ECLI:NL:RBROT:2020:760

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
C/10/589449 / JE RK 20-72
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) om een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van [naam kind], de pleegouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de GI en wenst dat [naam kind] thuis wordt geplaatst, terwijl de pleegouders zich zorgen maken over de veiligheid van [naam kind] na meerdere suïcidepogingen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds 15 juni 2018 in het pleeggezin verblijft en dat de ondertoezichtstelling is verlengd tot 10 september 2020. De kinderrechter heeft geoordeeld dat [naam kind] intensieve behandeling en begeleiding nodig heeft, en dat de pleegouders en de moeder op dit moment niet in staat zijn om deze zorg te bieden. Daarom is besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder toe te wijzen, met als doel de verzorging en opvoeding van [naam kind] te waarborgen.

De kinderrechter heeft ook overwogen dat artikel 1:265i BW niet van toepassing is op de situatie waarin een GI een kind uit een pleeggezin wil overplaatsen naar een andere voorziening. De kinderrechter heeft het verzoek om toestemming tot wijziging van het verblijf van [naam kind] afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 29 januari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/589449 / JE RK 20-72
datum uitspraak: 23 januari 2020
beschikking machtiging tot uithuisplaatsing en toestemming wijziging verblijfplaats
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2004 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam pleegouders] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 9 januari 2020, ingekomen bij de griffie op 10 januari 2020.
Op 23 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. Hau-Cheng voornoemd,
- de pleegouders,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, mevrouw [naam vertegenwoordigster 1] en mevrouw [naam vertegenwoordigster 2] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan een pleegzorgwerker, mevrouw
[naam] .
[naam kind] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind] verbleef sinds 15 juni 2018 in het gezin van de pleegouders.
Bij beschikking van 5 september 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 10 september 2020. De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd voor de duur van een jaar.
[naam kind] verblijft sinds 27 december 2019 (zonder een daartoe strekkende machtiging) op een crisisopvang.

Het verzoek

De GI heeft verzocht toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van [naam kind] van het pleeggezin naar de crisisopvang Randweg 73 van Enver te Rotterdam, accommodatie jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. Daarnaast heeft de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in de crisisopvang verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling. Ter zitting is gebleken dat de GI heeft bedoeld te verzoeken een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] heeft op 17 december 2019 een suïcidepoging ondernomen. Naar aanleiding hiervan is [naam kind] voor een time-out in het Erasmus MC geplaatst. De pleegouders hebben aangegeven zijn veiligheid niet meer te kunnen waarborgen. Daarom is [naam kind] na de time-out op de crisisopvang geplaatst. [naam kind] heeft aangegeven graag te willen doorstromen naar een kamertrainingscentrum. De GI is van mening dat een tussenstap in de vorm van een perspectiefhuis het beste is voor [naam kind] . Op korte termijn zal Youz diagnostisch onderzoek uitvoeren om te bezien welke behandeling het meest passend is voor [naam kind] .

De standpunten

Namens en door de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen de verzoeken van de GI. De moeder wil graag dat [naam kind] thuis wordt geplaatst. De moeder betwist dat er onvoldoende structuur zal zijn als [naam kind] weer bij haar komt wonen. De moeder staat open voor hulpverlening en erkent dat [naam kind] professionele hulp nodig heeft.
De pleegouders hebben ter zitting aangegeven dat [naam kind] zich toenemend onttrok aan de regels en aan het gezinssysteem. De pleegouders maken er zich vooral zorgen over dat er nog geen hulp is ingezet voor de inmiddels vier suïcidepogingen die [naam kind] heeft ondernomen. De pleegouders kunnen de veiligheid van [naam kind] niet meer garanderen maar onderhouden wel contact met [naam kind] op de crisisopvang.
De pleegzorgwerker heeft aangegeven dat het belangrijk is dat [naam kind] onderzocht wordt. Afhankelijk van de resultaten van dat onderzoek kan worden bezien wat [naam kind] nodig heeft. De pleegzorgwerker is van mening dat [naam kind] , gezien de zorgen, intern behandeld zou moeten worden. De vraag is echter of [naam kind] hiervoor open staat.

De beoordeling

De kinderrechter zal eerst een oordeel geven over het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
Uit de overlegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt het volgende. [naam kind] heeft recent enkele suïcidepogingen ondernomen. Als gevolg hiervan is [naam kind] in het Erasmus MC geplaatst voor een time-out. In het Erasmus MC is [naam kind] geobserveerd en is geoordeeld dat er geen sprake is van een verhoogd suïciderisico bij [naam kind] . Na zijn verblijf in het Erasmus MC is [naam kind] op 27 december 2019 overgeplaatst naar een crisisopvang, omdat de pleegouders aangaven
de veiligheid van [naam kind] in het pleeggezin niet langer te kunnen waarborgen. De GI heeft op dat moment verzuimd een daartoe strekkende machtiging aan de kinderrechter te vragen.
De kinderrechter is van oordeel dat [naam kind] vanwege zijn persoonlijke problematiek intensieve behandeling en begeleiding nodig heeft. De kinderrechter is van oordeel dat [naam kind] op dit moment meer nodig heeft dan wat de pleegouders en de moeder hem kunnen bieden. Voorts is het noodzakelijk dat er op korte termijn onderzoek zal worden gedaan naar wat [naam kind] verder nodig heeft. De kinderrechter is van oordeel dat een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder op dit moment de meest geschikte plek is voor [naam kind] en zal daarom het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder toewijzen.
Uit het voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding, zoals genoemd in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Ten aanzien van het verzoek om toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [naam kind] overweegt de kinderrechter het volgende. Op grond van artikel 1:265i van het BW behoeft de GI de toestemming van de kinderrechter voor wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste één jaar door een ander als de ouder is opgevoed en verzorgd als behorende tot zijn of haar gezin. Artikel 1:265i van het BW ziet naar het oordeel van de kinderrechter niet op de situatie dat een GI een kind uit een pleeggezin wil overplaatsen naar een andersoortige voorziening zoals een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Op die situatie ziet artikel 1:265b van het BW. Het verzoek om toestemming tot wijziging in het verblijf zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 20 september 2020;
wijst af het meer of overige verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2020 door mr. M.J.M. Marseille, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Gregoor als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 januari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.