest zoals door de verdediging geschetst, zijn [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] hiermee aan de haal gegaan en hebben zij zichzelf verrijkt ten koste van RST. Dit heeft geleid tot een eigen opzet en een eigen structuur die eigenlijk niets meer te maken heeft met de gestelde bedrijfscultuur binnen RST.
Voor [naam medeverdachte 1] geldt bovendien dat hij nieuw was bij het bedrijf. Hij kende de cultuur binnen het bedrijf nog niet op het moment dat hij, zo stelt hij, een opdracht kon aanvaarden waar als afspraak tegenover stond dat van de gefactureerde bedragen maandelijks een deel cash zou worden uitbetaald aan [naam 2] en anderen. Reeds op dat moment had [naam medeverdachte 1] zich kunnen terugtrekken en hij had dat ook behoren te doen. Er is niets gebleken van enige dwang of noodzaak voor [naam medeverdachte 1] om deze evident ontoelaatbare afspraak te maken. Het enige wat [naam medeverdachte 1] in dit kader heeft opgemerkt, op zitting, is: ‘als ik mijn geld maar krijg’.
[naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] hadden, mede gelet op de frequentie van de hier gebleken valse facturering en daarmee gemoeide bedragen, kunnen en moeten inzien dat hun handelwijze volstrekt ontoelaatbaar was en dat mogelijk anderen binnen RST en in ieder geval haar aandeelhouder er niet mee zou instemmen dat aan RST kosten in rekening zouden worden gebracht waar geen prestatie tegenover stond of een prestatie die in het geheel niets met de bedrijfsvoering van RST te maken had. Dat [naam 2] als statutair directeur hier volgens de verdediging toestemming voor gaf en zelfs aan meedeed, doet daar niets aan af. [naam 2] is immers niet gelijk aan de juridische entiteit RST en/of [naam bedrijf 3] . Bovendien is aannemelijk dat een deel van het handelen van [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] in het geheel niet zichtbaar kan zijn geweest voor [naam 2] , RST dan wel [naam bedrijf 3] , gelet op de hiervoor besproken listige wijze van (vals) factureren aan RST.
Het verweer dat geen sprake is van wederrechtelijkheid, wordt op deze gronden verworpen.
4.7.
Conclusie
De drie ten laste gelegde feiten zijn wettig en overtuigend bewezen.
4.8.
Bewezenverklaring
Op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten 1 tot en met 3 heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op meer tijdstippen gelegen
in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 oktober 2015
in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen,
(telkens) opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van valse facturen gericht
aan Rotterdam Short Sea Terminal B.V. (hierna RST), te weten:
TOS
1. factuur 20.140.021 van [naam bedrijf 1] gedateerd 11-08-2014 [DOC-025];
2. factuur 201.501.124 van [naam bedrijf 2] gedateerd
22-10-2015
[DOC-026 p. 4/9]; en
Techniek
3. factuur 20.140.068 van [naam bedrijf 1] gedateerd 17-11-2014 [DOC-196, p. 5];
4. factuur 201.501.010 van [naam bedrijf 2] gedateerd 26-01-2015 [DOC-196, p. 44];
en
ADO
5. factuur 201.501.007 van [naam bedrijf 2] gedateerd 26-01-2015 [DOC-219, p. 17];
6. factuur 201.501.116 van [naam bedrijf 2] gedateerd 12-10-2015
[DOC-219, p. 16]; en
Hospitality
7. factuur 20.140.063 van [naam bedrijf 1] gedateerd 12-11-2014 [DOC-180, p. 1]; en
Fiscaal Advies
8. factuur 20.140.048 van [naam bedrijf 1] gedateerd 27-10-2014 [DOC-108];
9. factuur 201.501.064 van [naam bedrijf 2] gedateerd 30-06-2015 [DOC-118];
en
[naam winkel]
10. factuur 20.140.049 van [naam bedrijf 1] gedateerd 29-10-2014 [DOC-085];
11. factuur 201.501.066 van [naam bedrijf 2] gedateerd 30-06-2015 [DOC-091];
en
Sponsoring
12. factuur 20.140.047 van [naam bedrijf 1] gedateerd 27-10-2014 [DOC-184, p. 3];
13. factuur 201.501.034 van [naam bedrijf 2] gedateerd 08-04-2015
[DOC-184, p. 6];
- ( elk) zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van
enig feit te dienen -
als waren deze echt en onvervalst,
endeze geschriften heeft
afgeleverd en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn
mededaders wisten of redelijkerwijs moesten vermoeden dat deze
geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en
onvervalst,
bestaande die valsheid (telkens) hierin dat in strijd met de
waarheid -zakelijk weergegeven- op die geschriften de levering aan
RST van de op die facturen voornoemd vermelde goederen of diensten was
vermeld tegen de op die facturen vermelde bedragen/prijs,
zulks terwijl in werkelijkheid (telkens) geen en/of minder levering(en) aan
RST hebben plaatsgevonden en/of, geen en/of minder diensten waren
verricht door de op die facturen vermelde bedrijven en/of
tegen de op die facturen vermelde bedragen/prijs,
en
bestaande dat gebruikmaken en afleveren (telkens) hierin dat hij,
verdachte, en zijn mededaders die facturen aan ((een) medewerker(s)
van de Financiële Administratie van) RST en/of [naam verdachte] en/of [naam medeverdachte 2] hebben toegezonden en/of ter hand gesteld, en/althans doen toekomen
en/of doen ter hand stellen;
2.
