In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een confrontatie met een andere hondenbezitter. Tijdens deze confrontatie heeft de verdachte de andere persoon met een stuk glas in het gezicht gesneden, wat heeft geleid tot ernstig letsel en blijvende littekens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, maar heeft haar ontslagen van alle rechtsvervolging op basis van een geslaagd beroep op noodweerexces. De rechtbank heeft de omstandigheden van de confrontatie en de verklaringen van beide partijen zorgvuldig gewogen. De verdachte heeft aangevoerd dat zij zich verdedigde tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de aangever, die haar meerdere keren had geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een noodweersituatie verkeerde, maar dat de wijze van verdediging met het glas niet proportioneel was. Desondanks werd aangenomen dat de verdachte door de agressie van de aangever in een hevige gemoedsbeweging verkeerde, wat leidde tot de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging. Hierdoor werd het beroep op noodweerexces geaccepteerd, en werd de verdachte niet strafbaar verklaard. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.