Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[naam kind] ,
[naam moeder] ,
[naam pleegouders] ,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
De standpunten
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [naam kind], de pleegouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de GI en wenst dat [naam kind] thuis wordt geplaatst, terwijl de pleegouders zich zorgen maken over de veiligheid van [naam kind] na meerdere suïcidepogingen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds 15 juni 2018 in het pleeggezin verblijft en dat de ondertoezichtstelling is verlengd tot 10 september 2020. De kinderrechter heeft geoordeeld dat [naam kind] intensieve behandeling en begeleiding nodig heeft, en dat de pleegouders en de moeder op dit moment niet in staat zijn om deze zorg te bieden. Daarom is besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder toe te wijzen, met als doel de verzorging en opvoeding van [naam kind] te waarborgen.
De kinderrechter heeft ook overwogen dat artikel 1:265i BW niet van toepassing is op de situatie waarin een GI een kind uit een pleeggezin wil overplaatsen naar een andere voorziening. De kinderrechter heeft het verzoek om toestemming tot wijziging van het verblijf van [naam kind] afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 29 januari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.