hij
op meer tijdstippen gelegen
in de periode van 1 september 2013 tot en met 31 maart 2016
in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen,
(telkens) met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door listige kunstgrepen ,Rotterdam Short Sea Terminal B.V. (hierna: RST) (telkens) heeft bewogen tot de
afgifte van enige geldbedragen,
hebbende hij, verdachte, en zijn mededaders met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk, listiglijk, bedrieglijk en in strijd met
de waarheid (telkens)
- meer facturen ten name van [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 2] en/of
[naam bedrijf 2] opgemaakt en/althans laten opmaken in het kader van:
TOS;
Techniek
;
ADO Skybox;
Hospitality;
Fiscaal advies
;
[naam winkel]
;
Sponsoring
;
en
- op die facturen (al dan niet gedeeltelijk) fictieve leveringen van
goederen en/of diensten, en daarop gebaseerde factuurbedragen vermeld
en/althans laten vermelden;
- die facturen aan RST ter attentie van [naam medeverdachte 2] toegezonden en/of
doen toekomen, en/althans aan [naam verdachte] overhandigd;
- die facturen voor betaling gecontroleerd en goedgekeurd, en
vervolgens aan de afdeling Financiële Administratie van RST doorgestuurd;
waardoor die RST (telkens) werd bewogen tot afgiften;
3.
hij
op meerdere tijdstippen gelegen
in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 6 oktober 2016
in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen,
a.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten enige geldbedragen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van dat feit
een gewoonte hebben gemaakt,
en
b.
(telkens) van één of neer voorwerp(en), te weten enige geldbedragen,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft
verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders van het plegen van dat feit
een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1: medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst en het opzettelijk afleveren en voorhanden hebben daarvan, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst;
feit 2: medeplegen van oplichting;
feit 3: medeplegen van gewoontewitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
[naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] hebben zich gedurende een periode van ruim 2,5 jaar schuldig gemaakt aan oplichting van RST, tezamen en in vereniging. De rechtbank heeft het exacte bedrag dat hiermee was gemoeid niet vastgesteld, maar acht aannemelijk dat het gaat om een bedrag van (tenminste) ruim 2 miljoen euro. [naam medeverdachte 1] was destijds als interim-projectmanager ingehuurd door RST voor het TOS-project en [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] waren in die tijd in dienstbetrekking werkzaam bij RST. Zij maakten deel uit van het management van RST; [naam medeverdachte 2] als operationeel directeur en [naam verdachte] als manager Finance & Control.
[naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] hebben het vertrouwen van RST geschaad door het indienen en laten uitbetalen van de valse facturen. Zij zijn heel bewust en schaamteloos te werk gegaan en hebben alleen hun eigen financiële positie voor ogen gehad.
De integriteit van het financiële en economische verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken die tot enig bewijs dienen, zoals de facturen in kwestie. Door het gebruik maken van valse stukken wordt dat vertrouwen ernstig geschaad.
Door de oplichting heeft RST financiële schade geleden, nog los van de energie en tijd die haar werknemers en directie na ontdekking van de oplichting aan deze kwestie hebben besteed en nog besteden.
