ECLI:NL:RBROT:2020:7601

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2020
Publicatiedatum
31 augustus 2020
Zaaknummer
10/680293-19 vordering TUL VV: 10/691140-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en bedreiging tegen een jonge moeder en haar kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 augustus 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een ander een woningoverval heeft gepleegd. De overval vond plaats op 17 oktober 2019 in Ridderkerk, waarbij de verdachten zich voordeden als pakketbezorgers. De bewoonster was op dat moment alleen thuis met haar twee jonge kinderen. Tijdens de overval werd de vrouw onder bedreiging van een mes gedwongen om waardevolle spullen, waaronder horloges en sieraden, af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij de bewoonster werd vastgebonden en bedreigd. De rechtbank baseerde de bewezenverklaring op forensisch bewijs, waaronder vingerafdrukken en DNA-sporen, en op de inhoud van de aangetroffen telefoons van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5,5 jaar, rekening houdend met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en het strafblad van de verdachte. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij de rechtbank een schadevergoeding heeft toegewezen aan de benadeelde partij voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/680293-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/691140-17
Datum uitspraak: 27 augustus 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte]
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. P.H. van Akenborgh, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 augustus 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.H. Balk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5,5 jaar, met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/691140-17, met omzetting van de jeugddetentie in gevangenisstraf.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijpraak bepleit. Daartoe is – kort samengevat – aangevoerd dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte als één van de daders betrokken is geweest bij de woningoverval. Het dossier bevat aanwijzingen waaruit kan volgen dat een ander of anderen betrokken zijn geweest bij de overval.
Dit (alternatieve) scenario is onvoldoende onderzocht en kan daarom niet terzijde worden geschoven.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van het volgende. Op 17 oktober 2019 is een woningoverval gepleegd aan de [adres delict] . De twee daders deden zich daarbij voor als pakketbezorgers. Eén van de overvallers had een dicht getapte doos in zijn hand. Nadat de aangeefster de deur had opengedaan, zijn zij de woning binnengedrongen. De aangeefster was alleen thuis met haar twee kleine kinderen van één en twee jaar oud. Terwijl de aangeefster met haar kind op haar armen liep, werd zij onder bedreiging van een mes, dat zelfs tegen haar keel is gezet, gevraagd naar de kluis, de horloges en het geld. Daarbij werden ook doodsbedreigingen geuit. De aangeefster moest samen met de overvallers de woning door lopen op zoek naar waardevolle spullen. Uiteindelijk zijn horloges, sieraden, een iPhone en geld weggenomen. Bij het verlaten van de woning zijn de polsen van de aangeefster nog vastgebonden met een telefoonsnoer.
In de woning is forensisch onderzoek verricht. Op de tape van de door de overvallers achtergelaten doos is een vingerafdruk van de verdachte aangetroffen.
Verder is in de woning een punttang achtergelaten waarop DNA-sporen zijn aangetroffen, die in verband zijn te brengen met de verdachte en zijn moeder. Op zitting heeft de verdachte verklaard dat die tang van zijn vader is. Ook zijn twee bij de verdachte aangetroffen telefoons onderzocht. Hierop stonden onder andere foto’s, die zijn gemaakt de avond vóór de overval, van de portiekflat van de woning en de nabije omgeving. Ook zijn op de telefoon zoektermen gerelateerd aan de overval en de volgens de aangeefster buitgemaakte horloges aangetroffen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde woningoverval. Voor zover de verdediging op zitting een mogelijk alternatief scenario heeft willen schetsen, namelijk dat niet de verdachte maar iemand anders bij de overval is betrokken, wordt daaraan voorbij gegaan. Hiervoor is in de gebezigde bewijsmiddelen namelijk geen begin van aannemelijkheid te vinden.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 oktober 2019 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander in een woning gelegen aan de [adres delict]
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld en(merk)horloges en sieraden en een Iphone, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- dragen van gezichtsbedekkende kleding en
- tonen van een mes en
- ( vervolgens) vastpakken van die [naam slachtoffer 1] en zetten van dat mes tegen de keel van die [naam slachtoffer 1] en
- toevoegen van de woorden: “Waar is het geld en de horloges en de kluis?” en “Ik kan geen geld vinden dus je gaat mij geld geven” en “Je mag niet de politie bellen ander heb je een probleem” en “Als je de politie belt maak ik je dood” en ;
