ECLI:NL:RBROT:2020:7638

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
6572915 / CV EXPL 18-1353
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst en ontruiming van de woning door de kantonrechter

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is de stichting Vestia als eiseres in conventie opgetreden tegen twee gedaagden, aangeduid als [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft een huurovereenkomst en de ontbinding daarvan, alsook de ontruiming van de woning. De procedure is gestart na een eerdere uitspraak op 10 april 2020, waarin de gedaagden hoofdelijk zijn veroordeeld tot betaling van achterstallige huur. De kantonrechter heeft in die uitspraak overwogen dat de hoogte van de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.

Vanwege de coronacrisis is de beslissing over de ontbinding en ontruiming aangehouden tot een rolzitting op 4 juni 2020, waar partijen zich schriftelijk konden uitlaten over de huurachterstand en eventuele betalingsregelingen. Beide partijen hebben aangegeven dat de huurachterstand is opgelopen en dat er nog geen betalingsregeling is getroffen. De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat de hoogte van de huurachterstand opnieuw de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.

In de beslissing heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagden veroordeeld om binnen veertien dagen na de uitspraak het gehuurde te ontruimen. Tevens zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de verschuldigde huurprijs. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. E.I. Mentink en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 6572915 / CV EXPL 18-1353
uitspraak: 3 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Vestia,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt, te Rotterdam,
tegen

1..[gedaagde 1] , en

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats gedaagden] , gemeente [gemeente] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. R. Sinke, te Rotterdam,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Vestia’ respectievelijk ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’. Gedaagden gezamenlijk zullen worden aangeduid als ‘ [gedaagde 1] c.s.’.

1..Het verdere verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het vonnis van 10 april 2020 en de daarin genoemde processtukken;
  • de akte houdende uitlatingen na tussenvonnis van Vestia, met één productie;
  • de akte uitlating na tussenvonnis van [gedaagde 1] c.s.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1.
Verwezen wordt naar hetgeen in het vonnis van 10 april 2020 is overwogen en beslist. Dit wordt hier als overgenomen beschouwd.
2.2.
Bij vonnis van 10 april 2020 zijn [gedaagde 1] c.s. in conventie onder meer hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.269,72 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand februari 2020. Ten aanzien van de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning is overwogen dat de hoogte van de huurachterstand in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst en de veroordeling van [gedaagde 1] c.s. tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
2.3.
In verband met de huidige corona-crisis is de beslissing ten aanzien van de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde aangehouden tot de rolzitting van de kantonrechter van donderdag 4 juni 2020, alwaar partijen zich schriftelijk konden uitlaten over de vraag of de huurachterstand is voldaan of dat terzake een betalingsregeling is getroffen.
2.4.
Bij akte hebben beide partijen laten weten dat de huurachterstand na het vonnis van 10 april 2020 is opgelopen en dat het partijen (nog) niet is gelukt om een betalingsregeling te treffen.
2.5.
Zoals reeds is overwogen rechtvaardigt de hoogte van de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst en een veroordeling van [gedaagde 1] c.s. tot ontruiming van het gehuurde. De vordering terzake zal dan ook worden toegewezen. De kantonrechter gaat er daarbij vanuit dat Vestia zich houdt aan haar toezegging per e-mail van 3 juni 2020, zoals bij akte in het geding gebracht, om de mogelijkheid tot het treffen van een betalingsregeling na dit vonnis alsnog te onderzoeken.
2.6.
Nu partijen over en weer in conventie en reconventie in het gelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt.

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
ontbindt de huurovereenkomst met betrekking tot de woning gelegen aan de [adres] te Hoogvliet Rotterdam tussen partijen en veroordeelt [gedaagde 1] c.s. om binnen veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege [gedaagde 1] c.s. daar bevinden en het gehuurde onder overgave van de sleutels ter beschikking van Vestia te stellen;
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, des dat de één betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan Vestia te betalen de verschuldigde huurprijs zoals in het vonnis van 10 april 2020 genoemd, of zoveel hoger als bij een wettelijke verhoging zou zijn toegelaten, per maand met ingang van de maand maart 2020 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, ook die laatste maand voor een gehele te rekenen;
in conventie en reconventie:
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
37555