Daarnaast hebben [naam medeverdachte 1] , [naam verdachte] en [naam medeverdachte 2] zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van grote geldbedragen die zij met de oplichtingspraktijken ontvingen. Het witwassen van crimineel geld vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aan. Met dergelijk handelen worden de opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie onttrokken en wordt daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Op witwassen staan dan ook hoge straffen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
13 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het LOVS voor fraude en de straffen die de rechtbank voor soortgelijke strafbare feiten pleegt op te leggen.
Daarnaast houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de lange periode waarin de strafbare feiten hebben plaatsgevonden, het raffinement van de oplichting, en met de hoogte van het oplichtingsbedrag.
De omstandigheid dat de verdachten destijds in dienstbetrekking respectievelijk op contractbasis werkzaam waren bij RST werkt ook strafzwarend, omdat hierin een vertrouwensaspect is gelegen.
Ook wordt in strafverzwarende zin meegewogen dat de verdachten niet uit eigen beweging zijn gestopt met de strafbare gedragingen en geen, of nauwelijks, openheid van zaken hebben gegeven.
Het financiële nadeel bij RST is niet ongedaan gemaakt.
Tot slot heeft de rechtbank er acht op geslagen dat de FIOD de verdachten in de gaten houdt, er een ontneming is aangekondigd en er nog een civiele procedure loopt naast deze strafrechtelijke procedure, hetgeen voor de verdachten belastend zal zijn.
De rechtbank gaat er voorts van uit dat [naam medeverdachte 1] de belangrijkste rol heeft vervuld in het geheel, gevolgd door [naam verdachte] en dat een kleinere rol was toebedeeld aan [naam medeverdachte 2] .
Redelijke termijn
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak doorgaans dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank neemt als uitgangspunt dat de redelijke termijn is gaan lopen na de aangifte door RST op 2 juni 2016.
De rechtbank stelt vast dat in dit geval sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer 2 jaar. Dit tijdsverloop is naar het oordeel van de rechtbank voor een klein deel aan de verdediging te wijten. De behandeling van deze strafzaak stond namelijk in 2019 gepland, maar op verzoek van de verdediging is de behandeling van de strafzaak geruime tijd uitgesteld, onder meer omdat verdachten toen de civiele procedure wilden afwachten. Een en ander levert een zodanige overschrijding van de redelijke termijn op dat een correctie van 10% zal worden toegepast op de in beginsel op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 225, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Hello, voorzitter,
en mrs. R.J.A.M. Cooijmans en A.M. van der Leeden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 augustus 2014 tot en met 31 oktober 2015
te Rotterdam, in elk geval (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk
gebruik heeft gemaakt van (een) valse en/of vervalste factu(u)r(en) gericht
aan Rotterdam Short Sea Terminal B.V. (hierna RST), te weten:
TOS
1. factuur 20.140.021 van [naam bedrijf 1] gedateerd 11-08-2014 [DOC-025];
2. factuur 201.501.124 van [naam bedrijf 2] gedateerd 26-01-2015
[DOC-026 p. 4/9]; en/of
Techniek
3. factuur 20.140.068 van [naam bedrijf 1] gedateerd 17-11-2014 [DOC-196, p. 5];
4. factuur 201.501.010 van [naam bedrijf 2] gedateerd 26-01-2015 [DOC-196, p. 44];
en/of
ADO
5. factuur 201.501.007 van [naam bedrijf 2] gedateerd 26-01-2015 [DOC-219, p. 17];
6. factuur 201.501.116 van [naam bedrijf 2] gedateerd 12-10-2015
[DOC-219, p. 16]; en/of
Hospitality
7. factuur 20.140.063 van [naam bedrijf 1] gedateerd 12-11-2014 [DOC-180, p. 1]; en/of
Fiscaal Advies
8. factuur 20.140.048 van [naam bedrijf 1] gedateerd 27-10-2014 [DOC-108];
9. factuur 201.501.064 van [naam bedrijf 2] gedateerd 30-06-2015 [DOC-118];
en/of
[naam winkel]
10. factuur 20.140.049 van [naam bedrijf 1] gedateerd 29-10-2014 [DOC-085];
11. factuur 201.501.066 van [naam bedrijf 2] gedateerd 30-06-2015 [DOC-091];
en/of
Sponsoring
12. factuur 20.140.047 van [naam bedrijf 1] gedateerd 27-10-2014 [DOC-184, p. 3];
13. factuur 201.501.034 van [naam bedrijf 2] gedateerd 08-04-2015
[DOC-184, p. 6];
- ( elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen -
als ware(n) het/deze echt en onvervalst, dan wel dit/deze geschrift(en) heeft
afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze
geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware(n) die/deze echt en
onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat in strijd met de
waarheid -zakelijk weergegeven- in/op dat/die geschrift(en) de levering aan
RST van de op die factu(u)r(en) voornoemd vermelde goederen of diensten was
vermeld tegen de op die factu(u)r(en) vermelde bedrag(en)/prijs,
zulks terwijl in werkelijkheid (telkens) geen en/of minder levering(en) aan
RST heeft/hebben plaatsgevonden en/of, geen en/of minder diensten waren
verricht door de/het op die factu(u)r(en) vermelde bedrijven/bedrijf en/of
tegen de op die factu(u)r(en) vermelde bedrag(en)/prijs,
en
bestaande dat gebruikmaken en/of afleveren (telkens) hierin dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) die factu(u)r(en) aan ((een) medewerker(s)
van de Financiële Administratie van) RST en/of [naam medeverdachte 2] en/of [naam verdachte] heeft/hebben toegezonden en/of ter hand gesteld, en/althans doen toekomen
en/of doen ter hand stellen;
2.