- dwingen van die [naam slachtoffer 1] om met hem, verdachte, en zijn mededader die woning door te lopen op zoek naar geld en goederen en
- vastbinden van de polsen van die [naam slachtoffer 1] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een uiterst lafhartige woningoverval op een jonge moeder met haar twee kleine kinderen van 1 en 2 jaar oud, waarbij geld, (merk)horloges, sieraden en een iPhone zijn weggenomen. Door zich voor te doen als pakketbezorgers hebben de verdachte en zijn mededader zich toegang tot de woning weten te verschaffen. Daarbij hebben zij het slachtoffer direct aangevallen. Tijdens hun zoektocht naar de kluis, het geld en de horloges hebben de verdachte en zijn mededader het slachtoffer met een mes bedreigd – waarbij het mes zelfs tegen haar keel werd gezet – en (daarbij) zeer dreigende bewoordingen gebruikt. Zo heeft de verdachte onder meer gedreigd dat als het slachtoffer de politie zou bellen, hij haar dood zou maken. Ook werden de polsen van het slachtoffer met een telefoonkabel vastgebonden, waarna de verdachte en zijn mededader de woning verlieten en het slachtoffer en haar twee jonge kinderen hulpeloos en ontredderd achterlieten. De verdachte en zijn mededader zijn bij de woningoverval planmatig te werk gegaan en hebben de overval - na een voorverkenning - gepland op het moment dat het slachtoffer alleen thuis was met haar kinderen. Door zijn handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat mensen in hun eigen woning zouden moeten hebben. De overval heeft zelfs tot gevolg gehad dat het slachtoffer en haar gezin zijn verhuisd naar een andere woning. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij puur uit eigen gewin en zonder enig respect voor de woning, de eigendommen en vooral het slachtoffer en haar gezin, deze overval heeft gepleegd. Hij heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevolgen voor het slachtoffer en haar gezin. Uit wat namens het slachtoffer ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat haar gevoel van veiligheid enorm is aangetast, dat zij nog dagelijks wordt herinnerd aan de overval en dat de gebeurtenis psychische en fysieke gevolgen heeft gehad en nog steeds heeft op haar dagelijks leven en op haar gezin.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van de verdachte van 27 juli 2020, waaruit blijkt dat hij in korte tijd meermalen is veroordeeld voor gewelds- en vermogensdelicten en dat hij ten tijde van de overval in een proeftijd en een schorsing liep.
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit, met een andere of lichtere sanctie dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet kan worden volstaan. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten in aanmerking genomen. Het uitgangspunt is daarbij een gevangenisstraf van drie jaar voor een woningoverval met licht geweld en bedreiging en een gevangenisstraf van vijf jaar bij ander geweld.
De rechtbank stelt vast dat er bij dit feit sprake is geweest van meer dan licht geweld – door het tonen en op de keel zetten van een mes en het vastbinden – en van een continue dreiging met geweld. Verder worden als strafverzwarende omstandigheden meegewogen dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband en dat de overval grondig is voorbereid, met een voorverkenning, een rolverdeling en een duidelijk plan. Ook het strafblad van de verdachte is in zijn nadeel meegenomen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 5,5 (vijfeneenhalf) jaar passend en geboden is.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

8.1.
Vorderingen benadeelde partijen
[naam benadeelde 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. Zij vordert een vergoeding van € 83.524,- aan materiële schade en
€ 2.750,- aan immateriële schade, nog te verhogen met 10% op basis van een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De gestelde materiële schade bestaat uit de posten:
- 8 horloges van het merk Hublot en Rolex € 60.000,- (€ 7.500,- per stuk);
- sieraden € 15.000,-
- telefoon € 1.115,-
- meubilair (kast) € 1.000,-
- verhuiskosten (verhuizer, raam- en vloerbekleding, naambordje/sleutels e.d.) € 5.350,-
- huishoudelijke hulp € 684,-
- hotelkosten € 375,-.
[naam benadeelde 2] (de echtgenoot van [naam benadeelde 1] )heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit. Hij vordert € 1.500,- aan immateriële schade, nog te verhogen met 10% op basis van een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] dient te worden toegewezen tot een bedrag van (€ 7.830,- + € 2.750,- =) € 10.580,- en voor het overige niet‑ontvankelijk dient te worden verklaard.
Daarbij heeft de officier van justitie verzocht het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde immateriële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten.
8.3.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en dat de benadeelde partijen om die reden niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
8.4.