hij
op één of meer tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 31 maart 2016
te Rotterdam, Den Haag, Almere en/of Oostvoorne, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of door één of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
Rotterdam Short Sea Terminal B.V. (hierna: RST) (telkens) heeft bewogen tot de
afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking
stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een
inschuld, te weten een totaalbedrag van (circa) afgerond EUR 2.625.000,-,
althans enig(e) geldbedrag(en),
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk, listiglijk, bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid (telkens)
- één of meer factu(u)r(en) ten name van [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 2] en/of
[naam bedrijf 2] opgemaakt en/althans laten opmaken in het kader van:
TOSvoor een totaalbedrag van (circa) EUR 284.079,-
(als opgenomen in AMB-030, dossierpagina’s 000317-000318);
Techniekvoor een totaalbedrag van (circa) EUR 1.389.238,-
(als opgenomen in AMB-028 en DOC-196, dossierpagina 000258 resp. 002587);
ADO Skyboxvoor een totaalbedrag van (circa) EUR 419.392,-
Hospitalityvoor een totaalbedrag van (circa) EUR 96.800,-
(als opgenomen in AMB-026, dossierpagina 000239);
Fiscaal adviesvoor een totaalbedrag van (circa) EUR 149.423,-
(als opgenomen in AMB-022, dossierpagina 000204);
[naam winkel]voor een totaalbedrag van (circa) EUR 181.197,50
(als opgenomen in AMB-019, dossierpagina 000186);
Sponsoringvoor een totaalbedrag van (circa) EUR 96.297,-
(als opgenomen in AMB-027, dossierpagina 000247);
en/of
- op die factu(u)r(en) (al dan niet gedeeltelijk) fictieve leveringen van
goederen en/of diensten, en daarop gebaseerde factuurbedragen vermeld
en/althans laten vermelden;
- die factu(u)r(en) aan RST ter attentie van [naam medeverdachte 2] toegezonden en/of
doen toekomen, en/althans aan [naam verdachte] overhandigd;
- die factu(u)r(en) voor betaling gecontroleerd en/of goedgekeurd, en
vervolgens aan de afdeling Financiële Administratie van RST doorgestuurd;
waardoor die RST (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij
op één of meer tijstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 31 maart 2016
te Rotterdam, Den Haag, Almere en/of Oostvoorne, althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk één of meer goed(eren), te weten een of meer
gedbedrag(en) tot een totaal van circa (afgerond) EUR 2.625.000,-,
dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan Rotterdam Short Sea Terminal
B.V. (hierna: RST), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) hij, verdachte, en/of zijn
mededader(s) uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking en/of
beroep van/als manager Finance & Control en/of operationeel directeur en/of
interim projectmanager Terminal Operating System (TOS) van RST, in elk geval
anders dan door misdrijf onder zich had(den), (telkens) wederrechtelijk zich
heeft toegeëigend;
3.
hij
op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 september 2013 tot en met 6 oktober 2016 te
Oostvoorne, gemeente Westvoorne, en/of Rotterdam, althans (elders) in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
a.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten een totaalbedrag van (circa)
EUR 506.391,-, althans enig(e) geldbedrag(en),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit
een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b.