Beoordeling
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Het deel van de vordering met betrekking tot de schadepost ‘horloges’ zal worden toegewezen tot een bedrag van (€ 1.700,88 + € 9.727,84 =) € 11.428,72, omdat dit deel van de schade genoegzaam met facturen is onderbouwd. Voor zover de vordering betrekking heeft op de gevorderde schadeposten ‘verhuiskosten’ (€ 5.350,-), ‘hotelkosten’ (€ 375,-) en ‘huishoudelijke hulp’ (€ 684,-) zullen deze in zijn geheel worden toegewezen. Deze kosten zijn niet betwist en komen de rechtbank niet onredelijk voor.
De benadeelde partij zal voor de overige gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de bewijsstukken daarvoor ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou nader onderzoek vergen en daarmee een onevenredige belasting van het strafproces vormen. Dit deel van de vordering kan daarom alleen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verder is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De daarvoor toe te kennen vergoeding stelt de rechtbank naar billijkheid vast op een hoger bedrag dan gevorderd, namelijk € 3.000,-.
Hierbij is uitdrukkelijk niet meegenomen de gevorderde verhoging van 10%.
Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, valt namelijk niet in te zien dat en waarom een dergelijke verhoging in deze specifieke strafzaak zou moeten worden toegepast. Dat deel wordt afgewezen.
De rechtbank zal de vordering dus toewijzen tot een bedrag van in totaal (€ 17.837,72 +
€ 3.000,- =) € 20.837,72, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 oktober 2019. Daarnaast wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Omdat de vordering van de benadeelde partij (gedeeltelijk) wordt toegewezen, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt tot op heden begroot op nihil.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Hoewel aannemelijk is dat het bewezenverklaarde feit ook de benadeelde partij heeft geraakt en dat hij in zijn hoedanigheid van echtgenoot en vader met het gevoel leeft dat hij zijn vrouw en kinderen niet heeft kunnen beschermen, ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank een deugdelijke onderbouwing van de aard van de aantasting in de persoon, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Omdat de benadeelde partij niet zelf bij de overval aanwezig is geweest, had een dergelijke onderbouwing verwacht mogen worden. Dit brengt mee dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Indien gewenst kan hij de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9..Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 21 december 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal met geweld, meermalen gepleegd, afpersing en een poging daartoe, mishandeling en diefstal in vereniging veroordeeld tot een jeugddetentie van 238 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 5 januari 2018 en met een jaar verlengd bij uitspraak van deze rechtbank van 17 oktober 2019.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het eind van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten pleegt, niet nageleefd. Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.
Omdat de veroordeelde de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat de veroordeelde niet meer in aanmerking komt voor jeugddetentie en dat de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke opgelegde strafdeel dient plaats te vinden als gevangenisstraf.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 36f, 47, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5,5 (vijfeneenhalf) jaar;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
de vordering benadeelde partij [naam benadeelde 1]
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 20.837,72 (zegge: twintigduizendachthonderdzevenendertig euro en tweeënzeventig eurocent), bestaande uit € 17.837,72 aan materiële schade en € 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil.
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 20.837,72(hoofdsom,
zegge: twintigduizendachthonderdzevenendertig euro en tweeënzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 20.837,72 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
139 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
de vordering benadeelde partij [naam benadeelde 2]
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 21 december 2017 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, in die zin dat deze vrijheidsstraf wordt omgezet in een gevangenisstraf van voormelde duur.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en M.R.J. Schönfeld, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.M. van den Hoek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 oktober 2019 te Ridderkerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning/pand gelegen aan de [adres delict]
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (te weten een bedrag van 200 euro of daaromtrent) en/of een of meer (merk)horloges en/of (een) siera(a)d(en) en/of een Iphone, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- dragen van gezichtsbedekkende kleding en/of
- tonen/voorhouden van een mes, althans een op een mes gelijkend scherp/puntig voorwerp en/of
- ( vervolgens) vastpakken van die [naam slachtoffer 1] en/of zetten van dat mes, althans scherp/puntig voorwerp tegen/op de hals/keel van die [naam slachtoffer 1] en/of
- toevoegen van de woorden: “Waar is het geld en de horloges en de kluis?” en/of “Ik kan geen geld vinden dus je gaat mij geld geven” en/of “Je mag niet de politie bellen ander heb je een probleem” en/of “Als je de politie belt maak ik je dood” en/of “Ga daar staan”, althans woorden van gelijke aard of strekking;
- dwingen van die [naam slachtoffer 1] om met hem, verdachte,en/of zijn mededader die woning/dat pand door te lopen op zoek naar geld en/of goederen en/of
- vastbinden van de polsen/armen van die [naam slachtoffer 1] .