(telkens) van één of neer voorwerp(en), te weten een totaalbedrag van (circa)
EUR 506.391,-, althans van enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft
verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit
een gewoonte heeft/hebben gemaakt.

Voetnoten

1.Voor de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank bij verwijzingen naar stukken uit het dossier zoveel mogelijk de door de FIOD gehanteerde indeling en nummering (AMB-001, DOC-001 etc.) hanteren. Waar in dit vonnis wordt verwezen naar overzichtsprocessen-verbaal (OPV), ambtshandelingen (AMB), verhoren van verdachten (V) en verhoren van getuigen (G), betreft het steeds processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde medewerkers van de FIOD, als bijlage opgenomen bij het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, onderzoek Big Park, nummer 60036 en welke overigens voldoen aan de daaraan bij wet gestelde eisen. Waar wordt verwezen naar documenten, zijnde mails, overzichten, overeenkomsten, Kamer van Koophandel uittreksels e.d., wordt steeds bedoeld te verwijzen naar een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv. Tenzij anders aangegeven, zijn verwijzingen naar paginanummers verwijzingen naar de nummers van het doorlopend genummerde procesdossier.
2.DOC-001 p. 1286.
3.OPV-ZD p. 4.
4.AMB-030 p. 309, DOC-025 p. 1578.
5.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.
6.DOC-025 p. 1595.
7.DOC-169 p. 9 en 10.
8.AMB-030 p. 313 en 314, DOC-026 p. 1603.
9.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.
10.AMB-028 p. 258 e.v., DOC-196 p. 2592.
11.AMB-028 p. 258 e.v., DOC-196 p. 2631.
12.DOC-169 p. 39 en 40.
13.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.
14.AMB-028 p. 266 en 267, DOC-033 p. 1695.
15.AMB-029 p. 273 e.v., DOC-219 p. 2897.
16.DOC-169 p. 2422.
17.DOC-169 p. 2434.
18.AMB-029 p. 273 e.v., DOC-219 p. 2895.
19.AMB-029 p.287, G-002 p. 12 en G-003 p. 12 en 13.
20.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.
21.AMB-026 p. 238 e.v., DOC-180 p. 2499.
22.AMB-026 p. 242 e.v.
23.DOC-169 p. 2409 en 2410.
24.AMB-026, p. 242 en 243.
25.AMB-026 p. 243.
26.AMB-022 p. 203 e.v., DOC-108 p. 2072.
27.AMB-022 p. 203 e.v., DOC-118 p. 2219.
28.AMB-022, p. 206, 207 en 209.
29.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.
30.AMB-019 p. 184 e.v., DOC-085 p. 2007.
31.AMB-019 p. 184 e.v., DOC-091 p. 2017.
32.AMB-019 p. 184 e.v., G-008.
33.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.
34.AMB-027 p. 246 e.v., DOC-184 p. 2525.
35.AMB-027 p. 246 e.v., DOC-184 p. 2528.
36.AMB-027 p. 248 e.v., G-002.
37.AMB-027 p. 252 e.v.
38.AMB-032 p. 328.
39.AMB-032 p. 327 en 328.
40.AMB-032 p. 331.
41.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.
42.AMB-025 p. 235, DOC-212 p. 2802 e.v., DOC-200 p. 2693 e.v., DOC-219 p. 2877 e.v., DOC-180 p. 2501 t/m 2503, DOC-180A p. 2073 t/m DOC-123A p. 2164, DOC097 p. 2040 t/m DOC-103 p. 2060 en DOC-186 p. 2537 t/m 2545.
43.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.
44.OPV-ZD p. 19.
45.DOC-164 p. 2335.
46.AMB-034 p. 340, V-007 p. 678, V-008 p. 684.
47.AMB-010 p. 145 en AMB-027 p. 249.
48.AMB-034 p. 339.
49.DOC-164 p. 2335.
50.OPV-ZD p. 38, AMB-034 p. 341DOC-002 p. 1407 en p. 1419
51.DOC-164 p. 2342.
52.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.
53.DOC-169 p. 2408.
54.DOC-169 p. 2409.
55.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.
56.DOC-169 p. 2392 t/m 2393, p. 2395, p. 2408 t/m 2410, p. 2422 t/m 2424 en p. 2431.
57.AMB-032 p. 331.
58.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.
59.DOC-152 p. 2262 e.v.
60.G002-01 p. 718.
61.Proces-verbaal zitting 18 juni 2020.